Heemkronijk jaar:2019, jaargang:58, nummer:4, pag:15 -21
De sigarennijverheid in Heeze, Leende en Geldrop omstreeks 1940 (2)
door: Henk van Asten
In de vorige Heemkronyk verscheen het eerste deel van de artikelenserie over de sigarennijverheid in ons heemgebied.[1] In deze aflevering komen de overige Heezer sigarenfabrikanten aan bod en verder Jac. van Asten en Piet Baudoin uit Leende.[2]
P. van Lierop
Petrus Johannes van Lierop (Peer, 1891-1971), een broer van Bertje, woonde op Ginderover A38, later nr. 47. Zijn vrouw Leen had daar een sigarenwinkeltje.[3]
Ginderover 47 in de jaren 1970 met de sigarenwinkel van Cor en Liberata van Hertrooij. (Bron: collectie. Cor van Hertrooij jr.)
Bij vraag 4 van het aanmeldingsformulier vulde hij in november 1941 in dat zijn bedrijfje al bestond sinds 15 november 1907. Dan was hij dus pas 16 jaar oud toen hij voor zichzelf begon. Hij maakte alleen grote sigaren met een gewicht van 3 gram of meer. Dat waren er 46.800 in 1939 met een kleinhandelswaarde van in totaal f 1.684,-. Ze werden dus verkocht tegen een gemiddelde prijs van slechts 3,60 cent. Toen hij bij vraag 26 moest invullen welk percentage hij leverde aan winkeliers, grossiers en particulieren, schreef hij de getallen 31.800, 7.000 en 5.800 op. Maar dat was samen 44.600 stuks, en geen 46.800. Dus ergens was er een rekenfout gemaakt.
Rekening houdend met de 12,5% accijns die hij moest afdragen en de korting voor de handel, kwam zijn netto omzet uit op ongeveer f 1.200,-. Hij had in 1939 in totaal 3.000 kg kolen en 322 kg tabak verbruikt. Die kosten moesten nog van de netto omzet worden afgetrokken. De 322 kg ruwe tabak bestond overigens uit 46 kg dekblad, 72 kg omblad en 184 kg binnengoed. Dat was echter 302 kg in totaal. Had hij zich hier soms 20 kg vergist ? Bij hem was de verhouding dus 0,15:0,24:0,61, wat aardig overeenkwam met de norm van 1:2:5 (ofwel 0,125:0,25:0,625). Overigens kwam een verbruik van 302 kg tabak voor het maken van 46.800 sigaren neer op een gewicht van gemiddeld 6,45 gram per sigaar, inclusief af- en uitval. Bij zijn broer Bert was dit 7,67 gram. Peer maakte dus waarschijnlijk vrij kleine ‘grote sigaren’. Vandaar ook de lage verkoopprijs. De vragen 29 tot en met 36 vulde Peer niet in omdat hij terecht vond dat deze niet op hem van toepassing waren. We weten dus niet hoeveel uur hij per week werkte. De productie van de meeste sigarenmakers lag op ongeveer 60.000 stuks per jaar bij een werkweek van 48 uur. Peer maakte er 46.800 in 1939, dus hij werkte gemiddeld misschien 37,5 uur per week.
In 1940 verbruikte hij 2.200 kg kolen, 800 kg minder dan een jaar eerder. Hij was toen al (noodzakelijkerwijs) zijn productie aan het afbouwen. In het eerste halfjaar van 1941 produceerde hij slechts 19.750 sigaren, met een kleinhandelswaarde van f 1.112,-, wat neer kwam op een gemiddelde prijs van 5,63 cent. Toen moest de klant hier bovenop ook nog opcenten betalen, bijvoorbeeld 1,2 cent bij een sigaar van 6 cent.[4]. Dat was een extra belasting. De accijns was intussen verhoogd naar 17,5%. In deze tijd leverde Peer zijn sigaren onder het merk Padvinder.
P. Manders
De Don Genzo Sigarenfabriek stond op Ginderover 13. De eigenaar was Peter Manders (1891-1965). Het bedrijf was in oktober 1930 opgericht door Jan van Gennip. Nadat deze in 1936 overleed, trouwde de vrijgezel Peerke in 1939 met diens weduwe en ging hij verder met het Don Genzo fabriekje.[5]
Een rekeningetje voor ‘Sjaar van Asten’. Manders bedoelde hiermee mijn vader die Siraar werd genoemd. Op 25 maart 1941 leverde Peerke Manders 550 sigaren voor f 46,20. Ze kostten f 84,- per 1000. De consumentenprijs was 10 cent per stuk.
De sigaren werden dus verkocht onder het merk Don Genzo en ze waren voorzien van een banderol met het nummer 2947. Alles was vormwerk, ofwel handwerk met het gebruik van sigarenvormen. In 1939 werden er 78.000 sigaren geproduceerd, alleen ‘grote’. Deze hadden een totale kleinhandelswaarde van f 3.030,-, wat neer kwam op een gemiddelde prijs van 3,88 ct. Dat jaar verbruikte hij 79 kg dekblad, 156 kg omblad en 468 kg binnengoed, in totaal dus 702 kg. Voor één sigaar had hij dus 9 gram tabak nodig, inclusief af- en uitval, wat nogal veel was.
Over het kolen- en elektricteitsverbruik moest Peerke het antwoord schuldig blijven, want, zo schreef hij bij vraag 25: “Had geen gegevens omdat de leveranciers geen gegevens hadden”. Hij leverde 70% van zijn productie aan winkeliers, 10% aan grossiers en de rest aan particulieren. Na aftrek van verschuldigde accijns en de verstrekte korting bleef er een netto omzet over van ongeveer f 2.250,-.[6] Op 1 januari 1940 had hij één persoon in dienst, maar hij vermeldde niet hoeveel er in 1939 aan loon werd betaald. Kennelijk betrof het hier geen “verzekeringsplichtig jaarloon, betaald volgens loonlijsten voor de Rijksverzekeringsbank”. Er werd 48 uur per week gewerkt.
Op 1 oktober 1941 had hij geen personeel meer. In de eerste helft van dat jaar maakte Peerke 30.000 ‘grote’ sigaren. De kleinhandelswaarde was met f 2.903,- echter ongeveer even hoog als het totaal van heel 1939! Hij had de stuksprijs van zijn sigaren flink opgeschroefd, tot maar liefst gemiddeld 9,68 cent.
De Gebr. Van Asten, toen met hun sigarenzaak gevestigd op Emmerikstraat 5 (nu nr. 9), kochten in 1941 in totaal 1.550 sigaren, 550 in maart en 1000 in oktober, voor een totaalbedrag van f 121,20, dus met een gemiddelde inkoopprijs van 7,82 cent. In 1942 leverde Manders vijf keer sigaren, in totaal 2.650 stuks, waarvan in januari 1500 stuks, en verder 500 in mei, 250 in juni, 150 in oktober en 250 in november. Nu bedroeg het totale factuurbedrag f 215,37 en de gemiddelde inkoopprijs 8,13 cent.
Daarna kocht mijn vader pas in augustus 1946 weer sigaren bij Manders voor f 67,20, onder andere 55/100e met een verkoopprijs van f 1,30 (een /100e is een doosje van 10 stuks). Daarna ging het crescendo. De grote fabrieken konden niet genoeg leveren en Peerke Manders blijkbaar wél. Of waren zijn sigaren zo slecht dat hij ze aan de straatstenen niet kwijt kon? De kwaliteit was waarschijnlijk in die tijd nog wel acceptabel, aangezien er toen nog geen goede tabak beschikbaar was. Mijn vader kocht in juni, augustus en december 1947 in totaal 5.900 sigaren voor een bedrag van f 717,28 en in 1948 8.950 sigaren voor f 1.505,90, verdeeld over elf leveringen in de periodes januari/maart en augustus/december. Tenslotte volgden er nog acht leveringen in de eerste zeven maanden van 1949 van in totaal 3.500 sigaren voor in totaal f 549,56. Dat jaar werd de distributie van sigaren afgeschaft. Inmiddels waren er genoeg sigaren te koop bij grotere en/of betere fabrikanten. Peerke schreef nog steeds al zijn facturen met potlood.[7]
Adr. van der Velden
Adrianus van der Velden (1885-1965) was al in 1909 sigarenmaker. Hij richtte op 1 april 1920 de sigarenfabriek A. van der Velden & Co. op, maar later werkte hij bij Sigarenfabriek Bovema, waar hij sinds 1926 de leiding had.[8] Nadat Bovema was gestopt, begon hij op 24 juli 1935 voor zichzelf. Het fabriekje stond in de Molenstraat op nummer 33 (nu nr. 41).
Molenstraat 41 in 2013.
Hij had het aanvraagformulier voor de Vakgroep Sigarenindustrie in november 1941 netjes ingevuld met een typemachine. In 1939 maakte hij 31.000 sigaren, 19.000 grote en 12.000 kleine van minder dan 3 gram. Hij was dus één van de weinige kleine fabrikanten die ook senoritas leverde. De kleinhandelswaarde bedroeg f 845,-. Na aftrek van de accijns bleef er f 743,20 over. Ik neem aan dat hij geen korting gaf, want hij verkocht alles rechtstreeks aan particulieren. Op deze manier leverden zijn sigaren maar weinig op. De gemiddelde prijs van de grote sigaren bedroeg maar 3,34 cent en van de kleine slechts 1,75 cent.
Zijn sigaren hadden het banderolnummer 6563 en hij gebruikte de merknaam Octavio Mai. Hij had dat jaar 25 kg dekblad, 65 kg omblad en 130 kg binnengoed verbruikt, ofwel in totaal 220 kg. Dat was per sigaar 7,10 gram (inclusief af- en uitval). Verder had hij 4.000 kg kolen nodig gehad en 10 Kw/h aan elektriciteit. Hij had geen personeel en hij werkte 45 uur per week.
In het eerste halfjaar van 1941 maakte hij 13.050 sigaren, 9.100 grote en 3.950 kleine. Deze brachten gemiddeld respectievelijk 10,79 en 4,38 cent op. Vergeleken met 1939 was dit een toename van 223% en 150%! De totale kleinhandelswaarde bedroeg f 1.154,50. De accijns was inmiddels verhoogd tot 20% op grote sigaren en 25% op kleine, zodat er na aftrek van accijns f 956,30 over bleef.
Een rekening van 17 april 1942 van Adr. van der Velden voor twee kistjes sigaren.
Op 17 april 1942 leverde hij aan mijn vader twee kistjes sigaren van 50 stuks. De inkoopprijs van die sigaren was 8 cent per stuk. In dezelfde maand verkocht hij nog een keer 2/20 voor f 8,-. In totaal leverde hij dat jaar 200 sigaren.[9] Dat was eigenlijk niet de moeite waard, maar alle beetjes hielpen. Sigaren begonnen schaars te worden.
P. Wijnen
Piet Wijnen (Petrus, 1883-1945) woonde op de Leenderweg 20. Dit huis staat er nog. Vanaf 23 maart 1930 werkte hij als zelfstandig sigarenmaker. Hij had geen telefoon, geen girorekening en geen bankrekening. Zijn hele productie bestond uit vormwerk. Hij werkte 48 uur per week en maakte dan alleen grote sigaren: 40.800 stuks in 1939. Ze hadden het banderolnummer 6017 en ze werden allemaal verkocht tegen de erg lage kleinhandelsprijs van 3 cent. Piet schreef namelijk: “Duurdere sigaren niet verkocht”. Hij maakte de merken Modjo en Sumatra. Alles ging rechtstreeks naar particulieren. Volgens Leentje Beks ging haar vader Willem Verest, die een ijzerwinkel had, in die tijd zijn sigaren bij Piet halen. Hij nam dan een weckketel (!) mee, en daar werd dan een hele partij sigaren tegelijk in gedaan.[10]
De totale banderollenwaarde bedroeg f 1.224,-., exclusief de accijns f 1.088,-. Piet gebruikte 56 kg dekblad, 70 kg omblad en 200 kg binnengoed, dus in totaal 326 kg ruwe tabak, ofwel gemiddeld 7,99 gram per sigaar, inclusief af- en uitval. Verder had hij in 1939 aan kolen 2.500 kg verstookt. Een jaar later was dat 2.000 kg. Waarschijnlijk maakte hij toen al minder sigaren. In het eerste halfjaar van 1941 waren het er maar 2.200.
Links Leenderweg 20, rechts nr. 18 in het begin van de jaren 1960? (Bron: collectie. Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’)
Omstreeks 1940 kende Leende een iets minder onbeduidende sigarennijverheid dan Heeze. In Leende was de fabriek van P.C.J. Baudoin het belangrijkst. Verder waren er de volgende personen actief: Jac. van Asten, T. A. Baudoin, W.F. Cardinaal, F. van Weert, Nic de Win & Zn., W.A. de Wit en F. de Wit & Co.
Jac. van Asten
Op het adres Oosterik A58 werkte Jac. van Asten vanaf 25 juni 1936 als zelfstandig sigarenmaker. Omdat hij toen pas begon, kreeg hij een hoog banderolnummer toegewezen. In zijn geval was dat het nummer 7098. Hij maakte handmatig alleen grote sigaren van meer dan 3 gram. In 1939 waren dat er 160.200. Op het aanmeldingsformulier voor de Vakgroep Sigarenindustrie dat hij in november 1941 invulde, vermeldde hij dat de kleinhandelswaarde slechts f 19,- was. Het ging hier om 700 goedkope sigaren met een gemiddelde prijs van slechts 2,71 cent. De rest, dus bijna alles, werd merkloos los-nat verkocht aan andere sigarenfabrikanten. Dus die sigaren waren nog niet gedroogd en nog niet verpakt in dozen of kistjes.
In 1939 verbruikte hij aan ruwe tabak 1.294 kg, waarvan 178,5 kg dekblad, 321 kg omblad en 804,5 kg binnengoed. Dat kwam neer op een gewicht van 8,08 kg per sigaar, inclusief uit- en afval. Verder had hij 2.000 kg aan kolen verstookt. Er werd 48 uur per week gewerkt, maar gezien het aantal van 160.200 sigaren moeten er toch in totaal drie mensen emplooi hebben gehad. Dat zal dan eigen volk zijn geweest, want aan verzekeringsplichtig loon gaf hij het bedrag van nul gulden op. In 1940 was dat f 361,-, een (klein) jaarsalaris. In het eerste halfjaar van 1941 maakte deze Van Asten nog 45.950 sigaren.
Sigarenfabriek ELSI, P.C.J. Baudoin
P.E. Baudoin (Piet, 1850-1928) had vroeger gewerkt bij Gebr. Van Best te Valkenswaard, een firma die al in 1864 was gestart met een tabakskerverij en daarna ook sigaren ging maken. Hij richtte in Leende in 1881 de Sigarenfabriek ELSI op. Elsi was geen meisjesnaam, maar stond voor Eerste Leendsche Sigaren Industrie. Piet had geluk dat de gemeente Heeze-Leende nog niet bestond, want burgemeester Strijbosch was hem in Heeze al drie jaar voor. Zijn oudste zoon P.C.J. Baudoin (Piet, 1878-1945) volgde hem op. Deze was ook gemeenteraadslid geweest en baatte als nevenactiviteit, evenals zijn vader, een café uit. In 1942 werd het bedrijf voortgezet door diens oudste zoon P.E.C. Baudoin (Piet, 1907-1967).[11]
De fabriek stond op het adres A71 ofwel Dorpstraat 21. P.C.J. Baudoin woonde op hetzelfde adres. Op het aanmeldingsformulier van november 1941 werd geen telefoon-, giro-, of banknummer ingevuld. Men leverde in 1940-41 de volgende merken: ’n Tip voor U, een senoritas van 3 cent; Corona, een corona dus, van 4 cent; Brabantsche Post, een bolknak van 5 cent; en Elsi. Het banderolnummer was 3968.
Een merk van sigarenfabriek ELSI. In zo’n doosje zaten 10 cigarillo’s.
Er werkten in die jaren zeven mensen, hoofdzakelijk eigen personeel, 48 uur per week. Verzekeringsplichtig loon werd er in 1939 niet uitbetaald en in 1940 was dat slechts f 54,-. In 1939 vervaardigde men 234.000 grote sigaren en 26.000 kleine. Hoeveel deze opbrachten is niet bekend. De hele productie bestond uit vormwerk. Er waren geen machines aanwezig in de fabriek. Er werd 2.532 kilo aan ruwe tabak verbruikt, verdeeld over 273 kg dekblad, 561 kg omblad en 1.698 kg binnengoed. Per sigaar kwam dit neer op 9,74 gram (inclusief uit- en afval), wat nogal veel was. Het energieverbruik bedroeg 3.000 kg kolen en 160 Kw/h elektriciteit, zowel in 1939 als in 1940.
Van de 260.000 sigaren ging in het laatste vredesjaar 40% naar winkeliers, 20% naar grossiers, 30% rechtstreeks naar particulieren en 10% naar andere sigarenfabrikanten. De prijs van de sigaren was op een factuur van 15 juni 1940 al f 2,- per duizend hoger dan in april. Toen was deze nog f 31,- en f 21,-. Na het uitbreken van de oorlog kwam Baudoin dus al snel met een prijsverhoging. Hij schreef op de factuur verder nog: “M., Daar de luxe ringen [de sigarenbandjes, HvA] nog niet overgestuurd zijn kan ik de 4-3½ cents sigaren nog niet leveren, doch hoop ik deze Dinsdag a.s. bij me te hebben wanneer ik kom afrekenen.” Op de factuur van 20 april stond te lezen: “M., Dinsdagmorgen komen wij wel even aan om tevens twee nieuwe modellen aan te toonen, waarmede u zeker sucses zult hebben. Hoogachtend,”.
Het café van Piet Baudoin aan de Dorpstraat in de eerste helft van de jaren vijftig. Hier bevond zich ook het sigarenfabriekje. (Bron: Piet Willems, Lind in beeld. Oude foto’s uit het archief van verzamelaar en fotograaf Wim Pompen (Leende 2007) 154)
Tegenwoordig staat er het pand rechts op deze locatie, nu Dorpstraat 10. De foto werd gemaakt op 14 november 2019.
Al met al leverde hij dat jaar 19.400 sigaren nadat de boerderij met de sigarenzaak eind januari 1940 was afgebrand en begin februari op het adres Emmerikstraat 5 (nu nr. 9) werd voortgezet.
Een factuur van 15 juni 1940 van Sigarenfabriek ELSI.
Op een totaal van circa 237.000 ingekochte sigaren was dat een niet onaanzienlijk aantal. Het ging om 18 leveringen voor een totaalbedrag van f 616,35.[12] Dit stond in schril contrast met 1941. Toen verkocht Baudoin maar één keer sigaren, namelijk 1.500 stuks in oktober, voor een bedrag van f 144,72. Dat waren 200 stuks Regent van 12 + 2,4 cent, 300 Cabinet van 10 + 2 ct en 1000 ’n Tip voor U van 8 + 1,6 ct. Vanaf 1 april 1941 kwam er 20% aan opcenten bovenop de kleinhandelsprijs.[13]
In het eerste halfjaar van 1941 werden er bij Elsi 81.000 sigaren gemaakt: 75.000 grote en 6.000 kleine. Deze hadden in de winkel een totale verkoopprijs exclusief opcenten van respectievelijk f 7.404,- en f 270,-, en een gemiddelde prijs van 9,87 en 4,5 cent. De accijns bedroeg toen 20% op grote en 25% op kleine sigaren. Na aftrek van accijns ontving men dus f 6.386,-. Om de netto omzet te berekenen, moet van dit bedrag nog de verleende korting van 15 à 20% worden afgetrokken. Vergeleken met 1939 was de gemiddelde maandproductie in het eerste half jaar van 1941 dus beduidend minder, maar door de flinke prijsverhogingen was de gemiddelde maandomzet zelfs nog hoger. Het personeelsbestand was wat terug gelopen. Op 1 oktober 1941 werkten er vijf personen.
Ondertekening door Piet Baudoin van het aanmeldingsformulier van de Vakgroep Sigarenindustrie.
Tenslotte voegde Piet Baudoin bij vraag 36 “Bijzondere opmerkingen” nog het volgende toe: “De toekenning van tabak door het R.B.T.T. geschiede volgens onze opgave over 1939. Deze opgave meenden wij gerechtvaardigd te kunnen doen volgens het personeel waarmee wij hadden gewerkt in 1939 n.l. 7 personen……. Daar de tijdsomstandigheden (vooral in de eerste oorlogsdagen) voor ons onmogelijk hadden gemaakt eene zuivere opgaaf te veroorloven hebben wij eene schatting moeten doen. Met het R.B.T.T. hebben wij hierover verschillende malen gecorrespondeerd, ben zelfs naar ’s-Hage geweest en heb daar de zaak mondeling toegelicht, ’t mocht evenwel niets baten inmiddels zullen wij er maar in berusten”. Deze vage tekst duidt er volgens mij op dat er onenigheid bestond over de schatting van het tabaksverbruik in 1939 en dat het R.B.T.T. wilde uitgaan van een lager verbruik.
Een factuur van 14 juli 1947 van Sigarenfabriek ELSI. Let op het andere handschrift vergeleken met 1940,nu geschreven door P.E.C. Baudoin, die nog steeds het oude factuurpapier uit de jaren dertig gebruikte.
Daardoor zou Piet Baudoin later dus minder tabak toegewezen krijgen en daar was hij het uiteraard niet mee eens.
Na 1941 leverde Baudoin geen sigaren meer aan de gebroeders Van Asten. Vanaf 1945 was mijn vader de enige eigenaar van de sigarenwinkel. Piet, de zoon van P.C.J., verkocht aan hem in 1947, vanaf juli, in totaal 3.500 sigaren. Dat waren 25/100 senoritas Elsi van 8 + 0,8 ct, 25/100 senoritas Rodrigues van 10 + 1 ct, 500 stuks Corona van 10 + 1 ct, 500 stuks Emir en 500 stuks Exquisito, beide van 15 + 1,5 ct, en 20/20 Brabantsche Post van 20 + 2 cent. Het totale factuurbedrag bedroeg f 505,81. In 1948 leverde hij in 9 keer in totaal 5.050 sigaren voor in totaal f 744,45, en daarna niets meer.[14] Ondertussen waren sigaren, evenals veel andere artikelen, ongeveer 3 tot 4 keer zo duur als vóór de oorlog.
(wordt vervolgd)
[1] Henk van Asten, ‘De sigarennijverheid in Heeze, Leende en Geldrop omstreeks 1940 (1)’, Heemkronyk 58 (2019) nr. 3 12-17.
[2] De in dit artikel vermelde gegevens zijn, voor zover niet anders vermeld, ontleend aan diverse aanmeldingsformulieren voor de Vakgroep Sigarenindustrie, in het najaar van 1941 ingevuld door de diverse fabrikanten.
[3] Henk van Asten, Ondernemend Heeze (1900-1963) – deel 2 (2e druk, Heeze 2015) 16.
4] Henk van Asten, De sigarenwinkel van mijn vader en oom Thieu tijdens de oorlogsjaren in Heeze (2e druk, Heeze 2012) 67.
[5] Van Asten, Ondernemend Heeze 12-14.
[6] Voor uitleg over de berekening, zie bij Beelen in aflevering 1: Van Asten, ‘De sigarennijverheid’ 14-15.
[7] Van Asten, De sigarenwinkel 70, 72, 93, 96. Boekhouding Sigarenmagazijn G. van Asten.
[8] Van Asten, Ondernemend Heeze 15.
[9] Van Asten, De sigarenwinkel 93 en 96.
[10] Van Asten, Ondernemend Heeze 24.
[11] Peer van Lind (pseudoniem), ‘Lindse Kopstukken’, Weekblad Parel van Brabant, 29 augustus 2012 12; idem, ‘Leende en de sigaar deel 3’, Weekblad Parel van Brabant, 26 oktober 2011 14; Dagblad van het Zuiden, 23 mei 1942.
[12] Van Asten, De sigarenwinkel 8-11, 48 en 49.
[13] Van Asten, De sigarenwinkel 67, 70 en 76.
[14] Boekhouding van Sigarenmagazijn G. van Asten.