Heemkronijk jaar:1977, jaargang:16, nummer:2, blz.33 -40
B E I A A R D K L A N K E N I N D E L O O P D E R E E U W E N V A N H E T S T A D H U I S T E E I N D H O V E N (vervolg).
door: J. de Lange
Er zijn nog steeds drie gieterijen, waarvan Petit & Fritsen al in het jaar 1660 begon om in onze Brabantse contrijen beiaarden te maken en klokken te gieten. (Fritsen is er pas in de negentiende eeuw als firmant bijgekomen.)
En dan zijn we beland in Brabant en willen we verder gaan in deze omgeving.
2. Hoe de stad Eindhoven aan zijn eerste beiaard kwam
Eindhoven is nu niet bepaald een typischHollandse stad. Er komen dan ook niet zoveel toeristen. Oude stadswallen en grachten hebben we daar niet. Toch is Eindhoven een echte stad, en verkreeg het reeds in 1232 al stadsrechten. Het is dus als stad bijvoorbeeld ouder dan Amsterdam. Maar er is niets meer van terug te vinden van de oude stadswallen en grachten. Vele oorlogen en veldtochten tegen haar gaven de overwinnaars de gelegenheid de wallen te slechten en de grachten te dempen. Alleen hun namen herinneren ons nog aan die woelige jaren van weleer. Nu raast het verkeer over de Wal en de Keizersgracht. Hoewel de beiaardgeschiedenis van Eindhoven tot nu aan zeer weinigen bekend is wil dit nog niet zeggen dat ze daarom minder interessant zou zijn. Integendeel. Ze is dikwijls even boeiend en belangrijk als die van menige andere stad in ons land.
Heel erg veel is van de oude archieven verloren gegaan. Toen de stad in het jaar 1486 door de Graaf Robert van Aremberg in brand was gestoken bleven slechts zes kleine huisjes buiten de stadswallen voor die brand gespaard.
Wanneer in het jaar 1552 het stadhuis per ongeluk door brand verloren gaat, wordt twee jaren later in 1554 een nieuw bouwwerk in Renaissance-stijl opgetrokken aan de Rechtestraat. Volgens Dr. Loosjes in zijn boek "De torenmuziek in de Nederlanden" zou er toen al een klokkenspel zijn geweest van 24 klokjes op het toenmalige stadhuis. Zeker is dit niet. Bij onderzoekingen en naspeuringen in de archieven hebben wij hier niets van gevonden. Verder op in zijn verhaal over Eindhoven schrijft Loosjes dat die beiaard beter was dan die Petit en Fritsen in het jaar 1867 voor Eindhoven had gegoten. Het klopt niet want er zijn meer beiaarden geweest op de Eindhovense stadhuizen.
Er is dus weinig bekend over die periode van omstreeks 1554.
Veel meer is er te vertellen over de tijd van het jaar 1629.
De gegevens zijn ontleend aan het Gemeentearchief van Eindhoven (o.a. doos 68, nr. 102). We zitten dan nog midden in de Tachtigjarige oorlog. De vijand zwermt nog wel overal rond, doch het gaat de Spanjaarden niet meer zo best met het oorlogvoeren. Vele steden werden door Prins Frederik Hendrik aan de Spaanse overheersing onttrokken. Zo ook in het jaar 1629 werd Den Bosch van de vijand gezuiverd. De vele Katholieken die hier woonden stonden er toen wat slechter voor. Zeker is het dat de kloosters ontruimd moesten worden door de kloosterlingen op bevel van de Protestantse bevelhebbers. Zo gaat dan nu eenmaal. Die kloosterlingen stonden er zo slecht voor dat in die tijd vele schatten uit die ontruimde kloosters door hen werden verkocht om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Bij ‘s- Hertogenbosch lag toen het klooster Baseldonck. Alle onroerende goederen werden verbeurd verklaard en de kloosterlingen weken uit naar o.a. Turnhout, Huybergen en Oisterwijk. De Prior van de Orde van de Wilhelmieten moest toen van nood de klok van het heel en half uur verkopen, bovendien de voorslag.
Prior Joannis Sonius had hiervoor een speciale permissie ontvangen van de Prins van Oranje.
In het nabij gelegen Eindhoven hadden de vroede vaderen hier blijkbaar ook lucht van gekregen en zij zullen wel een voordelig handeltje vermoed hebben. Ze togen naar Den Bosch. En in het contract van de Prior met de stad Eindhoven staat onder meer te lezen dat het uurverk en de voorslag, mitsgaders de klokken voor het heel- en half uur verkocht zijn voor een bedrag van 73 guldens.
Ze waren hoogstwaarschijnlijk uitermate tevreden en gingen het er eens goed van nemen bij Herbergier Hendrick van der Broek. De Prior mocht er ook bij aanwezig zijn. Tenslotte was het weer een hele reis naar Eindhoven wat moeilijk ging met een lege maag.
De rekening die Hendrick presenteerde bedroeg maar liefst f 48,- Dit staat in geen verhouding met die van de klokken. Je zult er nu wel niet meer voor terecht kunnen bij een herbergier, doch voor die tijd was het beslist de moeite waard. De paters en kloosterlingen kregen bovendien nog een "kermesse" zoals er staat van zeven rijksdaalders, een soort fooi waarmee ze naar hun nieuwe bestemming konden vertrekken.
3. Het klokkenspel van Baseldonck.
Over de omvang van dit overgenomen klokkenspel zal men wel altijd in het duister blijven tasten. In elk geval was het groot genoeg om een "clockenbespeelder" aan te stellen. Het was een zekere Jan Cocx, die op alle week- en jaarmarkten moest spelen en de noten van het kwartierspel moest versteken. Men had dus ook de beschikking over een trommel en toonstiften waarmee elk kwartier automatisch een vrolijk deuntje over de markt dwarrelde.
In 1634 kreeg klokkengieter Adriaen Janssen uit Helmond de opdracht om nog drie klokken te gieten voor de toren van het stadhuis. Hiervan is niet bekend hoe groot die waren.
Jan Cocx is van 1629 tot 1650 beiaardier van de stad Eindhoven geweest, wordt daarna opgevolgd door Michiel Cauberck, die dit twee jaren heeft gedaan.
Op 27 maart 1653 stelt de burgemeester Dirck Houwerts aan als nieuwe beiaardier, geassisteerd door zijn vader Hendrick. Ze moeten het orgel bespelen in de kerk, de noten op de voorslag zetten en de "beyert" bespelen op alle jaarmarkten. Daarvoor ontvingen zij een salaris van f 150,- per jaar.
In december 1654 wordt het contract met twee jaren verlengd, terwijl het salaris wordt verhoogd tot f 170,- per jaar. Op 12 maart 1657 volgt nog eens een verlenging voor de tijd van twee jaren. Of het contract met Dirck en Hendrick Houwerts nog verlengd is, is niet met zekerheid bekend. Wel komt er jaren later een nieuwe beiaardier. De burgemeester en schepenen gaan een akkoord aan met Dirck Sanders op 31 oktober 1667.
Hij werd aangesteld als "orgelist ende clockenist" van de toren van het stadhuis.
Bovendien moet hij ook de klokken stellen voor het kwartier, half- en heel uur voor een bedrog van f 18,- per jaar. Op de jaarmarkten moest hij een heel uur spelen en alle Dinsdagen een half uur de markt opvrolijken met zijn beiaardspel.
(wordt vervolgd.)