Heemkronijk jaar:2015, jaargang:54, nummer:4, pag:76 -79
Archeologisch overzicht van Geldrop (4)
door: Jan Broertjes
Romeinse tijd
Na de ijzertijd, zoals deze is beschreven in het vorige deel (zie Heemkronyk, jrg. 53 2014, nr. 3, p.57-59), brak de Romeinse tijd aan. Deze tijd duurde hier van 58 voor Christus tot 406 na Christus. De Romeinen hebben strijd moeten leveren tegen de Bataven, de Galliërs, Germanen en de Franken. De strijd tegen de Bataven was tijdelijk. Door de eeuwen heen moesten de Romeinen zich hier verdedigen, hetgeen nogal eens moeilijk was.
Denk maar niet dat hier overal Romeinen rondliepen. Nee, het normale plattelands-leven ging gewoon door. Pas later kwamen er wat contacten tussen de inheemse mensen en de Romeinen in de vorm van handel en diensten. De Romeinse soldaten hielden zich vooral op langs Maas en Rijn, waar zij diverse versterkingen hadden gebouwd. Denk maar aan Maastricht, Blerick, Cuijk en Nijmegen en ook Xanten aan de Rijn. Deze versterkingen of castellums groeiden uit tot belangrijke steden in die tijd. De bewoners hadden voedsel nodig. De inheemse boeren leverden dan ook graan etc. aan de steden. Zo ontstond er handel, waarbij ook Romeins aardewerk werd verhandeld. Hiervan zijn in onze regio slechts fragmenten terug-gevonden. Het gaat dan onder andere om Terra sigillata en Terra nigra.
Op het platteland werden de boerderijen groter van omvang en werden zelfs meer dan 30 meter lang.
Romeins bordje.
Beex meldde in zijn overzicht[1] dat er ten oosten van Genoenhuis bij afgravingen twee bronzen fibulae zijn gevonden. Dit zijn spelden om kleding bij elkaar te houden, zogenaamde mantelspelden.
Ook is er een bordje bekend.
Sporadisch zijn er fragmenten gevonden van Terra sigillata.
Fragment Romeins aardewerk Terra sigillata.
Bij de IJzeren Man werd een kuil uit die tijd aangetroffen met een doorsnee van 4 meter en diepte van 2 meter. Vondsten hieruit zijn onbekend. In een andere kuil werd een bronzen fibula (mantelspeld) en een bronzen lepeltje gevonden.
Voorbeeld van een fibula.
Ook werd er een bronzen naald aangetroffen. Voor de rest gaat het slechts om fragmenten aardewerk.
Waar was in Geldrop de bewoning in de Romeinse tijd? Het vermoeden bestaat dat deze vooral op de hogere zandgronden was gelegen en wel tussen de IJzeren Man richting begraafplaats bij Zesgehuchten. Hier is vooral in de zestiger jaren zand gewonnen, hetgeen betekent dat de resten van de bewoning met het zand werden afgevoerd.
Hier en daar worden nog losse vondsten gedaan die wijzen in die richting. Aan de oostkant van de IJzeren Man werden diverse houten balken en planken gevonden.
Restanten houten waterput.
Reconstructie Romeinse waterput.
Deze bleken de resten van een Romeinse waterput te zijn. De houtresten werden geborgen en er werd geprobeerd een put in elkaar te zetten. Dit lukte niet echt, maar een reconstructietekening laat zien hoe deze eruit kan hebben gezien. Bij de begraafplaats van Zesgehuchten werden een aantal munten gevonden.
Plattegronden van boerderijen zijn hier niet bekend of gevonden.
Het Romeinse Rijk raakte in verval en de invloed van Germanen werd groter.
Faustina 161 – 175 na Christus
Vespasianus 72 – 73 na Christus
Nerva 96 – 98 na Christus
Nerva 96 – 98 na Christus
Nerva 96 – 98 na Christus
Trajanus 99 – 100 na Christus
Tussen 270 en 450 na Christus zijn Germaanse kolonisten al of niet met toestemming van de Romeinen dit gebied, Texandrië, binnengetrokken en hebben zich hier en daar gevestigd. Zij noemden zich waarschijnlijk Saliërs. Door de Romeinen werden ze gerekend tot de Franken.
In Geldrop zijn tijdens grootschalige archeologische onderzoeken in de tachtiger jaren nederzettingssporen van deze bewoners in het oostelijk deel van het opgravingsgebied Genoenhuis aangetroffen. Het gaat hier om een vermoedelijk één-schepig of tweeschepig gebouw met vermoedelijk een lengte van minimaal 11 meter. De breedte van gebouw was 5,2 m. (zie afbeelding)
Er zijn een aantal kuilen in het gebouw waarvan de functie min of meer onduidelijk is. Een van de kuilen bevatte een donker-zwarte en houtskoolrijke vulling hetgeen wijst op een haardplaats. Daarnaast werden ook resten van greppels gevonden die vrijwel zekere bij het gebouw hoorden.(zie afbeelding) Wellicht hebben er meer van deze gebouwen gestaan, maar onderzoek hieraan was niet mogelijk.
Plattegrond van een één-schepig of tweeschepig laat Romeins gebouw.
Behalve dit gebouw zijn er ook sporen van vijf zogenaamde hutkommen of kuilhutten gevonden.
Grondsporen hutkom.
Dit waren gebouwtjes, deels ingegraven, die van hout waren. Deze gebouwtjes hadden een zadeldak, wellicht met riet bedekt.
Deze gebouwtjes dienden voor opslag van producten maar ook waren het kleine werkplaatsjes voor weven en smeden. De afmetingen varieerden van 2,70 bij 1,90 meter tot 3,60 bij 2,80 meter. Een hutkom liet zien dat een nieuwe hut op de plaats van een ander was gebouwd. De hutkommen waren oost-west georiënteerd. Misschien hoorden deze vijf hutkommen bij een ander hoofdgebouw dat mogelijk ten oosten hiervan heeft gestaan.
Reconstructie van een hutkom.
Op het terrein zijn ook de sporen van een spieker aangetroffen met de afmetingen van 2,50 bij 2,10 meter. Dit waren schuurtjes die gebruikt werden voor opslag van graan. Ook deze was oost-west georiënteerd.
Reconstructie van een spieker.
Ook trof men een vijftal kuilen aan die veel houtskoolresten bevatten. Deze waren in de Germaanse cultuur zeer gebruikelijk en zij werden gebruikt voor de verwerking van brons en ijzer.
Een bijzonder kuiltje werd aangetroffen dat crematieresten bevatte. Deze crematieresten behoorden vrijwel zeker bij de bewoning van de Germanen en niet bij die van de Romeinen want deze laatsten begroeven hun overledenen, hoewel crematies ook voor komen.
De meeste vondsten komen uit de hutkommen. Het gaat hier om aardewerk en glas. Ook werden er fragmenten van Romeinse dakpannen gevonden en ook van maalstenen van tefriet (basaltlava).
Voorbeeld Romeinse dakpan.
Voorbeeld van een maalsteen.
Enkele aardewerkscherven waren afkomstig van wielgedraaid Romeins aardewerk, afkomstig uit productiecentra zoals het Noord-Franse Argonnen-gebied en Mayen in de Duitse Eifel. Het merendeel van het aardewerk is handgevormd. Voor magering hiervan gebruikte men verbrand bot, schelpgruis en versplinterde grove kwarts en noordelijke graniet. Dit laatste zou kunnen wijzen op handel of is meegenomen uit het noorden, waar deze granietsoort te vinden is.
Na de Romeinse tijd lijkt er een stilte te vallen wat betreft bewoning van dit gebied. De vraag is of er bewoning is geweest. Dat lijkt nog onduidelijk.
[1]G. Beex, Archeologisch overzicht van de gemeente Geldrop. Heemkroniek 1981
Wordt vervolgd.