Heemkronijk jaar:1968, jaargang:7, nummer:2, blz.13 -14
PERCEELSINDELING OP DE STRABRECHTSE HEIDE
door: Bert Verver
Naar aanleiding van een aantal artikelen over Romeinse akkerpatronen in Brabants Heem, wil ik Uw aandacht vragen voor het volgende. Bij de bestudering van de kaart van de Strabrechtse Heide, treft men ten noordwesten van het bekende punt Hoenderboom een merkwaardige lijnenpatroon aan, dat geheel binnen de gemeente Heeze is gelegen. Deze lijnen vormen op het eerste gezicht een rechthoek, doch bij nadere beschouwing blijken de hoeken niet geheel 90° te zijn. De zijden lopen echter wel ongeveer evenwijdig aan elkaar, zodat er bij benadering van een parallellogram kan worden gesproken. De afwijking van de rechte hoeken en het niet precies even lang zijn der zijden (zie kaartje) is waarschijnlijk te wijten aan landmeetkundige onvolkomenheden. De lange zijden van het patroon hebben een lengte van 1205 en 1220 meter, terwijl de korte zijden 955 en 960 meter lang zijn.
Bij een nader onderzoek in het terrein blijken de zijden van het perceel gevormd te worden door vrij diepe en brede greppels, terwijl met de vrijgekomen grond dijkjes zijn opgeworpen. Op enkele plaatsen zijn deze verschijnselen niet geheel duidelijk meer, maar over het algemeen verkeren zowel dijk als sloot in een prima conditie en heeft de tand des tijds slechts voor het wegnemen van de scherpe kantjes gezorgd. Een dwarsdoorsnede toonde aan, dat zich in het dijkje een nieuw podzolprofiel heeft gevormd, een verschijnsel dat echter nog weinig aanwijzing kan verschaffen in het ouderdomsvraagstuk. Op twee punten, nl. bij de vennen Platvoetje en Steenbleek, zijn, juist buiten de snijpunten der sloten, grote keien teruggevonden op de NW-en de ZW-hoekpunten welke keien klaarblijkelijk als hoeksteen dienst hebben gedaan. Aan de uiteinden van de noordoostelijke zijde van het parallellogram leverde het zoeken naar de grensstenen, die ook daar ongetwijfeld gelegen zullen hebben, geen positief resultaat op. Wel heeft er juist binnen de snijpunten der dijkjes bij Hoenderboom een stal of een plaggehut gestaan. Een lage schermwal en een enigszins afwijkende vegetatie duiden hiervan de plaats aan.
Een aardige bijzonderheid is wel, dat de naam Hoenderboom in een koopakte in 1172 (arch. abdij van Averbode) aangeduid wordt als Honrebom en mogelijk een grensscheiding was van de bezittingen van de familie van Horne, die al in de tiende eeuw invloed in die omgeving uitoefende.
Binnen de omtrek van de dijkjes treffen we, evenwijdig aan de zijden, een regelmatig patroon van greppels en lage dijkjes aan. Merkwaardigerwijs zijn de restanten van deze greppels ook terug te vinden in het laagste gedeelte van het terrein, nl, het Grafven, Kadastraal hebben alle perceeltjes een eigen nummer gekregen. Zij voldoen alle vrij nauw keurig aan de afmetingen van 300 x 68 m. en hebben een officiële oppervlakte van 2.05.00 ha. Enkele percelen zijn in de lengte opnieuw middendoor gedeeld. Op kadastrale kaarten treffen we in het patroon de naam Lieropse Heide aan. Het is mogelijk dat dit wijst op eventuele rechten van de bewoners van dit dorp op dat gedeelte van de heide. Een opvallende bijzonderheid is verder, dat de noordoostzijde van het patroon precies gelegen is op de grens tussen de gemeenten Heeze en Mierlo.
Ten noordoosten van het parallellogram vinden de lijnen aansluitend voortzetting in een driehoek, waarvan de begrenzing niet overal even duidelijk meer is, maar waaruit bij reconstructie blijkt, dat de opstaande zijde plm. 615 m. lang geweest moer zijn en de schuine zijde plm. 1160 m.
Buiten bovengenoemde figuren treffen we in het zuidelijkste punt van de gemeente Mierlo, in de Verste Heide, eveneens restanten van begreppeling aan, waarin de richting zuidwest/ noordoost en zuidoost/noordwest nog duidelijk aantoonbaar is. Ook elders op de heide komen, zij het minder sprekend, nog greppels voor, welke aan genoemde richtingen voldoen. Ook de Strabrechtse Dijk loopt, met een kleine afbuiging rond het Wasven vanuit het zuid-westen naar het noordoosten, nagenoeg evenwijdig aan de noordelijke zijde van het parallellogram. Naspeuringen over de herkomst van deze patronen hebben tot nu toe geen aanwijzingen kunnen verschaffen over de herkomst en ouderdom van deze, toch zeer waarschijnlijke, cultuurmaatregelen.
Graag zou ik daarom willen vernemen, of er lezers zijn, die de herkomst van deze patronen reeds eerder hebben onderzocht, of die bij studie over andere objekten aanwijzingen zijn tegengekomen, die wat klaarheid kunnen brengen in deze materie.Zie de kaart hiernaast.