Heemkronijk jaar:1977, jaargang:16, nummer:1, blz.10 -11
W I J G A A N W E E R Z E L F Z I N G E N
door: Dr. Tj. de Haan
Naar aanleiding van de lezing van Dr. Tjaard de Haan uit Wassenaar, op 15 maart j.l. in de Schammert te Leende, hebben wij hem gevraagd de strekking van zijn betoog op papier te zetten. Het volkslied, dat gelukkig steeds meer in de belangstelling komt, verdient, dachten wij, een warme aanbeveling in uw interesse !
Gezien de struktuur van onze maatschappij ("de gelegenheid maakt genegenheid" zou men kunnen zeggen) lijkt het met het volkslied een aflopende zaak. Toch blijft de liederenschat der eeuwen, die ook thans nog ruimschoots voortleeft, ook in Nederland zijn waarde behouden. Men zou willen, dat het onderwijs er meer werk van maakte en dat het vormingswerk er oog voor had. Ook het gezin kan er veel mee doen, door traditionele kinder- en kleuterversjes (opvallend is het aantal grammofoonplaten met dit kostelijke volksgoed) mee te geven aan het eigen kroost, door zelfwerkzaamheid, niet bij middel van een apparaat.
Voor het bekend maken van mooie, veelal oude volksliederen hebben in een nu weer achter ons liggende periode, vooral wijlen Jop Pollman en Piet Tiggers veel werk verzet, hetgeen leidde tot een welgeschapen boekske dat nog altijd veel waardering ondervindt, ondanks de "puristische" strekking.
Iets van de laatste jaren is de "revival" van het eigen volkslied bij jongeren die zingen en spelen in kleine groepen.
"Dutch folk go to Dutch" leest men, 27 december 1975, in de "New Musical Expresse".
"De dagen dat zelfs Chinese groepen zongen als boeren uit Dorset zijn voorbij", aldus Fred Dellar, de schrijver van "Dutch Folk go Dutch".
Aanleiding tot zijn artikel is een tweede grammofoonplaat van de groep "Fungus", die, in afwijking van nr. 1, alleen maar Nederlandse "Traditionals" behelsde, dansen als de Horlepiep, net zo goed als "Ik ben er de groenlandsstraatjes" uit Volendam.
"Fungus", afkomstig uit Vlaardingen is op deze weg doorgegaan. Hun laatste L.P. bevat o.a. het Brabantse "Een vrouwtje had er een man getrouwd" (maar zij scharrelde met een pater).
"Fungus" mag het "raken" kommercieel, toch hebben wij meer op met soortgelijke groepen, die zich in kleine kring zonder elektrische versterking laten horen, vaak met aktieve deelname van het publiek, zoals wij dat o.a. in het Waagtheater te Delft hebben ervaren tijdens een optreden van "‘t Kliekske". Verheugend ook is wat de jongelui van "Volkoorn" (folklore!) destijds in Helmond verricht hebben, voor een belangrijk deel op grond van eigen onderzoek "te velde".
De onderwijzer Harrie Franken te Bergeyk, met zijn groep "Ut Muziek" doet het al net zo, in héél de Nederlandse en Belgische Kempen, ten deze met oude instrumenten. Zo zetten zij voort, jong en jolig, wat zij van de ouderen onder ons nog net op tijd hebben opgevangen. Peter Koene in Delft was met zijn vrienden al wat eerder op deze wijze doende, net als Harrie Franken mede, op grondslag van eigen "veldwerk".
Van veel belang voor dit "tweede bestaan" van het volkslied (term van Walter Wiora, een Duits geleerde) is het zeer vele dat Ate Doornbosch in jaren van toegewijde arbeid bijeengebracht heeft. Het begon, ruim twintig jaar geleden, met een paar liefhebberij-uitzendingen voor de VARA, waarin liedjes uit zijn geboortestreek (het Groninger Westerkwartier) ten gehore werden gebracht. De reaktie van luisteraars, die vaak weer met andere liedjes kwamen, was zo overvloedig, dat het "grapje" een vaste rubriek werd die nog altijd floreert (nu in het kader van de NOS), "Onder de groene linde" genaamd. Ate Doornbosch is thans bureauleider van het Nederlands Volksliedarchief, Keizersgracht 569 - 571, te Amsterdam, dat nauw samenwerkt met het Radio Volkskundig Bureau van de NOS te Hilversum, onder beheer van Henk Kuyer. In de uitzendingen laat men het zingen van de zegslieden horen, maar ook hoe jonge zangers en spelers dit volksgoed opnieuw tot leven brengen. Dat is vooral het werk van de Belgische groep " 't Kliekse", uit de omgeving van het Brabantse Halle afkomstig, die ook zelf heel wat "veldwerk" verricht. Zij vertellen ervan op de hoes van één van hun grammofoonplaten: "Op zolder tussen varkensblazen, half afgewerkte koekplanken en blokken palm- en perzikenhout (om doedelzakken te bouwen) staat een tandem. Met een bandopnemer op het stoeltje trokken Rosita en Herman door Brabant op zoek naar vergeten liedjes, dansen en oude instrumenten." " ‘t Kliekske" ontstond in 1969, toen Rosita, Herman, Oswald en Frans op Driekoningenavond liedjes zongen in een oud café. Na afloop gingen ze met de pet rond en kregen ze meteen de naam " ‘t Kliekske met het klakske". Een charme apart vormen de oude volksinstrumenten die zij bespelen, van vlier en klompviool tot trekzak en doedelzak, die ook op de grammofoonplatenhoezen getoond en beschreven worden.
(wordt vervolgd)