Heemkronijk jaar:2019, jaargang:58, nummer:1, pag:12 -17
De ontwikkelingen in Heeze in de eerste jaren van de wederopbouw (2)
door: Jo Schiffelers
In het eerste deel van de geschiedenis over de ontwikkelingen in Heeze in de eerste jaren van de wederopbouw, ging ik een paar maanden geleden in een grote sprong van de bevrijding naar de eerste tijdelijke gemeenteraad van Heeze.[1]
Pat Keely, Free Holland welcomes the soldiers of te Allies, Affiche uitgegeven door de Rijksvoorlichtingsdienst, 1944. (Bron: Het militaire leven, Nederlands Nationaal Militair Museum, Soesterberg)
Zo snel ging het indertijd echter niet. Een gedeelte van Limburg, Noord-Brabant en Zeeuws Vlaanderen was dan weliswaar vrij, maar er was nog lang geen sprake van een normaal geregeld leven. Ook nu vorderde men weer gebouwen voor militaire doeleinden en het opvangen van gevangen genomen inwoners. Onderwijs was ook niet van de ene op de andere dag mogelijk.
In vrijwel elke plaats pakte de Orde Dienst c.q. Binnenlandse Strijdkrachten mensen op die of pro-Duits waren of Rijks-Duitser.[2] Men voldeed hiermee aan een wens die ook wel uitgesproken was door de leiding van de geallieerde legers. Met enige regelmaat moest de geestelijkheid ingrijpen omdat men uit revanche mensen oppakte die niets verkeerds hadden gedaan. Bovendien ging men in menige plaats niet bepaald menselijk met de gevangen om. Bisschoppen en priesters stelden het gedrag aan de kaak, dat lang niet altijd door de beugel kon.
F.H.K. Henrion, Militair Gezag de schakel tusschen de Geallieerden en Nederland, Affiche uitgegeven door het Militair Gezag, 1944-1946. (Bron: Het militaire leven, Nederlands Nationaal Militair Museum, Soesterberg)
Omdat maar een klein deel van ons land vrij was, bleef de regering in London. Eindhoven werd een soort hoofdstad vanwege de vestiging van het Militair Gezag aldaar. De hoofdvestiging van dat Gezag bevond zich in Brussel en later in Breda. Ook de commandanten van eenheden beschikten over bevoegdheden. De mensen kregen daarnaast te maken met Nederlandse militairen in geallieerde dienst. Het Militair Gezag had grote volmachten van de Minister van Oorlog in London gekregen, die uitsluitend betrekking hadden op burgerlijke bestuurstaken. We waren nog maar amper vrij of er ontstond een nieuw machtsspel tussen militair gezag en de plaatselijke comités c.q. Binnenlandse Strijdkrachten. Bovendien was het nog geen uitgemaakte zaak wie na de bevrijding weer aan de slag mocht in het Openbaar Bestuur. Nieuwe autoriteiten en met name de zelfbewuste verzetsveteranen legden zich niet neer bij een klakkeloos herstel van ‘de oude’ mensen. Men wilde dat er echt gestreefd werd naar een zuivering en veranderingen.Algemene lastgeving van de chef-staf Militair Gezag, generaal-majoor mr. H.J. Kruls, betreffende de aanhouding van personen, 10 februari 1945.
Na het herkrijgen van de vrijheid was de ellende voor de bevolking echter nog lang niet voorbij. Na het feestvieren kwam men daar al snel achter. Wij waren wel vrij, maar de oorlog was nog lang niet teneinde en er moest nog steeds rekening worden gehouden met oorlogsgeweld. Bovendien waren de geallieerden ook erg voorzichtig. Wat te denken van de volgende maatregel die niet alleen in Zuid-Limburg van kracht was.
Bekendmaking van de Militaire Commissaris voor de Mijnstreek, Limburgs Dagblad 20 oktober 1944. (Bron: www.delpher.nl)
Veel regelingen uit de bezettingstijd bleven gewoon van kracht. Daarbij kan gedacht worden aan de distributie, de avondklok, persoonsbewijzen en verduistering. De mensen bleven zeker in het begin verstoken van nieuws. Bovendien was aan vrijwel alles een gebrek. Elektriciteit, water, kolen, voedsel, kleding, zeep, brandstof en noem maar op. Er waren maar amper vervoermiddelen, omdat de bezetter die had gevorderd. En wanneer je al iets had, dan beschikte je niet over brandstof. Zelfs de Commissaris van de Koningin in onze provincie moest een smeekbede doen om een vervoermiddel te krijgen.
Openbare Bekendmaking Avondklok, affiche Militair Gezag, 31,5 x 25 cm, 1944. (Bron: Collectie Oorlogsaffiches 1940-1945, NIOD)
De legerleiding gaf voorrang aan de bevoorrading van de troepen in het belang van de oorlogsvoering. Treinen konden amper rijden en ook de post lag helemaal stil. Mensen kregen vaak zelfs hun salaris of pensioen niet. Omdat er ook een gebrek was aan papier ging dat eerst naar de overheid en moesten andere partijen voor het vervaardigen van drukwerk toestemming hebben. Daardoor konden ook kranten maar mondjesmaat verschijnen.
De voedselvoorziening kwam in de problemen omdat de vele soorten mijnen in de velden het oogsten erg moeilijk maakten. Alleen op gecontroleerde velden kon geoogst worden. Ook mocht men zich in het begin nog niet vrij bewegen en gold er zelfs een reisverbod. Je mocht niet verder weg dan zes km van je woonplaats.
Het zuiden lag bezaaid met mijnen, onontplofte bommen en munitie. Uit een onderzoek van het Bureau Oogstvoorziening kort na de bevrijding bleek dat in Noord-Brabant, Zeeland en Limburg circa 8.000 ha cultuurgrond vol lang met mijnen en dat nog eens 40.000 ha niet bereikbaar was door de ondermijning van toegangswegen. De voedselvoorziening was dus minimaal en je kon je gelukkig prijzen wanneer je zelf voor een gedeelte in je voedsel kon voorzien.
Vanaf half oktober 1944 begonnen de Duitsers hun V-1’s en later V-2’s af te vuren. Die vliegende bommen vormden een nieuwe bedreiging, want het merendeel was op Antwerpen gericht. Bovendien maakten de Duitsers zich op voor het Ardennenoffensief om de geallieerden terug te slaan. Bijna overal werden gebouwen gevorderd door de legerleiding voor de inkwartiering van soldaten of gewonden.
Een militair van de Amerikaanse 7de Armoured-divisie in de Jan Deckersstraat in het centrum van Heeze. Deze foto is genomen nadat de Amerikanen deze sector van de Britten hadden overgenomen. (Bron: Jack Didden en Maarten Swarts, Brabant bevrijd (Hulst 1993))
Als gevolg van de gevechten werden enorm veel mensen geëvacueerd. De Duitsers brachten mensen naar Utrecht en de noordelijke provincies en de geallieerden brachten ze naar bevrijd gebied. Naar schatting werden zo’n kleine 140.000 mensen naar elders gestuurd.
Ook Heeze kreeg te maken met evacués die onderdak moesten krijgen, naast de ingekwartierde militairen. Volgens schattingen had Heeze zo een kleine 6.000 extra inwoners. Veel mensen werkten mee om evacués op te vangen, maar lang niet altijd iedereen. Er ontstond zelfs een aparte band met mensen uit Blerick. De plaatselijke comités hadden de handel vol en deden wat zij konden. Gelukkig kreeg men ook goederen van de HARK (Hulpactie Roode Kruis).[3]
En er was natuurlijk nog steeds sprake van gevaar. Het front kon zich dan wel langzaam maar zeker verplaatsen, maar de oorlog bleef dichtbij. Het Ardennenoffensief bewees nog eens duidelijk hoe kritiek de situatie eigenlijk was.
Direct na de bevrijding werden burgemeesters c.q. waarnemers aangewezen door het Militair Gezag. Van wethouders en raadsleden was nog geen sprake. In veel gemeenten was de NSB-burgemeester gevlucht en was de voor 1940 benoemde burgemeester of ontslagen, opgepakt of geëxecuteerd. Op last van de bezetter waren in 1941 de gemeenteraden ontbonden en in 1942 werden ook de wethouders geschrapt. In Heeze kon burgemeester jonkheer mr. Theodore Willem Serraris (Oirschot, 12 juni 1908 - Bergen-Belsen, 10 maart 1945) heel lang op zijn post blijven, hoewel de plaatselijke NSB-leider Elize Cornelis van Dissel (1894-1981) alles in het werk stelde om de burgemeester eerder afgezet te krijgen. De burgemeester en zijn ambtenaren moesten na de bezetting wel verklaren mee te zullen werken aan de uitvoering van de voorschriften.
De gemeenteraad die in 1941 ontbonden was, mocht niet zonder onderzoek weer in functie komen. Men nam voor dat onderzoek ook de tijd. In de gemeenten kwam een kiescollege voor de verkiezing van de tijdelijke gemeenteraad. De leden moesten wel aan een aantal eisen voldoen:
- Je moest ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente.
- Je moest het Nederlanderschap bezitten en tenminste 23 jaar oud zijn.
- Je mocht niet ontzet zijn uit de verkiesbaarheid of uitgesloten zijn van het kiesrecht.
Het belangrijkste was wel, dat je het vertrouwen van de bevolking tijdens de vijandelijke bezetting moest hebben behouden of verkregen.
In Heeze werd gemeentesecretaris Michaël Henricus Cox (1898-1984), na zijn terugkeer en het onderzoek, tijdelijk burgemeester in afwachting van duidelijkheid over het lot van burgemeester Serraris. Hij moest het dus een tijd zonder gemeenteraad en wethouders stellen. Het beperkte ambtelijke apparaat uit die tijd was wel beschikbaar voor de uitvoering van de benodigde werkzaamheden. De tijdelijke gemeenteraad en zijn start vanaf 23 juli 1945 heb ik in mijn eerdere bijdrage al beschreven. De laatste bijeenkomst van deze raad vond plaats op 16 augustus 1946 omdat er in 1946 intussen verkiezingen waren geweest.
In dat jaar worden voor het eerst weer normale verkiezingen in Nederland gehouden voor alle organen (Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gemeenteraad). Landelijk probeert men opnieuw de oude verzuiling van de politiek te doorbreken. Hoe gek het ook klinkt, maar plannen daarvoor werden door een aantal vooraanstaande gegijzelde Nederlanders gemaakt in de Kampen in Sint Michielsgestel die onder het bewind van kamp Vught vielen. Op zich is dat een interessant thema, maar het staat te ver van de lokale geschiedenis van Heeze.
In de raadsvergadering van 16 augustus 1946 worden de zogenaamde geloofsbrieven onderzocht. De zittende gemeenteraad onderzoekt dan of de nieuw gekozen raadsleden aan de eisen voldoen. Dit was en is veelal een formaliteit. Ook neemt men in deze vergadering afscheid van niet herkozen raadsleden. Dat waren de raadsleden Adrianus P. van Asten en Theodorus Giller en de wethouders Cornelis Buijsen en Gerardus van de Paal. Op 2 september 1946 is er dan een volgende korte raadsvergadering voor de verkiezing van de wethouders en de beëdiging van de raadsleden. Eigenlijk vindt dan de installatie van de eerste officiële gemeenteraad na de bevrijding plaats. Als wethouders worden Gerardus van de Paal en Frans Verest gekozen. Bij de nieuwe raadsleden zien we nu Cornelis Johannes Buijsen en Hendrik Nicolaas Cornelis baron van Tuyll van Serooskerken. Heeze heeft dan elf raadsleden inclusief de twee wethouders die ook raadslid zijn. Tegenwoordig zijn de wethouders geen lid meer van de gemeenteraad. Helaas is er van die eerste gemeenteraad geen foto bewaard gebleven.
In de eerste echte werkvergadering komt dan de inzameling van huisvuil aan de orde. W.A. Scheepers wil dit wel doen tegen de reinigingsrechten die de gemeente ontvangt. Tot dan werd het huisvuil opgehaald door J. van Dooren. De raad pleit er voor om het ophalen van het huisvuil tussen beide heren te verdelen. Scheepers heeft te kennen gegeven ook wel het begraven over te willen nemen van W. van Tongerloo. Het ophalen van lijken, zoals dat in de notulen wordt genoemd, ging toen blijkbaar nog in klassen. Voor het ophalen van een stoffelijk overschot in Eindhoven golden de volgende tarieven: 1e klasse f 15,00, 2e klasse f 12,50 en 3e klasse f 10,00. Vanaf Geldrop waren de prijzen respectievelijk f 7,50, f 6.25 en f 5,00. Scheepers zou dan zelf voor de lijkwagen zorgen. Bij het begraven had de overheid dus een grotere vinger in de pap dan het op grond van de Wet op de Lijkbezorging afgeven van een verlof tot begraven. De gemeenteraad stemt in met het voorstel. Vermoedelijk viel Van Dooren daardoor toch buiten de boot. Dit soort discussies kunnen wij ons nu niet meer voorstellen in een openbare vergadering van de gemeenteraad.
Het college beschikte over te weinig personeel en vond een aantal zaken niet langer verantwoord. Zo werd aan de raad een voorstel gedaan voor het aanstellen van drie gemeentearbeiders op grond van een arbeidscontract. Na gebleken geschiktheid en dienstijver zouden deze mensen dan na twee jaar in vaste dienst worden genomen. Er wordt een hele opsomming van de werkzaamheden gegeven. De terminologie laat zien, dat men een duidelijk verschil maakt tussen de medewerkers in de buitendienst en het secretariepersoneel. Een raadslid zegt zelfs in het openbaar dat er geen extra personeel nodig is en dat de ‘arbeiders’ er de kantjes vanaf lopen. De voorzitter weerspreekt het raadslid gelukkig wel, maar het zal maar door je hoogste baas gezegd worden.
In november 1946 komt de gemeenteraad bijeen om te praten over de installatie van de nieuw benoemde burgemeester M.H. Cox. Cox oefende tot dan in feite een waarnemende taak uit. Dit gold voor vrijwel elke gemeente. Na de oorlog moesten eerst de nodige onderzoeken plaatsvinden. Daarnaast speelde in Heeze dat er meer bekend moest zijn over het lot van burgemeester Serraris en de formele afwikkeling van diens overlijden en ontslag. Op 2 november 1946 wordt M.H. Cox met ingang van 16 november 1946 door de Koningin benoemd tot burgemeester van Heeze. Op 23 november 1946 vindt zijn installatie plaats. De toespraken laat ik verder buiten beschouwing.
Benoeming van burgemeester Michaël Henricus Cox (1898-1984) van 2 november 1946. (Bron: archief gemeente Heeze)
Raadsvergaderingen konden toen in feite niet kort duren. Bij het vaststellen van de notulen moesten die eerst door de gemeentesecretaris weer worden voorgelezen en dan doe je een vergadering in feite dunnetjes over.
Op 28 november 1946 moet Cox formeel nog ontslagen worden als gemeentesecretaris. G.C.N. van der Heijden volgt hem op. We waren dus in feite twee jaar verder, voordat de gemeente weer echt kon denken aan normaal functioneren. Op 30 december 1946 kan dan eindelijk door de gemeenteraad de begroting voor 1947 worden vastgesteld.
In die vergadering komt ook de woningnood weer aan de orde. De gemeente mag maar een paar woningen bouwen. Veel wegen lieten nog steeds de gevolgen zien van het zware militair verkeer. Bij regen veranderden de straten in het dorp veelal in modderpoelen en stonden de goten vol met slijk. Men vraagt zich af of de zandwegen geen verharding kunnen krijgen met sintels. Ook het ontbreken van verlichting in de nodige straten komt weer aan de orde. Er waren toen zelfs nog straten die niet aangesloten waren op het elektriciteitsnetwerk.
Het eigen, tijdelijke gemeentehuis dat van 1947 tot 1954 in gebruik was. (Bron: fotocollectie heemkundekring 'De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten')
In 1947 kon de gemeente in elk geval weer aan de slag in een eigen tijdelijk gemeentehuis. Op de verdieping ging zelfs de jonge ambtenaar Leo Verest (1910-2004) wonen. Nadat het nieuwe gemeentehuis in 1954 werd geopend, volgde de sloop van dit fraaie pand. Het stond aan de rand van het huidige gemeentehuisplein.
Bronnen:
Notulen en archief gemeente Heeze.
Jan van Oudheusden en Henk Termeer, Tussen Vrijheid en Vrede, het bevrijde Zuiden, september ‘44-mei ’45 (Zwolle 1994).