Heemkronijk jaar:1967, jaargang:6, nummer:5, blz.61 -64
P.J. GROEN VAN PRINSTERER WERD GEBOREN IN EEN KROT
door: J. Aerts
Op 29 juli 1759 werd Cornelis Groen van Prinsterer door zijn vader, die predikant was in Waspik, bevestigd als dominee van Heeze. Hij nam zijn intrek in de predikantswoning bij de Grote Kerk, dus in de oude kern; de tegenwoordige buurtschap Kerkhof (zie Kronijk van Heeze, blz. 17 en Aanhangsel B, Heeze 1A.).
De oude dorpskern was toen al een eenzaam gehucht, wat duidelijk blijkt uit een rekest van dominee Groen van Prinsterer aan de "Raaden van Staten der verenigde Nederlanden". De tekst is voldoende interessant om deze hieronder nagenoeg in zijn geheel te laten volgen. De missive die we vinden in het Resolutieboek van de Regenten van Heeze, Leende en Zesgehuchten (GA Heeze, nr. 4, fol. 113) was gedateerd 6 september 1765.
“.. dat den suppliant nu alrede ses jaeren in bediening geweest hebbende oijd niet heeft konnen erlangen de noodige vernieuwinghe aan zijn pastorij dewelke ook in zoo desolate toestand gesteld is ende afgelegen, dat hij overtuigd is ende zeer gaarne ter kennisse overgeve, dat hij een huijs bewone daar niets goed aan is, dat zodanig bouwvallig ende onsluitbaar is, dat de bewoonder,eensdeels om de bouwvalligheid, ende aan de andere zijde om de eenzaamheid aen alle ongemacken ende gevaeren bloot' staat ende dus op geen voegsame wijse met gerustheid 't zelve bewonen kan daar en boven dat zijn huisvrouw nadat voorval van Gerwe (thans Nuenen c.a.) met meerder vreese beset is geweest als wel voorheen ende deswegens voor een vrouw niet raetsaem is om in omstandigheden daar haar edele in geweest is, ende weder komen kan (op 5 mei 1765 had zij het leven geschonken aan een zoon: P.J. Groen van Prinsterer) de tegenswoordige pastorij te blijven bewonen. Weshalven hij suppliant sig keerd tot Uw Edel Mogende, ootmoedig versoekende dat U edel Mogende goede gelíeft te zíjn, om Regenten van Hees bij Leende te ordonneeten aen het suppliant een andere woning in de com van 't dorp na zijn genoege op te soeken teneinde hij suppliant van alle zijne bekommernisse ende regtmatige vreese eens een einde mag sien".
Het laat geen twijfel, dat de predikantswoning, die in 1654 was gebouwd met de stenen van de St. Jobskapel, de benaming krot volledig verdiende. Men kan de Edel Mogende Heeren enige voortvarendheid niet ontzeggen, want op 21 september is er al een afdoende antwoord binnen, waarin de Regenten gelast wordt: "Den Predikant ten spoedigsten te voorsien van een andere bequame pastorijewoning en wel op zodanige plaats van het dorp daar hij veijlig en met gerustheid zal kunnen wonen". Bovendien staat het de dominee vrij om alvast, tot de Regenten zich van hun opdracht hebben gekweten, een andere woning te zoeken en de zestig gulden huishuur te beginnen met 1766 in te houden.
In april 1767 kopen de regenten van de predikant van Leende, J. Laats "een huijsinge schuur en hoff, staende in de com van 't Dorp, nevens het huijs van den Secretaris Eek- ringa". Dit huis was, zo schrijven de regenten, vele jaren bewoond geworden door de predikant Sterk (deze was aanvankelijk adjunct en zal zich wel meteen in de kom hebben gevestigd), de drossaard, de secretaris en de rentmeester der heerlijkheid.
Het was kennelijk een herenhuis gelegen op de Ketsheuvel in Eimerick; nu Kapelstraat. Een afbeelding van deze pastorie staat in de Kronijk van Heeze op bladzijde 123. In 1839 werd op dezelfde plaats een nieuwe pastorie gebouwd die er nu nog staat, maar niet meer als zodanig in gebruik (Kapelstraat 67). De dorpsregeerders kopen dat huis voor fl. 1.200,--. Maar de verbouwing en het bouwen van een nieuwe schuur, alsmede de belastingen vragen ook geld; men heeft fl. 3.200, -- nodig, maar een gedeelte van dat bedrag kan men halen uit de verkoop van de oude pastorie met een stuk land. Men vraagt het benodigde bedrag te mogen opnemen tegen 2½ of 3½ %.
Zo kwam er een einde aan de woningnood van ds. C. Groen van Prinsterer, wiens vermaarde zoon nog in de pastorie bij de grote kerk was geboren. Volgens A.J.C. Kremer (Navorscher 1881, blz. 488) was dominee Groen gehuwd met een Hoevenaar, dochter van de heer van Geldrop. Wij konden dat nog nergens bevestigd vinden. Eveneens volgens Kremer, had Groen veel onaangenaamheden met de leden van zijn gemeente, onder welke er veel van slechte zeden zouden zijn geweest. Hij vertrok op 25 mei 1777 naar Uitwijk c.a. (Classis Gorinchem).
Petrus Jacobus Groen van Prinsterer, geboren te Heeze op 5 mei 1764, promoveerde te Lei- den op 25 april 1788. Zijn officiële benoeming tot Lands Doctor volgde op 18 augustus 1794. Deze betrekking - Officier van gezondheid - had hij eerder al gratis waargenomen. In 1795 worden hij en zijn ambtgenoten ontslagen. Hun werkzaamheden komen in handen van een bureau voor gezondheid. Het jaar daarop nam hij ook ontslag als stadsdokter. Weer een jaar later, op 18 maart 1797 huwt hij te Voorburg met Adriana Hendrika Caan (geboren te Rotterdam 12 juni 1772 en overleden te 's Gravenhage 28 december 1832) vrouwe van Urshem, de Braaken Rastenburg. Zij was enig kind en een der rijkste meisjes van de provincie. Uit hun huwelijk werden zes kinderen geboren, van wie een zoon en twee dochters in leven bleven. Hun zoon was de bekende mr. Guillaume Groen van Prinsterer, de voorman van de Anti Revolutionnaire en Christelijk Historische politieke richting.
P.J. Groen bekleedde nog tal van funkties op het gebied van de landelijke gezondheidszorg. Hij was ook lijfarts van koning Lodewijk Napoleon en later van koning Willem I en behoorde tot de meest bekende geneesheren van zijn tijd. Zie zijn biografie in het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek. Ook als gemeenteraadslid van Den Haagen als lid van de Provinciale Staten heeft hij veel verdiensten verworven. Bij zijn ontslag uit overheidsdienst kreeg hij de titel van Staatsraad in buitengewone dienst.
Hij overleed op 2 maart 1837 te ‘s Gravenhage en werd begraven op het kerkhof Ter Navolging, dat door hem zelf was gesticht.