“Ons Opoe”

Heemkronijk jaar:2019, jaargang:58, nummer:3, pag:18-20

“Ons Opoe”

door: Annemie van Asten m.m.v. Anita Reinders

In het begin van de vorige eeuw werd zij, ons Opoe, in Helmond geboren. Tegen het einde van diezelfde eeuw hebben wij, in diezelfde door haar zo geliefde stad, afscheid van haar genomen, van deze markante, doodgewone, rasechte Helmondse vrouw. Het voelt als een feest haar gekend te hebben en het is heerlijk te weten, dat zij van mij hield en ik van haar.

Zij vertelde mij over haar ouders, over de plek waar zij opgroeide, over de armoede maar ook over de hechte onderlinge verbondenheid met de mensen om haar heen, met de mensen uit haar straat. Toen zij een jaar of twintig was, trouwde zij met een jongen uit Gemert. Peer, haar man heeft altijd van haar gehouden en haar op handen gedragen. Dat laatste viel niet mee. Hij was namelijk een zeer klein, iel ventje en Hanna een zeer gezette, stevige, plompe vrouw.

In tegenstelling tot de meeste Helmonders werkte haar Peer niet in de textiel, maar was hij in dienst bij één van de plaatselijke schroefboutengiganten. Niet dat hij een gigantisch loon ontving, het was zeer karig. De fabrikant hield de mensen arm en de clerus hield hen dom, was het gezegde over die tijd en dat klopte zeker voor Peer en Hanna. Toen een van de directeuren zijn vulpen in een bedrijfsputje liet vallen en Peer gesommeerd werd die pen op te duiken, raakte hij daarbij zo ernstig aan zijn middel verwond, dat zij hun gehele verdere leven van een zeer lage uitkering moesten zien rond te komen.

Hanna en Peer woonden in de Jan Stevensstraat, hier gezien vanuit de Heistraat. De woningen werden gebouwd doorwoningbouwvereniging Volksbelang. (Bron: www.oudhelmond.nl/image/view) 

“Ik ben toen washuizen goan zoeken en gelukkig kos ons Vadder op de kiendjes letten, als ik weg moes,” zei Hanna. Ook de pastoor had zijn invloed laten gelden, want in het kleinste arbeidershuisje van Helmond, in het kleinste straatje van de binnenstad woonde het echtpaar met hun vijf kindertjes. “Als ik bij de slager war goan werken, kreeg ik de vlis-afval mee noar huis en dat was de innigste keer, da wij wa vlis op os bord kregen”. En zo verstreken de jaren in diepe armoede, maar wel in steeds grotere liefde voor elkaar.

Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werd er in dit kleine huisje groots werk verricht en wanneer Hanna mij hierover vertelde, dacht ik: dat verhaal mag niet verloren gaan. De rol, die deze grootmoeder gespeeld heeft, wil ik graag doorgeven.

Een politieagent, vier Helmondse meisje en drie Engelse militairen in september 1944. (Bron: www.tracesofwar.nl/helmond, Jeroen Koppes en Marian Bom) 

Zuid-Nederland was bevrijd en de Engelsen kwamen, rechtstreeks uit de loopgraven, Helmond binnen. Bij Hanna werd het ouderlijk bed opnieuw opgemaakt, op het krappe boven-verdiepingske werd vers stro neergelegd en de soldaten werden gesommeerd hun kleren uit te trekken. De vrouw des huizes gaf hen hun eigen schamele kleding en zette de soldatenkledij in de soda. Natuurlijk werd hen eten voorgezet en terwijl de jongens uren, misschien wel dagen in hun bedden sliepen, stond Hanna aan het fornuis en achter het wasbord. Zij verstelde alles zo goed en zo kwaad als het ging en ze dacht alleen maar aan die arme drommels.

Tijdens de weken, de maanden dat zij ingekwartierd bleven, sprak men geen Engels, geen Helmonds met elkaar, maar sprak men de taal van het hart. Zeer vanzelfsprekend waren Hanna en Peer wel eens bezorgd als ‘de meiskes’ Helmond introkken om feest te vieren, maar ‘haar soldaten’ zorgden er steevast voor dat de dochters keurig thuiskwamen.

Toen ver na de oorlog de contacten tussen Helmond en the Royal Norfolk Company op gang kwamen, waren de ontmoetingen met ‘haar boys’ hartverwarmend. Na verloop van tijd kwamen er officiële uitwisselingen tussen de Gemeente Helmond en ‘The Royal Norfolk’ en werd Hanna ten gemeentehuize tot ‘de moeder van de soldaten’ gekozen. Na alle herdenkingen was zij diegene, die een krans mocht leggen en dat maakte haar wel eens verlegen. Dat laatste was zij zeker niet toen zij voor de eerste keer, samen met haar dochters, meeging naar Engeland. Zij bleef het nadien altijd spannend vinden, maar oh zo heerlijk om ‘haar boys’ steeds opnieuw te mogen blijven ontmoeten.

Het 'Royal Norfolk-monument' op het Royal Norfolkplein in Helmond dat is onthuld in 1984. (Bron: www.visitbrabant.nl) 

Deze reizen naar Engeland waren niet haar enige buitenlandse reizen. Nee hoor, bij verjaardagen kreeg Hanna geld van haar kinderen en later ook van haar kleinkinderen. Uiteindelijk bleek het niet meer nodig om daarvan huishoudelijke artikelen te kopen. Wat was zij arm geweest! Zo had zij vroeger iedere week een dubbeltje moeten betalen aan ‘de Dela-man’, die dat wekelijks bij haar kwam ophalen. Het mocht toch niet gebeuren, dat je ‘van den arme’ begraven zou moeten worden!!

Wanneer ik dit verhaal, denk ik aan de talloze keren dat ik tweedehands kleding meebracht voor Hanna. Zij trommelde de kinderen en kleinkinderen bij elkaar en er werd modeshow gehouden. Heerlijk had zij het gevonden en zij verzekerde mij dat oprecht, toen zij bij mij enige aarzeling bespeurde omtrent mijn schaamtegevoel over dit tweedehands spul.

Toen Hanna niet meer achter het naaimachine moest om alle kleding te herstellen, begon zij aan het haken van kleedjes. Zij breide pannenlappen, bedsokken, poppenkleertjes, dat het een lieve lust was! Met Sinterklaas lagen er zelfgemaakte cadeautjes klaar voor iedereen, voor alle kinderen met hun aanhang, voor alle kleinkinderen en later ook voor de aanhang van de kleinkinderen. Samen aten zij erwtensoep met wortelenstamp en hadden zij geweldig veel plezier.

Heel erg veel later, toen Hanna naar het bejaardenhuis was vertrokken, rechtstreeks vanuit het kleine straatje en zonder haar inmiddels overleden Peer, bestelde zij op haar verjaardag bij de kok “slaai me skruwsaws”. Ja, sla met uiensaus dat stond op haar verjaardagsmenu, want al die flauwekul kon zij niet waarderen, gewone kost was het lekkerst! 

Soms was Hanna verdrietig en dat had meestal met het verlies van haar man te maken. Hele verhalen moest zij dan vertellen over haar Peer, die altijd tegen haar had gezegd: “zoals gij ut doet, is ut goe”. Om haar verdriet weg te slikken had zij de laatste jaren bijna altijd een steentje in haar mond.

Maar zoals de meeste Helmonders niet vreemd is, kon ook Hanna heerlijk feestvieren. In het bejaardenhuis kon zij niet meer achter haar naaimachine plaatsnemen, maar voor de carnaval zat zij al maanden van tevoren het een en ander bij elkaar te ‘frotten’, zoals zij het zelf noemde. Menig keer behaalde Hanna de hoofdprijs voor de leukst verklede bewoner van het bejaardenhuis en stapte zij met haar nog steeds volumineuze postuur rond als haremvrouw, als sjeik of als indianenvrouw. Een advocaatje was meer als voldoende om deze oh zo tevreden vrouw in opperbeste stemming te brengen en optimaal te laten genieten van de carnavalsmuziek en vooral van de ‘tonpraoters’.

Maar zoals gezegd, voor haar verjaardagen kreeg Hanna geld en mocht zij mee naar Lourdes. Wat heeft zij daar devotievol gebeden, werkelijk voor iedereen. Menig flesje Lourdeswater werd er mee naar huis gebracht en niet te vergeten het prachtige Lourdeslichtje. Maria omkranst met gekleurde lampjes en onderin een laadje om je opgeschreven wensen aan Maria op te dragen. Bij menig examen of moeilijk moment is ook bij mij de stekker in het stopcontact gegaan.

Een Lourdeslichtje met stekker. 

Voor één van haar in totaal tien Lourdesreizen had ik Hanna meegenomen naar mijn huis. Ik vroeg mijn man of wij haar niet wat zakgeld konden geven voor de grote reis. Heel dankbaar vertelde zij me nadien, dat zij van die f 50,- nu eindelijk ook eens de stok had kunnen kopen, die zij daar al zo vaak had gezien. Wat vond zij het heerlijk om haar gehandicapte buurjongen hiermee te verblijden!

Zij leerde niet alleen haar kinderen en kleinkinderen – ‘m’n jong’ zoals zij zelf zei - om elkaar te verstaan, maar zijzelf verstond en hielp steeds alle buren, wanneer die op welk moment dan ook haar hulp nodig hadden. Het valt natuurlijk wel te begrijpen, dat in dit kleine straatje van de inmiddels oude binnenstad, menigeen was vertrokken en dat er niet alleen Helmonders, maar ook buitenlanders voor in de plaats waren gekomen. Bij Hanna niet getreurd, zij verstond iedereen en iedereen verstond haar.

Dat laatste was zeer goed te merken toen Hanna en Peer hun vijftigjarig huwelijksfeest vierden. Wat hadden de kinderen gespaard om hier een onvergetelijk feest van te maken! Geweldig! Inderdaad hier kwam ik iedereen tegen, toen ik samen met mijn echtgenoot op de receptie was. “Ge komt toch ok,” zei Hanna en “ge brengt uwwe bas toch wel mee?” Wat bedoel je Hanna, mijn man of mijn directeur. “Neie, neie, uwwe mins”!

Natuurlijk ging ik naar haar crematie, toen zij op 96-jarige leeftijd was overleden. Ik zat, naast twee Norfolk-veteranen, die overgekomen waren om ‘de moeder van de soldaten’ de laatste eer te bewijzen. Samen met haar kinderen, haar klein- en achterkleinkinderen, samen met haar vele, vele vrienden hebben wij afscheid genomen van deze sterke vrouw. Voor mij was zij een ‘ongeslepen diamant’. In mijn hart overheerste de dankbaarheid haar gekend te hebben en te weten en te voelen dat haar goedheid in velen voort zal leven. Zij was herenigd met ‘heure bas’ en dat moet voor haar, voor ‘ons Opoe’een rechtvaardige bekroning en een heerlijke begroeting zijn geworden.

Het bidprentje van 'opoe'. Ze wordt aangeduid als 'Erelid van de Royal Norfolk'. (Bron: Nederlands Bidprentjes Archief)

Ga terug