De bouwgeschiedenis van het Liefdegesticht St. Nicasius uit 1881 (1)

Heemkronijk jaar:2016, jaargang:55, nummer:2, pag:27 -36

De bouwgeschiedenis van het Liefdegesticht St. Nicasius uit 1881 (1)

door: Jo Schiffelers

Afb. 1 Oorspronkelijke voorgevel van het liefdegesticht St. Nicasius (Foto archief gemeente Heeze-Leende).

In het laatste kwart van 2015 is gestart met de uitvoering van de plannen om het voormalig bejaardentehuis en later multifunctioneel centrum grotendeels te slopen en op de vrijkomende grond, inclusief de voormalige kloostertuin, een complex appartementen te realiseren voor de huisvesting van met name senioren.

Het oorspronkelijk kloostergedeelte blijft daarbij gehandhaafd en de gemeente Heeze-Leende heeft bij de verkoop van het gebouw de voorwaarde gesteld, dat de voorgevel weer in de oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht. Voor het gebouw staande is het de linkervleugel die aan de pleinzijde moet worden aangepast.

Het oorspronkelijk kloostergedeelte is opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst. Hoewel de monumentale waarde met name betrekking heeft op de voorgevel, valt daar ook het oude hoofdgebouw onder met daarin de voormalige kapel en muurresten van de in 1854 gebouwde toren van de Waterstaatskerk.

Afb. 2 Muur van de toren van de in 1854 gebouwde Waterstaatskerk (Foto Jo Schiffelers). 

Bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden net voor kerstmis 2015 werden muurresten van kelders en fundamenten aangetroffen die op dat moment niet bekend waren. Door de gemeente Heeze-Leende werd overleg gepleegd met de regio-archeoloog van de omgevingsdienst, drs. R. Berkvens. Besloten werd om met toestemming van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met vrijwilligers van de Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’ en de Archeologische Werkgroep Kempenland en Peelland een verkennende studie uit te voeren. Meer dan twintig mensen zijn zo op 30 december 2015 actief geweest.

Afb. 3 Waarnemingsonderzoek op 30 december 2015 (Foto Jan Broertjes). 

Op 31 december 2015 werd op het gemeentehuis een uitvoerige studie gemaakt van de beschikbare bouwtekeningen en de waarnemingen in het veld. Aan de hand van een gedetailleerde tekening en beschrijving van de bestaande situatie in 1952 kon worden geconcludeerd, dat het uitsluitend ging om restanten van het voormalig liefdegesticht. Op 3 januari 2016 werd door de gemeente opnieuw overleg gepleegd met de regio-archeoloog, waarbij de resultaten van het veldwerk en de tekeningen nogmaals werden bekeken. De conclusie bleef hetzelfde. Het gebied werd daarom weer vrijgegeven zodat de aannemer verder mocht gaan met de sloopwerkzaamheden en het verwijderen van de zware fundamenten. Onder het toezicht van de regio-archeoloog Ria Berkvens werd ook nog wat dieper gegraven. Daarbij werden geen andere sporen aangetroffen.

Voordat we de bouwgeschiedenis en het gebruik van het Liefdegesticht aan de Jan Deckersstraat beschrijven is het goed om even stil te staan bij de situatie voordat met de bouw werd begonnen.

Het gesticht werd gebouwd op nagenoeg geheel onbebouwde grond. Aan de ene kant lag het complex achter de tuinen van de panden aan de Emmerikstraat tot aan de huidige Spoorlaan. Voorheen was hier de Kerkhofweg en daarvoor werd de gebiedsaanduiding “Toovernest” gebruikt. Aan de andere kant werd het tehuis begrensd door de kerk en de huidige pastorietuin. Aan de voorkant van het gebouw lag aanvankelijk een soort lintbebouwing.

Situatie 1832

Omstreeks 1832 kwamen de eerste kadastrale kaarten beschikbaar die ons de gedetailleerde situatie geven van percelen en de ligging van panden. Bij die tijd wil ik eerst even stilstaan.

Afb. 4 Kaartje uit de Kronijk van Heeze met de schuurkerk van 1780 en omgeving. 

In de Kronijk van Heeze van Van Moorsel[1] komt een kaartje voor dat eigenlijk is getekend om de situatie te laten zien voordat met de bouw van de Waterstaatskerk in 1833 werd gestart. Aan de voorzijde kwamen het pand Deelen (nr. 433), de schuurkerk van 1780 (nr. 436) en de pastorie van 1686 (nr. 434) binnen het perceel van het liefdegesticht te liggen. Hoewel deze bebouwing in de negentiende en twintigste eeuw verdwenen is en de grond geroerd is, blijft het belangrijk om bij grond-werkzaamheden op het huidige parkeerterrein het bodemarchief goed te bewaken en zo nodig waarnemingen te doen.

Afb. 5 Kadastrale kaart uit 1832 van sectie F. 

De percelen in het gebied en hun  eigenaren in 1832

Op de kadastrale kaart uit 1832 staan de volgende percelen ingetekend:

Sectie F, nr. 425, onbebouwd (achterzijde grenst aan Spoorlaan), eigendom bakker Dirk van Hunsel, bouwland.

Sectie F, nr. 424, onbebouwd, eigendom pastoor Gast, bouwland.

Sectie F, nr. 431, onbebouwd, eigendom bakker Dirk van Hunsel, tuin.

Sectie F, nr. 432, onbebouwd, eigendom timmerman Hendrik Deelen, tuin.

Sectie F, nr. 434, bebouwd, oude pastorie, eigendom parochie, huis, erf. De pastorie is na 1832 gesloopt en ligt deels onder het huidige klooster en wellicht liggen nog enkele delen onder de huidige parkeerplaats nabij de voorgevel.

Sectie F, nr. 436, bebouwd, schuurkerk, eigendom parochie, kerkje. Bij de bouw van de nieuwe kerk moest de schuurkerk uiteraard gesloopt worden. De sacristie van de schuurkerk bleef na de bouw van de Waterstaatskerk die functie houden. Ook in 1854 was dit deel van het gebouw nog aanwezig.

Sectie F, nr. 435, onbebouwd, naast schuurkerk, eigendom parochie, tuin.

Sectie F, nr. 433, bebouwd, eigendom timmerman Hendrik Deelen, huis en erf. Dit perceel werd later opgenomen in het kerkelijk perceel sectie F, nr. 2380 (zie afb. 6).

Sectie F, nr. 428, bebouwd, Emmerikstraat, eigendom kleermaker Willem Hesius, huis en erf.

Sectie F, nr. 429, onbebouwd, Emmerikstraat, eigendom kleermaker Willem Hesius, tuin.

Sectie F, nr. 430 onbebouwd, eigendom kleermaker Willem Hesius, tuin.

Sectie F, nr. 427, bebouwd, Emmerikstraat, eigendom kleermaker Willem Hesius, huis en erf.

Sectie F, nr. 426, bebouwd, Emmerikstraat, eigendom bakker Dirk van Hunsel, huis en erf.

Sectie F, nr. 378, perceel waar de waterstaatskerk op werd gebouwd. Het is eigendom van de parochie en was tuin.

Sectie F, nr. 377, onbebouwd, Jan Deckersstraat, eigendom parochie, tuin.

Sectie F, nr. 382, onbebouwd, in 1933 nieuwe kerk Jan Deckersstraat, eigendom parochie, tuin.

Sectie F, nr. 379, 380, 381, nieuwe pastorie, Jan Deckersstraat, eigendom parochie: 390 = tuin, 380 = huis en erf, 381 = pastorie en erf.

Afb. 6 Kadastrale kaart van de kerk en omgeving. 

Het klooster is ontstaan op de percelen met de nummers nrs. 434, 432 en 424. Het perceel nummer 425 is tot 1952 onbebouwd gebleven. De bebouwing stond voornamelijk op nummer 432.

Een bevestiging van deze situatie vinden we ook terug in de conclusies van de archeologische onderzoeken die zijn uitgevoerd ten behoeve van het bouwplan en het bestemmingsplan.

Archeologische onderzoeken

In 2008 werd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., vestiging Weert, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.

Uit het booronderzoek is gebleken, dat het bodemprofiel in het plangebied wordt gekenmerkt door een humeuze bovenlaag op de vaste ongeroerde bodem. De humeuze bovenlaag met een dikte van 55 tot 125 cm betreft in de meeste gevallen een verstoord esdek. (Oude bouwlanden op essen waarvan de toplaag door potstalmest zijn opgehoogd. Als de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik is, worden het enkeerdgronden genoemd.) Op één plaats werd een ongestoord esdek aangetroffen, dat wordt gekenmerkt door matig siltig, zwak humeus bruingrijs dekzand met enkele antropogene insluitsels zoals puindeeltjes en houtskool. Op de plaatsen waar het esdek is verstoord is deze laag gevlekt met geel of bruingrijs zand. Ook is gebleken, dat de bovengrond tot een diepte tussen de 60 en 90 cm is afgegraven en vervolgens met schone grond is aangevuld.

De vaste ongeroerde grond betrof op alle boorpunten de C-horizont[2]. Deze laag bestaat uit zwak tot sterk siltig, matig fijn dekzand en wordt gekenmerkt door enkele ijzervlekken die het gevolg zijn van de fluctuerende grondwaterspiegel. Archeologische indicatoren werden niet aangetroffen. Daarbij werd de conclusie getrokken om geen vervolgonderzoek te doen.[3]

Door de ligging van het plangebied in de laat- middeleeuwse kern van het gehucht Eymerick (diverse schrijfwijzen) werd op advies van de regio-archeoloog door het College van Burgemeester en Wethouders besloten om toch nog een vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.

Dit inventariserend veldonderzoek werd door Synthegra Archeologie uitgevoerd in mei 2011 en november 2014. In totaal werd 448 m2 onderzocht door het aanleggen van vier proefsleuven en een aantal werkputten.

In het plangebied werden geen archeologische relevante sporen aangetroffen. Er vond daarom ook geen vervolgonderzoek meer plaats.[4]

Afb. 7 Proefput tijdens het veldonderzoek in mei/november 2014 (Foto Synthegra). 

Bij de archeologische onderzoeken werd melding gemaakt van enkele menselijke botjes gevonden op de rand met de pastorietuin. Nadat de kerk en begraafplaats in het huidige gehucht Kerkhof over waren gegaan in protestantse handen moeten de katholieken ook ergens begraven zijn. De topografische kaart uit 1900 geeft aan, dat in die tijd de begraafplaats nog niet op de huidige plaats lag. Later is zij opgeschoven naar de huidige locatie. Gelet op de kruisjes op de topografische kaart moet geconcludeerd worden dat een deel van de huidige pastorietuin in het verleden gebruikt is als begraafplaats. Of deze begraafplaats indertijd helemaal geruimd werd, is niet duidelijk. In het gemeentelijk archief zijn hierover geen documenten aangetroffen.

Gelet op de bestaande randbebouwing zal er indertijd niet voor gekozen zijn om aan de voorzijde van het huidige gebouw een begraafplaats in te richten. Bij de aanleg en inrichting van de huidige parkeerplaats zijn daar ook geen aanwijzingen voor gevonden.

We weten wel, dat op 17 mei 1842 door de pastoor werd aangegeven, dat het kerkhof er uitzag als een puinhoop en dat in zijn opdracht begonnen werd met het opruimen en het omringen van de begraafplaats met palm en latten te omringen. Merkwaardig is de opmerking in de Kronijk van Heeze dat bij die gelegenheid op de plaats waar de (schuur)kerk gestaan heeft, onder het voormalig koor een loden kist gevonden is, die waarschijnlijk omgeven moet zijn geweest met hout. Het hout was echter helemaal verteerd. Bij de kist lagen vijf zware ijzeren ringen. De zesde ring ontbrak echter. In de kist werden geen menselijke overblijfselen aangetroffen. Er had alleen een op as lijkende stof in gelegen. De kist is toen naar de burgemeester gebracht. Wat er verder met de kist is gedaan, is helaas niet bekend. Van een eventuele begraving in de schuurkerk is niets bekend.

Bouwhistorie Liefdegesticht

In het archief van de gemeente Heeze-Leende ontbreken tot 1952 bouwtekeningen van het liefdegesticht annex bejaardentehuis. Ook andere documenten zijn nauwelijks aangetroffen. Dit is vermoedelijk een gevolg van het afbranden van het gemeentehuis van Heeze in september 1943. De brand was gesticht door het verzet. Grote delen van het archief van de gemeente zijn toen verloren gegaan.

 

Afb. 8 Het Liefdegesticht en de St. Martinuskerk vanaf de Nieuwendijk (Foto uit archief gemeente Heeze-Leende). 

Uit meerdere publicaties weten we, dat de toenmalige pastoor Stephanus Petrus Gast (1819-1884) en burgemeester Adrianus Andreas Deelen (1827-1889) van mening waren, dat er in Heeze gezorgd moest worden voor ouden van dagen en zieken.[5]

In 1881 telde Heeze 1817 inwoners waarvan er 1768 katholiek waren en 49 protestant. Heeze telde een fors aantal kleine boeren en er was enige ambachtelijke bedrijvigheid. In veel huizen werd ook nog het nodige aan thuisvlijt gedaan. De eerste industrialisatie liet zich voorzichtig zien. Veel oude mensen werden door hun kinderen verzorgd en bleven inwonen tot hun dood. Maar ook in die tijd kon niet iedereen terugvallen op de zorg van kinderen, familie of buren. Het Armbestuur voorzag in elk geval in een behoefte. De zorgen van de pastoor en burgemeester waren dan ook niet vreemd te noemen.

Op 20 november 1880 werd het voorstel voor het bouwen van een liefdehuis besproken in de gemeenteraad van Heeze. De pastoor en burgemeester moeten erg overtuigend zijn geweest, want al een week later besluit de gemeenteraad om een bijdrage te geven van f. 11.000,00 (€ 4.991,58). De totale bouwkosten waren geraamd op f. 25.000,00 (€ 11.344,50). In de huidige tijd zou een bijdrage van de gemeente in bijna de helft van de kosten, onmogelijk zijn. De hoge bijdrage van de gemeente werd indertijd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. De rest van het geld moest worden opgebracht door leningen en schenkingen van derden.

Je hebt echter niets aan een gebouw wanneer er geen mensen zijn die voor de bejaarden en zieken gaan zorgen. Daarom werd contact opgenomen met De Nederlandse Provincie van de Sociëteit van de zusters Jezus Maria Jozef (JMJ) in ’s-Hertogenbosch. Het moederhuis staat daar nog steeds. Als geboren Bosschenaar moet pastoor Gast de Congregatie uit 1822 toen al goed gekend hebben.

De besluitvorming vond weliswaar nog in 1880 plaats, maar men moest in 1881 toch nog enkele maanden wachten voordat met de bouw begonnen kon worden. Dit was met name een gevolg van overvloedige regenval waardoor de wegen onbegaanbaar waren.

Er is nergens een aanwijzing gevonden voor het bakken van stenen in een zogenaamde veldoven. Bij het onderzoek in december 2015 viel op dat er verschillende soorten stenen zijn gebruikt. Vermoedelijk heeft men toen om de kosten te drukken op meerdere plaatsen restanten van stenen gekocht. Bekend is, dat een veldoven op de Rul gelegen heeft. Dit moet ter hoogte van de schietbomen van het gilde St. Agatha zijn geweest (nu de Zegge).

Op 19 maart 1881 werden om 10.00 uur de zogenaamde eerste stenen gelegd na een plechtige heilige mis[6]. Eigenlijk waren het  drie stenen: een steen voor het Liefdegesticht die gelegd werd door pastoor Gast en vier leden van het kerkbestuur (Jan van Asten, Jan Kolen, Jan Hesius en Hendrik Scheepers); een tweede steen voor het Liefdehuis (ziekenhuis) die gelegd werd namens het complete gemeentebestuur door burgemeester Adrianus A. Deelen, de wethouders Jacobus van Asten en Hendrik Deelen (en de raadsleden Nicasius van Werde, Jan van Asten, Godefridus Scheepers, Lambertus Verbeek en gemeentesecretaris Petrus A. Strijbosch) en een derde steen voor het gasthuis (bejaarden) gelegd door leden van de het Armbestuur (Arnoldus Bierings, Wilhelmus Smulders, Hendrik Deelen en Jan Snijders). Alle notabelen van het dorp moeten aanwezig zijn geweest.

Op 9 juli 1881, de feestdag van St. Nicasius, werd het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt. De vlaggen werden gehesen en het zogenaamde ‘pannenbier’, gedronken.

Op 11 november 1881 kon op de feestdag van St. Martinus (patroon van de parochie) de plechtige inzegening plaatsvinden. Het gebouw was daarmee klaar voor gebruik. Eigenlijk is de bouwperiode van zo’n groot gebouw heel kort te noemen. Omdat bouwtekeningen ontbreken is het niet duidelijk of toen ook al de drie vleugels aan het hoofdgebouw werden gerealiseerd.[7] De oude vleugels bestonden in elk geval uit één laag met kap.

Het gebouw kreeg vanaf de inzegening de naam ’St. Nicasiushuis’. Deze naam bleef het behouden tot de opheffing van het bejaardentehuis op deze locatie.

Vanaf 3 november 1881 namen enkele Zusters van het Gezelschap van Jezus, Maria, Jozef (afgekort JMJ) er hun intrek en begonnen een bewaarschool en enkele ouden van dagen werden opgenomen voor verpleging.[8]

In het gedenkboekje van 100 jaar Sociëteit JMJ in Heeze wordt aangegeven, dat op 25 november 1881 de eerste zusters het nieuwe gebouw betrokken. Een verschil van enkele weken met de publicatie van de Congregatie bij haar eeuwfeest in 1922.

Hoewel het gebouw al in gebruik was genomen, moest met het opnemen van patiënten en bejaarden gewacht worden omdat de wintermaanden gebruikt moesten worden om het gebouw droog te stoken. In maart 1882 werden de eerste patiënten en gasten opgenomen.

Het gasthuis had toen plaats voor ten minste zes personen. Op jaarbasis kreeg men van de gemeente een vergoeding van tachtig gulden per persoon. De ouden van dagen kregen op die manier kosteloos onderdak en verzorging.

In het Liefdehuis (ziekenhuis) was plaats voor ten minste acht zieken. De vergoeding van de gemeente was hier veertig cent per dag voor. Er was een apart lokaal ingericht voor mensen die aan een besmettelijke ziekte leden. Omdat Heeze pas in 1889 de eerste huisarts kreeg, moesten de zusters ook zorgen voor de medische behandeling.[9]

De vleugels van het gebouw waren aanvankelijk uitgevoerd in één laag op de begane grond. In de kap kwamen de zolders die gebruikt werden als slaapzaal en slaapruimte voor de zusters. Aanvankelijk zal er nog geen sprake zijn geweest van afgetimmerde zolders. Onder de pannen zullen zogenaamde stropoppen gebruikt zijn als kierdichting en isolatie.

Op 1 mei 1882 werd een school voor lager onderwijs voor meisjes geopend. Ook werd toen gestart met een naaischool voor vrouwelijk handwerken.[10]

De bewaarschool was al op 1 januari 1882 van start gegaan in een grote aan het kloostergedeelte aansluitende nieuw gebouwde ruimte. Dit was aan de linkerzijde van het gebouw. Het jaartal wijkt af van de gegevens uit het gedenkboek van de Congregatie uit 1922.

In 1894 werd een nieuwe school gebouwd en kreeg ook het gesticht (gasthuis) enige uitbreiding.[11]

Door de vergroting van het gasthuis kon het aantal te verzorgen ouden van dagen verhoogd worden naar veertien. Het werk werd uitgevoerd door timmerman Jan Toemen uit Heeze. De kosten ad f. 3.500,00 kwamen voor rekening van het kerkbestuur. Door deze uitbreiding werd het ook mogelijk om vrouwen op te nemen. Zij kregen een kamer waar ze overdag konden handwerken, voor zover men niet in de keuken aan het werk was, en een zolder als slaapruimte. Als verlichting werd op de zolder een olielamp of kaars gebruikt. In het gasthuis en liefdehuis werd toen wel acetyleenverlichting aangelegd.[12]

In 1898 werd aan het klooster een boerderij toegevoegd.[13]

In het lokale gedenkboekje van 100 jaar Sociëteit in Heeze wordt echter op pagina 16 aangegeven dat de boerderij in 1908 werd toegevoegd. Door de boerderij kon men gedeeltelijk voorzien in de eigen behoeften aan groenten en fruit. Onderzoek naar deze boerderij heeft geen informatie opgeleverd. We weten niet of dit een bestaand gebouw was in de omgeving dat werd aangekocht of gepacht, of dat het een deel van het kloostergebouw was. Bij het archeologisch onderzoek zijn in het onbebouwde gebied van het klooster geen sporen van een boerderij aangetroffen. De boerderij is tot omstreeks 1925 in gebruik gebleven. Het beheer van de boerderij werd door de zusters gedaan waarbij zij geholpen werden door enkele leken.

In 1889 wordt besloten om het huis “het Tooversnest” aan te kopen. Dit huis werd gesloopt om het terrein van het Liefdegesticht te kunnen uitbreiden. Omdat in die tijd op die plaats geen bebouwing in de Spoorlaan stond moet een pand aan de voorzijde (hoek Jan Deckersstraat/Emmerikstraat) zijn aangekocht. Dit moet dan het pand zijn geweest, dat in 1832 eigendom was van de timmerman Hendrik Deelen, die hier zijn huis en werkplaats had. Dit pand is later inderdaad opgenomen in de eigendommen van de parochie. In 1913 werd op deze plaats echter het gebouw van de R.K. Volksbond gerealiseerd.

In 1908 vond aan het gesticht weer een uitbreiding plaats met een nieuw washuis.[14]

Het St. Nicasiushuis grensde direct aan de Waterstaatskerk zodat de zusters vanaf een kleine tribune, die te bereiken was vanuit de bovenverdieping van het klooster, in de kerk de diensten konden bijwonen. Deze tribune moet dus op het oksaal in de kerktoren zijn geweest. Het klooster stond immers tegen de kerktoren aan gebouwd.

In 1922 hadden de bewaarschool (kleuterschool) en lagere school ongeveer 300 leerlingen. In het gesticht woonden 34 ouden van dagen en in 1921 werden 14 zieken in het gasthuis opgenomen.[15]

Afb. 9 Situatie voor 1923 en na 1913. Links het gebouw van de R.K. Volksbond, in het midden het bejaardentehuis in het groen en rechts de Waterstaatskerk. 

Een fors deel van het gebouw werd gebruikt voor onderwijsdoeleinden. Nadat de financiële gelijkstelling van het Openbaar en Bijzonder Onderwijs een wettelijke basis had gekregen, werden plannen gemaakt om een meisjesschool te bouwen. Het duurde natuurlijk even voordat een en ander financieel rond was. In 1923 werd gestart met de bouw van de Agnesschool en in 1924 werd de school ingezegend. Deze school stond van de voorzijde gezien, aan de linkerkant op de huidige parkeerplaats, naast het gebouw van de R.K. Volksbond. Deze school werd in de jaren zeventig gesloopt nadat in de wijk De Nieuwe Hoeven een nieuwe school gerealiseerd was (Merlebos).

Aan de hand van aantekeningen van H. van Hout (voorheen ambtenaar Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Heeze) kunnen we ons een beeld maken van de aanpassingen in 1934.

Op 22 mei 1934 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe kapel op de eerste verdieping van het klooster.  Onder de kapel kwamen twee nieuwe spreekkamers, een nieuwe hoofdingang en een overdekte (klooster)gang naar de nieuwe parochiekerk. Deze overdekte gang is nog steeds aanwezig en is deels aangepast voor activiteiten van de parochie.

Afb. 10 Rechts de gevel van de Agnesschool aan de straatzijde. 

Afb. 11 De bewoners bijeen in de refter. 

In oktober 1934 werd de grote middeldeur voorgoed gesloten. De deur, die in de vestibule toegang gaf tot de, tot dan toe, grootste spreekkamer werd verwijderd en de opening werd dichtgemetseld. In de gang bij de boodschappenbel, werd diezelfde deur weer aangebracht. De grote spreekkamer werd ingericht tot kamer van de overste en tevens spreekkamer in tijd van nood. De vestibule ging dienen als provisiekamer. De refter[16] werd vergroot door dat gedeelte van de gang er bij te voegen dat tussen refter en kamer van de overste lag. De kamer van de overste werd ingericht als werkkamertje.

Afb. 12 Luchtfoto centrum Heeze 1936 (Foto Topografische Dienst). 

Na de Eerste Wereldoorlog kwamen in de naaste omgeving van Heeze meer officiële ziekenhuizen waardoor steeds meer zieken daar werden verpleegd en verzorgd. Ook de oprichting van de eerste ziekenfondsen droeg daar aan bij. In 1941 werd door de Duitse bezetter het algemene ziekenfonds voor alle loontrekkenden verplicht gesteld. De taken van het Liefdehuis kwamen daarmee steeds meer te vervallen en in 1946 werden deze dan ook definitief beëindigd. De ruimte die nu vrijkwam werd ingezet voor de huisvesting en zorg voor ouden van dagen. Het gebouw voldeed toen eigenlijk al niet meer aan de eisen van de tijd. De eisen die in de Woningwet 1901 en de gemeentelijke bouwverordening werden gesteld, werden steeds zwaarder. De exploitatie van het geheel kwam voor rekening van de zusters. De positieve baten werden afgedragen aan de congregatie in ’s-Hertogenbosch en de parochie kreeg een jaarlijkse vergoeding aan huur voor de gebouwen en landerijen van f. 1.500,00. In 1950 schreef de toenmalige pastoor-deken W.A.J. van Haaren aan de bisschop: “Het huis is oud en versleten en vraagt in de tegenwoordige en toekomstige tijd handenvol geld voor reparaties, terwijl het toch allemaal niets uithaalt en vroeg of laat de zaak eens zal moeten worden afgebroken”.[17]

Besloten wordt om een stichting in het leven te roepen met de naam “St. Nicasius-stichting, tehuis voor bejaarden en alleenstaanden”. Men beperkte zich toen nog tot de inwoners van Heeze. De stichtingsakte werd op 29 juli 1952 bij de notaris gepasseerd en er werden meteen plannen gemaakt om te komen tot nieuwbouw. In mei 1954 kon het geheel verbouwde bejaardentehuis door bisschop Wilhelmus Mutsaerts worden ingezegend. Deze veranderingen zorgden er ook voor, dat de gasthuisverzorging geheel werd opgeheven. De oorspronkelijke bewoners lagen niet meer in een slaapzaal omdat deze veranderd werd in twintig kleine slaapkamers.

Afb. 13 De kapel in het tehuis (Foto J. van Dooren).

Wordt vervolgd.

[1] Hendrik Godefridus van Moorsel, Kronijk of aantekening der merkwaardige voorvallen binnen de gemeente Heeze en eenige omliggende dorpen en enkele welken algemene belangstelling verdienen, ed. Dom. de Jong (Achelse Kluis 1953).
[2] Het moedermateriaal, weinig of niet veranderd door bodemvormende processen.
[3] RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. 2008, Plangebied D’n Toversnest te Heeze, Gemeente Heeze-Leende. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) (archief gemeente Heeze-Leende).
[4] Synthegra, Archeologie Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven december 2014 (archief gemeente Heeze-Leende). 
[5] J. Coenen, Heeze. Geschiedenis van een schilderachtig dorp (Maasbracht 1998). 
[6] G.A. Engels en J.H. Peeters, Sociëteit van J.M.J. Heeze 1881-1981 (Heeze 1981), pag 10.
[7] Sociëteit van J.M.J., pag. 11.
[8] Gedenkboek der Congregatie van de Zusters der H. Maagd Maria, genaamd het Gezelschap van Jezus, Maria, Jozef. Uitg. bij gelegenheid van haar honderd-jarig bestaan, 29 juli 1922 (’s-Hertogenbosch 1922), pag. 86.
[9] Sociëteit van J.M.J., pag. 14. 
[10] Gedenkboek, pag. 86.
[11] Gedenkboek, pag. 86.
[12] Sociëteit van J.M.J., pag. 16.
[13] Gedenkboek, pag. 87.
[14] Sociëteit van J.M.J., pag. 16.
[15] Gedenkboek, pag. 87. 
[16] Eetzaal in het klooster.
[17] Sociëteit van J.M.J., pag. 16. 
Ga terug