100 jaar Spoorlijn Eindhoven – Weert (3)

Heemkronijk jaar:2015, jaargang:54, nummer:3, pag:43 -52

100 jaar Spoorlijn Eindhoven – Weert (3)

door: Andre Josiassen

Inleiding

In de twee voorgaande afleveringen is het moeizaam tot stand gekomen besluit tot aanleg van de spoorlijn alsmede de daadwerkelijke aanleg van de spoorlijn en de bouw van stations beschreven. In deze laatste aflevering zal worden ingegaan op het aanleggen van de Stationsstraat en de feestelijke opening van de spoorlijn.

Aanleg van de Stationsstraat in Geldrop

Daar het station op grondgebied van Zesgehuchten was gebouwd, 500 m van de bebouwde kom in Geldrop, moest een verbindingsweg worden aangelegd. Op 30 januari 1909 wendde het gemeentebestuur van Geldrop zich tot het Ministerie van Waterstaat met het verzoek om een toegangsweg vanuit de kom van Geldrop (Kerkstraat) naar het stationsgebouw.

Op 11 maart 1909 kreeg B & W van Geldrop antwoord. De Exploitatie-maatschappij vond het verzoek billijk daar vanuit de kom van Geldrop het ontworpen stationsgebouw moeilijk bereikbaar was. Tussen de kom en het station bevonden zich enkel landerijen. Ofwel via de Eindhovenseweg en de noordelijk gelegen Parallelweg ofwel via de Laarstraat of Heggestraat en de zuidelijk gelegen Parallelweg kon men het station bereiken. Vanuit vier van de zes gehuchten, Hoog Geldrop, Riel, Genoenhuis en Gijzenrooi, alle gelegen aan de westzijde van de spoorlijn, kon men het station bereiken via de te bouwen brug over de Eindhovenseweg dan wel via het te bouwen tunneltje bij de Laarstraat. Vanuit Hulst en ’t Hout, de andere twee gehuchten en aan de oostzijde van de spoorlijn liggend, kon men via de Parallelwegen het station bereiken. Hulst zou bovendien een betere toegangsweg naar de Rijksweg, nu Eindhovenseweg, krijgen.

Met betrekking tot de nieuwe verbindingsweg (Stationsstraat) liet de  Exploitatie-maatschappij weten:

“……  dat wij bereid zijn den Minister van Waterstaat te adviseren tot de totstandkoming daarvan mede te werken.

            Intusschen zullen de kosten van aanleg aanmerkelijk grooter zijn dan voor den ontworpen Paralelweg, welke laatste bovendien nodig zal blijven.

            Wij achten het daarom noodig, dat in de kosten van den nieuwen weg door de gemeente op de een of andere wijze zal worden bijgedragen. Bij eene bespreking door een onzer Leden met den Burgemeester Uwer gemeente, ontmoette het denkbeeld om een deel der kosten voor rekening der Gemeente te nemen, geen bezwaar.

            Wij zouden meenen, dat die bijdrage zou kunnen bestaan in dien vorm, dat de Gemeente het benoodigde terrein ter beschikking stelde, of, waar de onteigening zou kunnen worden opgenomen in die voor den spoorweg, zich bereid verklaarde de kosten van aankoop der benoodigde terreinen voor hare rekening te nemen.

            Gaarne zullen wij daarom van U vernemen of de Gemeente Geldrop, in dien geest bereid zou zijn tot de totstandkoming van den nieuwen toegangsweg mede te werken, of op andere wijze in de kosten bij te dragen.

            Mocht de gemeente daartoe bereid zijn, dan zijn wij genegen, den Minister van Waterstaat voor te stellen, de onteigening van den toegangsweg alsnog in de onteigenings-plannen op te nemen en te bepalen, dat de aanleg en verharding van den weg alsnog tot de werken van aanleg van den spoorweg zullen behooren.”

Daar de Minister van Waterstaat om snel  advies had gevraagd vroeg de Raad van Toezicht aan de gemeente Geldrop nog voor de 16e maart antwoord te geven.

De gemeente Geldrop heeft snel ingestemd met bovenstaand voorstel en vraagt aansluitend aan de Exploitatiemaatschappij welke gronden voor de aanleg van de toegangsweg naar het station dan moeten worden aangekocht.

Van het Bouwbureau van de S.S. ontvangt men een 2-tal ‘lichtdrukken’ waarop de relevante bouwgronden gearceerd zijn weergegeven. In de bijgaande brief staat o.a.:

“Zooals vroeger besproken is, zal m.i. de Staat nimmer meer dan de kosten van den weg betalen en zullen dus daarbuiten vallende dubbel gearceerde terreinen door de Gemeente tegen kostende prys van den Staat zijn over te nemen. U zult daarom in bygaande staat, aangevende de te onteigenen grootte, eene rubriek vinden voor de totaal aan te koopen oppervlakte, benevens eene kolom, aanduidende welk gedeelte door de Gemeente van den Staat zal worden overgenomen.”

Het onteigenen van grond

De onteigeningsprocedure werd direct na ontvangst van bovengenoemde brief door de gemeente Geldrop gestart. Uit een schrijven van 14 april 1909 blijkt dat de relevante percelen grond (zie ook de ontwerptekening hierna), waarop de toegangsweg naar het station zal worden aangelegd, toebehoorden aan de volgende personen met vermelding van de perceelgrootte:

Naam                                          Beroep        Perceelgrootte Aren c.aren

- Vincent van den Heuvel            Lid Tweede Kamer                          7  

        -                                           Lid Prov. Staten

- Johannes Scheepers                 Kantoorbediende                14        79

- Anna Maria Josina ter Boogh,    weduwe Jaspers                 26        26

- Johannes Ummelen                   Kleermaker        )

  Theodorus Sweegers                 Behanger           )  Armen-    10        46

  Johannes Sanders                     Handelsagent     )  bestuur      

- Hubertus Nelissen                      Gilde St. Catharina               5         94

  Alphonsus Ummelen                   Gilde St. Catharina

- Joannes Baptist Jos. Bruning     Fabrikant                             14        96

- Giliana Scheepers,wed.Th.Sprengers Winkelierster                3         19

- Meglien Kusters, wed.Theodorus Vlemmings Koopvrouw        1         10

- Wilhelmus Vera en Maria              Vera Fabrikant                   11        44

 - Johannes Vinks                             Voerman                           16        89

- Johannes Mat. Eijcken                   Graanhandelaar                22        20

- Clercx                                              Bierbrouwer                       7         44

                                                                           Totaal            141         67

Allen waren ingezetenen van Geldrop en verklaarden, tegenover de burgemeester, hun onroerend goed voor de aanleg van de weg te zullen verkopen.

Voor de meeste percelen werd een prijs betaald van f  0,21 per m². Voor een 2-tal andere percelen, toebehorend aan de heer Bruning en de weduwe Sprengers-Scheepers, werd f  0,70 per m² betaald. (1 are = 100 m²)

Maar er moest ook een doorbraak komen vanuit de kom van Geldrop naar het te bouwen station. Notaris Mertens wist wel een oplossing. Hij had een 2-tal percelen in de verkoop tegenover wat toen de Kerkstraat heette, aan het begin van de Heggestraat. Ze waren eigendom van bakker Peijnenburg en stonden al een tijd te koop. De verkoopprijs bedroeg f 10.000,-. In de kantlijn van de overeenkomst tussen Peijnenburg enerzijds en burgemeester Fleskens anderzijds, opgemaakt op 19 maart 1909, staat expliciet vermeld dat de afbraakkosten van beide percelen voor rekening van bakker Peijnenburg zijn. Overigens werden de beide panden pas in oktober 1912 afgebroken. Een ervan, de woning, heeft nog dienst gedaan als kantoor voor aannemer De Vries.

Kadasterkaart 1873: Bij benadering projectie Stationsstraat.

De doorbraak was dus bekend, maar waar kwam het station precies te liggen? Bij het afbakenen van het traject bleek dat op grond van Zesgehuchten te zijn, zeer tot ongenoegen van de industriëlen. Fabrikant Schellens stuurde een brief naar de krant om de industriëlen aan te sporen tot samenwerking om de spoorlijn alsnog verlegd te krijgen. Er ging ook een brief van de burgemeester van Geldrop naar de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid:

“…… dat hij gezien heeft, dat de ontworpen spoorlijn Eindhoven – Weert, zooals zij thans is uitgebakend, het grondgebied van Geldrop niet aan doet;

            Dat in de overeenkomst betreffende den aanleg en de exploitatie van den spoorweg van Weert naar Eindhoven tusschen den Staat der Nederlanden en de Maatschappij tot Exploitatie van staatsspoorwegen, bekrachtigd door de wet, in artikel 1 voorkomt, dat de spoorweg zal loopen langs Geldrop.

            Redenen waarom hij U.E. dringend verzoekt, uitvoering te willen geven aan artikel 1 dier overeenkomst en den spoorweg alsnog eene ombuiging te geven over het grondgebied van Geldrop.”

De actie had enig succes. Burgemeester Ter Borgh ontving korte tijd later een brief dat de spoorlijn in de onmiddellijke nabijheid van de gemeente zou worden aangelegd. Op 18 juni werden de bakens verplaatst, zodat iedereen kon zien dat de verandering ten gunste van Geldrop was. Nou, de afbakening was voor Geldrop dan wel iets gunstiger maar beslist niet op hun grondgebied. Het los- en laadstation kwam op grondgebied van de buurtschap ‘De Papenvoort’ te liggen, evenals een deel van de spoorlijn. Maar hierover later meer. Op de kadastertekening is bij benadering de Stationsstraat geprojecteerd met rechtsonder het station.

Voor wat betreft de financiën ontving B & W van Geldrop op 28 mei 1909 een brief van het Ministerie van Waterstaat o.a. inhoudende:

“ …… Ik heb de eer U mede te deelen, dat heden door mij is beslist, dat voor Rijksrekening zullen worden aangelegd een toegangsweg naar het station Geldrop, volgens de afmetingen (20 M. breedte van onteigening, 7 M. breedte der klinker-verharding) genoemd in Uw schrijven van 8 Mei j.l., en een verbindingsweg van het gehucht Hulst met den Rijksweg.”

Uitvoerende werkzaamheden

Nadat de grond, nodig voor de aanleg van de weg naar het nog te bouwen station, was onteigend kon men daadwerkelijk van start gaan.

Op 10 juli 1911 werd een ontwerptekening van de Stationsstraat gestuurd naar de burgemeester van Geldrop. Hierop is naast een 2-tal flauwe bochten ook het hoogteverloop (afschot) weergegeven.

Van de Korte Kerkstraat tot de eerste bocht (hoogte pastorie) bedraagt het afschot 4 mm/m en vandaar tot aan het station 3 mm/m. Daar de Stationsstraat ca. 500 m lang is betekent dit een afschot van ruim 1,5 m. Bij flinke stortbuien is dit, voor de bewoners aan het einde van de Stationsstraat, goed merkbaar. Op de ontwerptekening is ook een dwarsprofiel van de weg weergegeven. De klinkerweg wordt enigszins bol aangelegd en het voetgangersgedeelte heeft een afschot van 2 mm/m. De breedte van de weg bedraagt 8,00 m inclusief de afwateringsgeul (de goot). Op de tekening zijn ook de percelen en de namen (moeilijk leesbaar) van de, eerder genoemde, eigenaren aangegeven. 

De straat werd in 1912 aangelegd. Maar de doorbraak naar de Korte Kerkstraat vond pas op het einde van dat jaar plaats.

De Meijerijsche Courant van 22 oktober schreef daarover het volgende:

“J.l. woensdag is alhier een begin gemaakt met het sloopen van het vroegere huis en bakkerij van den Heer F. Peijnenburg, laatst in eigendom bij de Heeren Gebr. De Vries, aannemers der nieuwe spoorlijn Eindhoven – Weert. Deze hadden de laatste 2 jaren aldaar hun kantoor hetwelk thans is verplaatst nabij de machineloods op het Laar. Door het verdwijnen van dit perceel zal een verbinding tot stand worden gebracht van de nieuwe Stationsstraat met den Provincialen weg en de Kerkstraat. Reeds is men met de Klinker-bestrating van de nieuwe weg gevorderd tot nabij het Hof van Holland van de heer Frans Peijnenburg.”    

Ontwerptekening Stationsstraat van 10 juli 1911.  

Na afbraak van de oude panden van Peijnenburg werd de situatie ter plaatse op tekening vastgelegd. Hierop staan de oude, niet meer in gebruik zijnde, straatnamen genoemd. De straat langs de hoofdingang van de kerk heette toen Kerkhofstraat. Rechts van de kerk bevond zich toen een kerkhof. De straat daarlangs, richting de Heuvel, heette toen nog Kerkstraat, nu de Heuvel. Ook hier had men met hoogteverschillen te maken.

Bouw van woningen, scholen en een klooster

In de nieuwe straat werd reeds in 1912 begonnen met de bouw van een hotel (Hof van Holland). Daarnaast verschenen o.a. diverse fabrikantenwoningen, een tweetal scholen en een klooster. Het is voor velen de mooiste straat van Geldrop.

Schets aansluiting Stationsstraat op het centrum van Geldrop. 

De feestelijke opening van de spoorlijn

op 30 oktober 1913, vond de feestelijke opening plaats. Dit werd niet enkel in Eindhoven en Weert gevierd maar ook in de daar tussenliggende plaatsen Geldrop, Heeze, Leende, Maarheeze en Sterksel.

Volgens de Meijerijsche Courant van die dag was het stralend weer in Zuidoost-Brabant en op alle stations hing dan ook de nationale driekleur in het gouden zonlicht te wapperen. De feestelijke opening begon op het oude raadhuis van Eindhoven, helaas in de jaren 60 afgebroken.

Dr. Cornelis Lely (midden met hoge hoed). 

Aldaar kwamen de genodigden tezamen zoals de Minister van Waterstaat, dr. Cornelis Lely, zijn voorganger de heer Regout, Kamerleden, de Commissaris van de provincie Limburg, ingenieurs van Staatsspoorwegen, en vele anderen. Volgens de krant was de Commissaris van de provincie Noord-Brabant door ziekte verhinderd. Na een welkomstspeech door de burgemeester van Eindhoven, de heer Van Mens, en na het drinken van “den eerewijn” toog het gezelschap naar het station. Aldaar wachtte de met vlaggen versierde stoomlocomotief met een aantal rijtuigen die hen naar Weert zou brengen. In het midden bevond zich het salonrijtuig waarin de Minister, de oud-Minister, Kamerleden, Burgermeesters en autoriteiten plaats namen. De andere genodigden, zoals de pers, vonden plaats in de andere rijtuigen. Op het perron was uiteraard ook de Koninklijke Harmonie ‘Apollo’s Lust’ aanwezig die het Wilhelmus en andere stukken ten gehore bracht.

Na enige tijd gaf de locomotief het sein en de eerste officiële trein Eindhoven-Weert zette zich in beweging richting Tongelre, toen nog een aparte gemeente. Even werd nog het traject richting Venlo gevolgd, maar in Tongelre bogen de rails af in zuidelijke richting, over het kanaal Eindhoven-Zuid-Willemsvaart, naar de weg Eindhoven-Geldrop. Hier werd de weg echter niet gelijkvloers gekruist maar ging er hoog overheen. Het gemeentebestuur van Geldrop had namelijk gedaan gekregen dat het spoor door zijn gemeente verhoogd werd aangelegd. Daardoor werd een goede verbinding met Zesgehuchten behouden.

Na een paar honderd meter werd er gestopt bij het nieuwe Geldropse station. De genodigden werden o.a. door de harmonie ‘La Réunion Musicale’, onder leiding van directeur Madlener, op het perron opgewacht. Vele inwoners uit Geldrop en Zesgehuchten waren bij de officiële opening aanwezig. De burgemeester van Geldrop, de heer Fleskens, sprak mede namens de Raad, zijn waardering uit over de totstandkoming van de spoorlijn. De textielindustrie had al decennia lang geklaagd over de slechte aan- en afvoerwegen en men hoopte dat met de aanleg van de spoorlijn hieraan een einde zou komen. Minister Lely van Waterstaat sprak de hoop uit dat de Geldropse industrie een zodanige vlucht zou nemen dat het nieuwe station weldra te klein zou zijn. Vervolgens werd het glas geheven.

Na de diverse speeches en “den eerewijn” werden het station en het emplacement zowel door de autoriteiten als de bevolking van Geldrop en Zesgehuchten bezichtigd.Feestelijke opening in Geldrop. 

Maar weldra klonk de stoomfluit en ging de trein naar het volgende station, dat van Heeze-Leende, zoals het station toen werd genoemd, volgens de krant “een bouw die Geldrop naar de kroon steekt”.  En ook daar werden de autoriteiten verwelkomd door de plaatselijke harmonie en de inwoners en werd er gesproken door de burgermeesters van zowel Heeze als Leende en natuurlijk door Minister Lely. Burgemeester Strijbosch van Heeze sprak “van den dank die heel Heeze nu bezielde jegens de regeering, jegens de autoriteiten, jegens allen die hadden meegewerkt dit schoone ondernemen tot stand te brengen.” De burgemeester van Leende sprak de woorden “had men al niet gekregen, wat men zoo graag wenschte, en waarvoor pogingen in het werk waren gesteld de ombuiging naar Leende, toch was ook deze gemeente blij gestemd om de nieuwe lijn, welke zeker ook tot haar voordeel veel zal bijdragen.” Minister Lely gaf als antwoord dat hij hoopte dat de nieuwe lijn de welvaart van Heeze en Leende zal doen toenemen. De “eerewijn” werd aangeboden, het station en emplacement bezocht en de reis werd voortgezet naar de halteplaats Sterksel.

In Sterksel werden ze opgewacht door de harmonie ‘Mutua Fides’ van Budel. De burgemeester van Soerendonk hield een kleine toespraak inhoudende een welkom aan de Minister en de genodigden en de wens uitsprekend dat ook Sterksel “door het nieuwe verkeersmiddel tot bloei moge geraken.” Na de “eerewijn” werd Maarheeze aangedaan.

Halteplaats Sterksel (Archief Spoorwegmuseum).

In Maarheeze werd het gezelschap opgewacht door de, eveneens uit Budel komende, fanfare ‘De Volharding’. Men verliet de trein “om te aanhooren de rede van den bejaarden maar stoeren burgemeester Moons. Nauwelijks twee jaar geleden, zegt spreker, was het hier een onvruchtbare heide waar slechts het gekwaak van kikvorschen gehoord werd en het geschreeuw der vogels. Maar nu de ondernemingsgeest der Maatsch. tot Exploitatie van S.S. over de heide is gegaan, hooren we het gefluit der locomotief op wat gisteren nog woeste heide was, hebben we nu een prachtige spoorbaan met fraaie gebouwen en luchtige lokalen, die strekken tot eer en roem der gemeente en der maatschappij.” En dat ging zo nog even door want hij was niet alleen bejaard en stoer maar ook breedsprakig! Na bezichtiging en de “eerewijn” klonk de stoomfluit en ging men op weg naar Weert.

Station Maarheeze (Archief Spoorwegmuseum).    

Men had nogal wat vertraging opgelopen vandaar dat de locomotief met grote snelheid Weert naderde. De ontvangst had hier plaats in het concertgebouw in de Stationsstraat, daar het Stationsgebouw nog niet klaar was. De fraaie zaal was smaakvol met vlaggen, trofeeën en de provinciale wapens ingericht. Aldaar werd het gezelschap opgewacht door de Weertse fanfare St. Antonius. Burgemeester Kolkman, een jong en kranig figuur, sprak een rede uit “die getuigde van diepgaande studie, van hoogst ernstige opvatting der taak, van belangenbehartiging, hem zo toevertrouwd. Hij beschouwt Weert in den loop der historie van de vroegste tijden af, van de zevende eeuw, hoe zijn belangen gediend maar ook miskend werden, hoe ook hier het gebrek aan de noodige vervoers-middelen den strijd van het bestaan had bemoeilijkt, hoe oorlogen, plundering, godsdiensttwisten aan dat alles het hunne hebben bijgedragen, maar bij het terugkeeren der rust en vrede de zucht en het verlangen naar verkeersmiddelen zich zoveel te meer doet gevoelen.”

Hij eindigde zijn redevoering met het uitspreken van de beste wensen en gaf het woord aan Minister Lely. Deze legde er in zijn speech de nadruk op “dat nu bij terugkeer der gelijkgerechtigde omstandigheden bij dit nieuwe verkeersmiddel Weert in staat moge zijn den wedijver te doorstaan op glanzende wijze met groote steden, ja met de beste steden van ons land en Weert moge toenemen in groei en bloei.”

Na het officiële gedeelte bracht de fanfare St. Antonius weer zijn muzikale kunsten ten gehore. En de gemeente had “op hoofsche wijze zorg gedragen voor een five’s o’clock waarvan druk gebruik werd gemaakt.”

De krant schrijft verder dat men in Weert de opening van de spoorlijn in mei 1914 opnieuw zou gaan vieren “die klinkt als een klok”. De reden daarvan was dat het station Weert op de openingsdag van de spoorlijn nog niet klaar was en men daarom het gezelschap in het concertgebouw moest ontvangen. Inmiddels vertrok de trein met genodigden terug naar Eindhoven.

Mogelijk dat men op de hoogte van Geldrop de harmonie op de Heuvel kon horen spelen want aldaar waren ze nog steeds niet uitgefeest. Daarover later meer!

Op deze feestelijke gebeurtenissen hebben de inwoners van genoemde plaatsen ruim 40 jaar moeten wachten.

Feestelijkheden na terugkomst in Eindhoven

Toen de trein met genodigden terugkwam in Eindhoven verkeerde de stad nog steeds in een feeststemming. Bij aankomst speelde de fanfare St. Cecilia op de Markt. De genodigden konden genieten van een door de gemeente Eindhoven aangeboden feestmaal. In een aantekenschriftje van de burgemeester van Eindhoven zijn de voorbereidingen daartoe opgetekend:

Aan de heer A.J. van Breda, cuisinier te Tilburg, schreef hij op 4 oktober 1913:

“Het Gemeentebestuur van Eindhoven is voornemens 30 October a.s. een diner te geven, waaraan ± 60 personen zullen aanzitten en wil daarvoor besteden f 8,- à f 9,- per couvert, zonder wijn, doch waaronder wel de levering behoort begrepen te zijn van servies, glaswerk en menu’s, van koffie en liqueuren en de tafelversiering (van bloemen van een kleur). Gaarne ontving ik spoedig bericht of U een diner op dien datum onder deze voorwaarden kunt leveren en zoo ja, dan ontving ik gaarne van U eenige menu’s ter keuze.”

Waarschijnlijk werd de wijn van de cuisinier niet hoog aangeslagen en heeft de burgervader die elders ingekocht.

Ook is hij nog eens gaan rekenen wat het allemaal zou gaan kosten, of hij is teruggefloten door de Raad, want er volgde een tweede brief naar de cuisinier: “De Commissie van voorbereiding der feestelijke opening der lijn Eindhoven – Weert zou nog gaarne een menu ontvangen van f 6,- à f 7,- per couvert onder dezelfde voorwaarden als opgegeven bij brief van 4 October j.l.”

Kennelijk was dat mogelijk want de volgende uitnodigingen gingen de deur uit.

Uitnodiging van de Burgemeester en de raad van Eindhoven.

Voor het diner werden uitgenodigd:

- Burgemeester van Eindhoven P.H. van Mens

- Dr. Cornelis Lely, Minister van Waterstaat

- L.H.W. Regout, oud-Minister van Waterstaat

- Jhr. Mr. Ruijs de Beerenbroeck, Commissaris der Koningin van Limburg

- De heer Stieltjes, Voorzitter Raad van Toezicht

- Jhr. J.A. van Kretschmar van Veen, Dir.-Generaal van de Staatsspoorwegen

- Jhr. C. Beelaerts van Blokland, Afdelingschef van de SS

- Mr. W.J. van Overbeek de Meyer, Afdelingschef van de SS

- F. de Monté Verloren, Administrateur Waterstaat

- Burgemeester Kolkmans van Weert

- Burgemeester Fleskens van Geldrop, ook in zijn hoedanigheid van Tweede Kamerlid

Daarnaast diverse rijks- en districtingenieurs, inspecteurs, leden van Provinciale en Gedeputeerde Staten, leden van de Tweede Kamer, onder wie Vincent van den Heuvel uit Geldrop, die overigens toen geen Kamerlid meer was.

Ook voorzitters en secretarissen van de Kamer van Koophandel van Eindhoven en Weert, wethouders van Eindhoven en Weert, burgemeesters van Maarheeze, Heeze, Budel, Soerendonk, Woensel, Gestel, Stratum, Tongelre, Strijp, de directeur van de Meijerijsche Tramweg Mij. en de stationschef van Weert.

Ook ging er een brief naar de directeur van het Stedelijk Muziekcorps te ’s-Hertogen-bosch: “…. en zou dat diner gaarne door strijkmuziek opgeluisterd zien. Het zoude mij aangenaam zijn spoedig van U te vernemen of U op dien datum met de kleine kapel (strijkmuziek) hier kunt komen en onder welke voorwaarden. Het diner vangt aan 5½ uur en zal eindigen 8 uur”.

Het Stedelijk Muziekcorps beantwoordde de brief waarop de burgemeester schrijft:

“…… dat Uw aanbod van f 75,- voor een strijkorkestje op 30 October 1913 van twaalf personen met inbegrip van alle kosten wordt aangenomen. Er zal voor ververschingen voor deze personen worden zorggedragen: een paar broodjes met koffie, thee of iets dergelijks.”

Het zal er gezellig aan toegegaan zijn maar de pers was daar niet bij zodat we niet precies weten hoe het diner verlopen is. En natuurlijk was niet iedereen het eens met deze feestelijkheden, ook het gemeenteraadslid Verhagen niet: “Hij heeft gehoord van een zeer groot getal invité’s. Wij krijgen een hoop volk en dat zal veel geld kosten. Maar één ding ontbreekt er aan, men heeft vergeten de gemeentebesturen van de aangrenzende gemeente te vragen. Etc. etc.”

’s Avonds was er muziek en vuurwerk op de Markt. Volgens de krant “woonde een dichte menschenmenigte met blijkbare belangstelling het prachtig geslaagde concert bij door de Koninklijke Harmonie op de kiosk op de Markt gegeven. Na afloop daarvan werd een niet zeer langdurig maar fraai vuurwerk gegeven. Aan geknal en geknetter geen gebrek, hoog opvliegende vuurpijlen, vuurpijlen in kleur-bouquetten zich ontwikkelend zochten de sterren op aan ’t firmament, krachtig donderend uiteen vielen fluitend omlaag. Duizenden mag men wel zeggen, bewogen zich in en bij de Markt en genoten van het schouwspel.”

In Geldrop bleef men ook doorfeesten. Voor speciale genodigden was er een diner in Hotel Knaapen op de Heuvel. De harmonie gaf ter plaatse een concert dat door talrijke inwoners werd bijgewoond. Later op de avond werd er op de Heuvel een prachtig vuurwerk afgestoken, geschonken door H.N.C. baron Van Tuyll van Serooskerken. 

De Geldropse fabrikanten konden tevreden zijn met dit succes!

Voorblad feestprogramma van 30 oktober 1913 ter gelegenheid van de opening van de spoorlijn Eindhoven-Weert.

Feest-Program van 30 oktober 1913.

De spoorlijn in bedrijf

De lijn Eindhoven – Weert werd officieel op 1 november 1913 in gebruik genomen. Het was de eerste moderne hoofdspoorweg van Nederland die over het gehele traject tweesporig werd aangelegd. Bovendien werd de lijn, in de plaatsen Geldrop, Heeze en Weert, verhoogd aangelegd.

Vijfmaal per dag kon men vanuit Eindhoven naar Weert reizen. De vertrektijden vanuit Eindhoven waren resp. 5.50 uur, 7.55 uur, 10.30 uur, 14.50 uur en 18.53 uur.

De rit van Eindhoven naar Weert duurde 40 minuten en van Eindhoven naar Geldrop 7 minuten.

Menu van het feestmaal ter gelegenheid van de opening van de spoorlijn Eindhoven-Weert op 30 oktober 1913. 

Menu van het feestmaal ter gelegenheid van de opening van de spoorlijn Eindhoven-Weert op 30 oktober 1913. 

Menu van het feestmaal in Hotel Knaapen ter gelegenheid van de opening van de spoorlijn Eindhoven-Weert op 30 oktober 1913.

 Hotel Knaapen op de Heuvel in Geldrop. 

 

Ga terug