Heemkronijk jaar:1977, jaargang:16, nummer:2, blz.24 -29
I N D U S T R I E L E A R C H I T E C T U U R E N
I N D U S T R I E L E A R C H E O L O G I E
door: Dr. F.B.A.M. Verhagen
Geldrop heeft in 1977 meerdere mogelijkheden om de schijnwerpers op de eigen lokale historie te richten. Van blijvende waarde en betekenis was de ingebruikname van het kasteel ten behoeve van en door de Geldropse gemeenschap in het prille begin van dit jaar. Door de nieuwe bestemming was de geschiedenis van het kasteel volledig ten einde. Het kasteel werd een historisch monument. De cirkelgang der geschiedenis, waarin de heren van Geldrop hun rol hebben gespeeld, was in 1977 als het ware voltooid: de heer was vertrokken en de Geldropse gemeenschap nam nu zelf bezit van de historische kern van de "heerlijkheid Geldrop". Deze historische ontwikkeling deed zich voor op een moment, dat het 600 jaren geleden was, dat de heer van Geldrop aan de bewoners privileges en gronden uitgaf, waarmede historisch - sociologisch een ontwikkeling in gang gezet werd voor een meer zelfstandige gemeenschap der Geldropse bewoners, steunend op de eigen verkregen rechten, neergelegd in een akte van 1377. Ook al zou de heer gehandeld hebben uit geldnood in verband met zijn deelname aan het krijgstoneel, dan moet men bedenken, dat in die akte meerdere privileges werden verleend, welke geen financiële consequenties hadden. De objectief juridische betekenis van de akte is veel belangrijker dan een eventueel persoonlijk motief van de heer om zich inkomsten te verschaffen!
In de loop der eeuwen kwam die eigen Geldropse gemeenschap nagenoeg los van het kasteel, hetgeen het gevolg was van de sterke industriële groei, die Geldrop doormaakte, welke een patriarchaat van een kasteelheer doodeenvoudig niet nodig had, eerder nog niet verdroeg. Daarom moet de plaats van het kasteel binnen de lokale geschiedenis van Geldrop heel anders geweest zijn, dan de betekenis, die het kasteel van Heeze voor deze gemeenschap heeft gehad. De betekenis van het kasteel voor Geldrop moet men meer in het onbekende grijze verleden zoeken, het lijkt niet onmogelijk dat het kasteel in het ontstaan van Geldrop een rol heeft gespeeld. Met de huidige bestemming van het kasteel is de ene pijler, waarop de geschiedenis van Geldrop steunt, historisch vastgelegd en bewaard voor de toekomst; dat het gemeentebestuur daar grote financiële offers voor heeft willen brengen, verdient waardering. Het kasteel met zijn huidige bestemming levert een belangrijke bijdrage tot het behoud van de identiteit van Geldrop, dat heeft het gemeentebestuur goed gezien!
Maar de geschiedenis van Geldrop is eigenlijk de geschiedenis van de Geldropse wollenstoffen-industrie, dat is de tweede pijler, waarop de lokale geschiedenis rust. Er dreigt zich met deze tweede pijler een soortgelijke gang van zaken te ontwikkelen, als zich met de kasteelheer heeft voorgedaan. Verschillende industriële families, die de lokale gemeenschap met hun commerciële en industriële inventiviteit hebben omhoog gestuwd, zijn vertrokken, hun fabrieken vaak leeg achterlatend. Nu kwam het in vroeger jaren ook wel voor, dat industrieën werden opgeheven mede door tal van oorzaken en men komt in den lande nog vaak nazaten tegen van deze oorspronkelijke Geldropse families zoals Werners, Van den Nieuwenhuizen, Van Besouw, Bluyssen e.a. Maar wat zich thans in Geldrop afspeelt, lijkt op een structureel vernietigingsproces, waarvan het einde dreigt naderbij te komen. De moeilijkheden, die de hedendaagse textielindustrie doormaakt zijn niet in oorsprong in Geldrop te zoeken, zij liggen op nationaal en Europees niveau. Het begint intussen een indrukwekkend lijstje te worden van namen der fabrieken , welke de laatste jaren in Geldrop zijn opgeheven: de wollenstoffenfabriek van Van der Heijden, de dekenfabriek van De Wit, daterend uit 1912, de wollenstoffenfabriek van Pessers uit 1913, de linnenfabriek van Van Agt, in 1918 overgenomen van Van Besouw, de wollendekenfabriek Nederland uit 1916. Reeds eerder is de fabriek van Eijcken en zonen gesloten, eertijds een van de grootste ondernemingen in Geldrop; de Eijcken's hebben een zeer grote bijdrage geleverd in de Geldropse industriële geschiedenis, zij hebben ook deelgenomen in de grote linnenfabriek Vissers en Eijcken, destijds gevestigd in de huidige fabriek van Janssen - De Wit, in de Langstraat. Zoals eeuwen terug de wollenaken- en linnenindustrie zich verplaatste naar Brabant, in hoofdzaak vanwege de hoge lonen, die in Leiden en Haarlem werden betaald en de welvaart die in die steden heerste, zo worden hier thans bedrijven opgeheven en worden door de betreffende firma’s in de ontwikkelingslanden voortgezet of door anderen daar gevestigd en dan nog vaak met machines, die afkomstig zijn uit de textielindustrie in Nederland.
Dankzij het feit, dat op het ogenblik nog enkele grote textielfabrieken draaiende zijn en enkele leegstaande fabrieken door de gemeente Geldrop zijn opgekocht en nog niet zijn afgebroken, beschikt Geldrop nog over enkele specimen van 19e eeuwse industriële architectuur, die voor ons gehele land als uniek worden aangeduid. Hef van ouds beroemde Wielstraatje, voor tot in het begin van de 19e eeuw voor een deel de kern van de industriële vestigingen lag, trekt uit historisch oogpunt opeens weer de aandacht.
Fabrieken als monumenten.
Eén van die momenten, waarop de schijnwerpers bijzonder fel op de Geldropse geschiedenis werden gericht, was de bijeenkomst van de Historische Sectie van het Provinciaal Genootschap op 14 april j.l. Voor dit artikel is het juist interessant te vermelden, waarom dit illustere gezelschap naar Geldrop was gebracht. Wetenschappelijke vóór-onderzoekingen met name door de kunsthistoricus Drs. W. de Natris, die zich meer in het bijzonder bezig houdt met de fabrieksarchitectuur in Nederland, hadden uitgewezen dat Geldrop enige fabrieken kent van een hoge waarde inzake de fabrieksarchitectuur, met name de leegstaande fabriek van Eijcken en zonen, een fabriek met allure, gebouwd op het einde van de 19e eeuw met drie werkverdiepingen en een soort torenpartij, die het gebouw op een bastion of belfort doet gelijken. Maar ook in de details is deze fabriek interessant, zo de ramen voor de ruimte, waar de stoommachine als grote drijfkracht voor de fabriek was geplaatst en het ketelhuis. Ook de ramen in het oude fabriekje, gelegen naast de hoofdbouw, zijn bijzonder fraai uitgevoerd. Men had blijkbaar oog voor de eigen architectuur van de fabrieksbouw en het heeft wel enige tijd geduurd voordat beseft werd, dat in de 19e eeuw op dit gebied iets gepresteerd was.
Ook de fabriekscomplexen van de N.V. A. van den Heuvel en zonen zijn uit het oogpunt van de fabrieksarchitectuur interessant. Let maar eens op de drie stijlen, uit de verschillende perioden, welke in de Molenstraat naast elkaar staan en op het gebouw, waarin het magazijn is gevestigd, gelegen op een aantrekkelijke plaats op de Heuvel. Zolang ze in bedrijf zijn zou men kunnen spreken van monumenten van fabrieken ; krijgen ze alleen historische waarde, wanneer ze niet meer in gebruik zijn voor de productie, dan spreekt men van fabrieken als monumenten. Zo'n monument is de fabriek van Eijcken en zonen.
Het interessante is, dat de wetenschap dat alles ontdekt heeft, dat is ook haar taak, maar dat zij zelf, althans de beoefenaars van de kunsthistorie de leden van het Provinciaal Genootschap naar Geldrop heeft uitgenodigd, zonder dat Geldrop behoefde te zeggen "kom eens kijken naar wat hier te zien is", duidt erop dat de problematiek, hier aan de orde, wel erg belangrijk is. Er zijn ook nog teveel Geldroppenaren, die de schoonheid van dat alles in eigen omgeving niet kennen.
Of in Geldrop geen belangstelling bestaat voor de geschiedenis, er zijn tal van tekenen, die erop wijzen, dat deze belangstelling zeer groot is, zowel bij de allochtonen (mensen van elders afkomstig) als bij de autochtonen (de vanhuisuit geboren en getogen Geldroppenaren). De eerste groep wil, afkomstig van elders, wel eens weten, wat het eigenlijke karakter is van hun nieuwe woongemeente en gaat met verstandelijke interesse zich verdiepen in de geschiedenis mede op zoek naar dat nieuwe heem, waaraan men behoefte heeft.
De autochtonen zien in de geschiedenis, die ze ten dele mee beleefd en gemaakt hebben, ook in de voorgaande geslachten, iets van zichzelf terug, en willen zich daarmede een de nieuwe tijd presenteren. Dat velen van hen wat oppervlakkig geschiedenis beoefenen is ook weer aanvaardbaar en begrijpelijk, maar de interesse is er. "Het dorpsleven in aanzichtskaarten" trekt hen wel heel bijzonder aan.
Degenen die zich dan voor de Geldropse geschiedenis interesseren moeten wel rekening houden met de mogelijkheid, dat over een aantal jaren in Geldrop geen enkel herkenningsteken meer bestaat van de tweede pijler, waarop Geldrops geschiedenis steunt, te weten de Geldropse wollenstoffen-industrie en wollendeken-industrie alsook andere vormen van de textielnijverheid. Laten we vooreerst de hoop uitspreken, dat het klein aantal textielfabrieken nog aanwezig, zich zal weten te handhaven, want dat zijn in alle opzichten de beste herkenningstekenen van de bedrijfstak die Geldrop eertijds maatschappelijk volledig beheerste. Servaes van de Graaf schreef in 1807 de bekende slagzin neer: "Alles, wat hier leeft, spint, twernt of weeft." Die tijden zijn voorbij en al heeft Geldrop nog belangrijke industrieën, zoals P.J. Zweegers Landbouwmachinefabrieken en de in deze tijd pussende Tiger-plastics en niet te vergeten, de dit jaar zestigjaar bestaande koekfabriek van Peijnenburg e.a., het nieuwe Geldrop heeft een veelzijdig karakter gekregen, dat niet meer in één slagzin valt samen te vatten en dat nog niet tot een evenwichtig geheel is uitgegroeid, een Geldrop, dat zijn identiteit moet weten te behouden, wil het niet een al te onpersoonlijk karakter krijgen, zoals zovele gemeenten in ons land op elkaar gaan lijken. De drang om in de geschiedenis herkennings-tekenen op te halen wordt dan groter.
De mensen zijn geneigd om zich zo mogelijk een grote toekomst voor te schilderen of zo dat niet mogelijk is, dan kijken ze naar het verleden om daar grootse momenten in te ontdekken, die op een of andere manier hen raken. Zo is het ook met de planologie gegaan, een tiental jaren geleden zag men geen einde aan de economische en maatschappelijke groei, alles moest vernieuwd en wat oud was, werd afgebroken als niet passend in deze hypermoderne tijd, het was de periode van de "slopers". Thans is dat uitzicht op die groei verdwenen, men maakt rust op de plaats en ontdekt dat er veel schoons in de steden en dorpen aanwezig is, dat behouden moet blijven, waarmede men zich dan juist van andere woongebieden kan onderscheiden. De mentaliteit op dit gebied is ongelooflijk snel en ingrijpend veranderd, gevolg dat elke gemeente ook monumentenlijsten gaat aanleggen om een en ander te redden. Het monumentenjaar was bijzonder goed in de tijd gepland!
Zal nu alles op het betreffende gebied in Geldrop verloren gaan? Dat is een vraag, die veel belangstellenden in en buiten Geldrop met de nodige ongerustheid stellen. Vast staat wel, dat wanneer dat alles verloren gaat, er veel waardevols aan bedrijfsarchitectuur verdwijnt; op dit gebied zijn in Tilburg onherstelbare fouten gemaakt en het tragische is, dat men zich dit ook in verantwoordelijke kringen bewust is gaan worden. Zolang in Geldrop nog fabrieken in bedrijf zijn en zolang een aantal leegstaande fabrieken eigendom van de gemeente Geldrop zijn, is de ramp nog niet voltrokken. Het proces der dreigende vernietiging bij deze leegstaande fabrieken begon bij het vonnis om het bedrijf op te heffen, daarna volgde de verkoop van de inventaris, met name van de machines en tenslotte de verkoop aan de gemeente. Deze kocht de fabrieken niet om de fabrieken zelf maar meestal om planologische redenen, zodat de afbraak eigenlijk reeds in de aankoop was verdisconteerd. Hoe zo'n fabriek van de ene op de andere dag werd stilgelegd kan men vandaag nog zien bij de wollendekenfabriek Nederland in de Burgemeester Terborgstraat. Daar staan nog een groot aantal machines zoals weefgetouwen en bij verschillende staan nog stukken op de machine, zodat de wever, wiens naam nog aan de machine hangt direct weer aan het werk zou kunnen. Dat dit nooit meer zal gebeuren vervult degene, die daar begrip voor heeft, bij deze aanblik wel met enige weemoed. Dat het gemeentebestuur eigenaar is van een aantal leegstaande fabrieksgebouwen is in deze problematiek van betekenis.
Want het huidige gemeentebestuur heeft reeds vaker bewijzen gegeven dat de Geldropse historie voor haar een ernstige aangelegenheid is. Het gemeentebestuur behoeft derhalve in deze problematiek geen vingerwijzingen; wel zal overwogen moeten worden, hoe de gebouwen een eventuele bestemming kunnen krijgen, wil men ze behouden, want de gemeente zal niet een verzameling leegstaande fabrieken kunnen aanleggen, zodat ook nodig geselecteerd zal moeten worden. Toen de burgemeester van Geldrop het gezelschap van het Provinciaal Genootschap tijdens de wandeling langs de fabrieken, gelegen tussen het Wielstraatje, de Molenstraat en de Langstraat vergezelde, liet hij duidelijk blijken te begrijpen, hoe belangrijk deze specimen van fabrieks-architectuur uit de 19e eeuw voor Geldrop en mogelijk voor het land zijn.
Machines in de Wollendekenfabriek Nederland!
Zoals reeds eerder werd opgemerkt bevinden zich in de Wollendekenfabriek Nederland nog een groot aantal machines, die verkocht worden, omdat de gebouwen moeten worden leeggemaakt in verband met een nieuwe eigenaar. Enkele leden van de Heemkundekring hadden bij de voormalige directeur, de heer H. Venmans, geïnformeerd of er zich in de fabriek mogelijk nog waardevolle zaken bevonden, die voor de heemkunde van belang konden zijn. Het archief was intussen ter beschikking gesteld van de gemeente Geldrop en was reeds opgehaald. Onder de machines bleken enkele zeer waardevolle typen te staan, die thans in Nederland niet of bij toeval nog aanwezig zijn.
Als benoemd adviseur voor industrie en handel voor de Heemkundekring werd ik uitgenodigd van deze machines kennis te nemen en heb daarna duidelijk geadviseerd zoveel mogelijk van deze machines te redden en vooral, als het kan, voor Geldrop te behouden. Of dit laatste zal gelukken valt nog niet te zeggen. Wethouder Van Sante, die van de situatie volledig op de hoogte is en de machines ook heeft gezien, staat in principe welwillend tegenover deze pogingen, maar kent heel goed de praktische complicaties, die het behoud van deze machines met zich brengen. Kontakt is opgenomen met het Nationaal Textielmuseum te Tilburg, dat ook sedert enkele jaren textielmachines in bewaring heeft genomen van de 19e en 20e eeuw uit de opgeheven Tilburgse fabrieken met name. Ook van die zijde werden verschillende machines in de "Nederland" als historisch waardevol aangemerkt. Dat op dit gebied wel een zekere activiteit wenselijk is, hoop ik met dit artikel te hebben aangetoond. In dit verband is het initiatief van enkele particulier personen w.o. industriëlen om een Stichting in het leven te roepen voor het behoud van waardevolle historische zaken betreffende industrie en handel in Zuidelijk Nederland toe te juichen. Want er is nog meer dat met zorg dient te worden omgeven als de machines in de "Nederland".