Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:4, blz.17 -19
BEZOEK AAN BOERDERIJ TE LEENDERSTRIJP
door: J. Aerts
Leenderstrijp is een oud gehucht ver van de dorpskom van Leende gelegen. Er staan nog verschillende oude boerderijen. Maar geen van alle verkeren nog in hun oorspronkelijke staat. Sommige dateren uit de zeventiende eeuw. De boerderij die wij tijdens het heemkundig werkkamp zullen bezoeken is van 1732. En evenmin gaaf doorgewinterd, als wij het zo eens mogen uitdrukken. Het feit dat ze een aantal jaren geleden onbewoonbaar is verklaard, hebben wij dankbaar aangegrepen. We krijgen nu de gelegenheid alles op ons gemak op de keper te beschouwen.
De hoeve heeft een ingang zowel in de korte als in de lange gevel. Mogelijk is de laatste later bijgemaakt. Met stenen die iets lichter van kleur zijn, is het jaartal in de voorgevel ingewerkt.
De vorm van de cijfers, door beperkte mogelijkheden opgelegd, is zeker fraai te noemen. Steeds zijn deze ook goed verdeeld over de gevel, waardoor deze een nog aantrekkelijker aanblik biedt. Het had waarschijnlijk niet alleen maar de bedoeling het bouwjaar vast te leggen. Gewis telde ook het "mooi zijn" mee. En mooi zijn ze de gevels van de boerenhoeven uit die tijd. Dat het versieringselement een woordje meesprak, blijkt trouwens uit het decoratieve figuurtje dat we in zulke gevels wel aantreffen. In Leenderstrijp is het een hart, op dezelfde wijze in het muurwerk ingemetseld als het jaartal. In het gehucht dat wij gaan bezoeken komt het nog driemaal voor, en wijst misschien op een en dezelfde dorpsaannemer.
De oudste boerderij van Heeze (1695) heeft een dergelijk, zeer suggestief figuurtje met een kruisje in de top als versiering. Bij een verbouwing van de boerderij in Leenderstrijp is de gevel volmaakt stijlloos verprutst. Toen was "mooi zijn" wellicht niet van belang. Het woongedeelte had twee grote vertrekken, door een binnendeur met elkaar verbonden. Beide hebben een ingang aan de buitenzijde, respectievelijk in de lange en in de korte gevel. Met houten wanden heeft men het aantal kamers verdubbeld; het zijn er nu vier. Bedsteden zijn er geen; misschien heeft een houten afscheiding met veel kastachtige deurtjes daarvoor gediend. In een van de kamers kunnen we de haard nog herkennen. We vinden er de schouw en de bakoven, daartussen zijn twee deuren; een leidt naar de opkamer en een klein deurtje voert ons naar een intiem keldertje met tongewelf en cementen pekelbak. Achter het haardvertrek vinden we de geut met een trapje naar de zolder. Daar zien we de van houten latjes en leem vervaardigde schoorsteen. Op de stallen, waar we ook een echte plee zullen bemerken, zal onze aandacht voornamelijk getrokken naar de constructie van de dakstoel. Die maakt overigens een slordige en primitieve indruk. Dank zij de vele gaten in het dak, die alles goed verlichten, is het waarnemen een peuleschilletje. De betreffende boerderij wacht nog slechts op de slopershamer. Laten we er onze ogen eens goed de kost geven. Oude boerderijen zijn de moeite van het bekijken waard.
Tenslotte brengen wij hier nog dank aan de heer Th. Cardinaal, die ons de traditie der gastvrijheid getrouw, graag toelaat in zijn, zij het dan ontzielde, boerderij.