De bewoners van kasteel Heeze van 1796 tot 1901

Heemkronijk jaar:2004, jaargang:43, nummer:1, pag:3 -9

Portretkunst in de negentiende eeuw
Met de hierna volgende zevende aflevering besluiten we de artikelenreeks over de scriptie van Klaasje Douma (‘De
bewoners van Kasteel Heeze van 1697 tot 1901’). Zoals al aangekondigd in de vorige Heemkronyk, behandelt dit
artikel nog een aspect van de materiële cultuur, namelijk de portretkunst.
Allereerst volgt een globaal overzicht van de status en betekenis van de Nederlandse portretkunst in de negentiende
eeuw. Daarna wordt een aantal portretten die in kasteel Heeze hangen besproken. Het betreft hier portretten waarop
Johanna Catharina van Tuyll van Serooskerken en Ursule Adèle Aurore van Tuyll van Serooskerken zijn afgebeeld.
Het artikel besluit met het ‘verhaal’ van de portretten in kasteel Heeze. Dat ‘verhaal’ vertelt zowel iets over de
afgebeelde personen als over de functie van de portretten.


DE BEWONERS VAN KASTEEL HEEZE VAN 1796 TOT 1901

door: Klaasje Douma

Twee vrouwen
Johanna Catharina van Tuyll van Serooskerken –
van Westreenen (1776-1862)
Ursule Adèle Aurore van Tuyll van Serooskerken
(1805-1901)


Nederlandse portretkunst in de negentiende
eeuw
De Nederlandse portretkunst bestond aan het einde
van de achttiende eeuw voor een groot deel uit een
benepen en kleinsteedse verbeelding van een
goedmoedig-burgerlijk milieu. Slechts zelden wisten
de schilders dit niveau te ontstijgen. Soms waagden
zij zich aan een meer internationaal georiënteerde
weergave als zij met name voor een grote
opdrachtgever mochten werken.1
Zo zien we de beïnvloeding van de portretkunst
omstreeks 1800 door de in die tijd opkomende
voorliefde voor de Klassieken ook terug in het werk
van sommige Nederlandse portrettisten. Zij beeldden
de door hen geportretteerden af als levensgrote
figuren in een klassieke entourage of een
fantasielandschap. De dames werden weergegeven als
modieuze vrouwen in antieke gewaden terwijl zij
gemakkelijk in een stoel zaten of tegen een boom
leunden.2
De bescheiden kwaliteit van de meeste Nederlandse
schilders was mede een gevolg van het feit dat zij,
voor zover zij niet in dezelfde stad woonden, over
het algemeen weinig onderlinge contacten hadden.
Zij hadden ook weinig voeling met buitenlandse
vakgenoten. Men zocht zijn inspiratie bij voorgangers
uit de eigen omgeving. Over het algemeen waren ook
de buitenlandse schilders die zich hier voor langere
tijd vestigden niet van het hoogste niveau. De
Latour, Boze en Hodges waren uitzonderingen en
behoorden wel tot de betere meesters.3
De functie van ‘memoria’
Het portret had in het algemeen de functie van
‘memoria’. Men liet zich ‘vereeuwigen’ om als
afbeelding voort te bestaan te midden van
toekomstige generaties. De opkomst van de
fotografie rond 1840 schiep nieuwe mogelijkheden.
Men kon een portret laten maken naar een foto. Dit
bood bijvoorbeeld een eenvoudige mogelijkheid voor
het laten vervaardigen van een postuum portret.
Daarmee kreeg het geschilderd portret nog meer
waarde als statussymbool.4
Het portret als statussymbool
Die status werd mede bepaald door de kosten en de
afmeting van het portret en de reputatie van de
kunstenaar die het schilderde. Als men in zekere
welstand leefde en een portret wilde laten maken,
was het bijna vanzelfsprekend dat men dit liet doen
door één van de beste en meest toonaangevende
schilders. Reputatie verwierf een kunstenaar mede
door de aanbevelingen van tevreden klanten. Een
portret in olieverf van royale afmetingen, een
statussymbool bij uitstek, was niet voor iedereen
weggelegd. Alleen de hogere standen konden zich
zoiets permitteren. Vooral bij de adel leefde de
traditie om zich op deze wijze voor het nageslacht te
laten vastleggen.5
Informatie over de geportretteerde
De wijze waarop men zich liet afbeelden en door wie
verschaft ons informatie over de geportretteerde en
zijn of haar status. De keuze voor een bepaalde
kunstenaar kan ons iets vertellen over de financiële
draagkracht, de maatschappelijke status en de
connecties van de afgebeelde(n). Deze keuze was ook
van belang omdat de schilder dankzij zijn talent wel
of niet in staat was de afgebeelde persoon al of niet
flatteus en met meer of minder uitstraling te
vereeuwigen.6
De kleding die men op een schilderij droeg, gaf
vrijwel zeker tot aan de twintigste eeuw een beeld
van iemands sociale status. Kleding, accessoires en
achtergrond waren middelen die gebruikt werden bij
het schetsen van een imago. Echter ook individuele
factoren speelden een rol. Voorkeur voor mooie
3
kleding, smaak en modegevoeligheid droegen bij aan
de persoonlijkheid en presentatie van de
geportretteerde.7 Deze laatste, meer persoonlijke
aspecten werden echter weer mede bepaald door de
maatschappelijke status en oriëntatie van de persoon
in kwestie.
Portretten in kasteel Heeze
Op kasteel Heeze hangt een aantal portretten waarop
Johanna Catharina van Tuyll van Serooskerken en
Ursule Adèle Aurore van Tuyll van Serooskerken zijn
afgebeeld. Van deze portretten volgt hierna een
nadere bespreking om te bekijken wat zij ons kunnen
vertellen over de geportretteerden.
Johanna Catharina door Charles Howard
Hodges
Als eerste bespreken we een portret dat Charles
Howard Hodges maakte van Johanna Catharina.
Charles Howard Hodges (1765-1837) was afkomstig
uit Londen en vestigde zich in 1792 in Nederland.
Hij kwam in contact met de kringen van
Amsterdamse notabelen. Door de goede relaties die
hiervan het gevolg waren, kreeg hij een grote
naamsbekendheid. Ook resulteerden hieruit
opdrachten van vooraanstaande personen.
Belangrijke staatslieden, geleerden en kunstenaars
zijn door hem geportretteerd. Ook mocht hij koning
Willem I en zijn familie tot zijn cliëntèle rekenen.
Dankzij zijn succes werd zijn werk goed betaald. Van
zijn hand zijn ongeveer 600 portretten bekend van
vooraanstaande Nederlanders.8
Hodges introduceerde de Engelse portretschilderstijl
in Nederland.9 Tot aan het eind van de achttiende
eeuw bleef in zijn oeuvre een Engelse invloed
zichtbaar. De kleine ovale pastelportretten uit deze
tijd behoren tot het beste en bekendste uit zijn
loopbaan. Rond de eeuwwisseling experimenteerde
Hodges met techniek en compositie, waarna hij zich
meer ging toeleggen op het schilderen in olieverf.10
Waarschijnlijk omstreeks 1797 schilderde hij het
portret van Johanna Catharina. Het is een ovaal
pastel waarop Johanna Catharina gekleed is in een
witte empire japon waarvan de korte mouwen zijn
afgezet met een blauw meandermotief. Dezelfde
blauwe afzetting vinden we ook langs de lage hals en
als accentuering van de verhoogde taille. In het haar
heeft ze twee blauwe linten. Dit portret heeft
waarschijnlijk als basis gediend voor het hierna te
bespreken portret van de hand van Christiaan van
Geelen sr.11


Johanna Catharina door Christiaan van Geelen
sr.
Christiaan van Geelen sr. (1755-1824) was een
Utrechtse schilder. Zijn leermeester was Jacob
Maurer, een middelmatig meester. Van Geelen
specialiseerde zich in portretten.
De kwaliteit van zijn werk was echter niet bijzonder.
Hij schilderde, waarschijnlijk overeenkomstig de
smaak van een groot deel van zijn cliëntèle,
eenvoudige en pretentieloze portretten. Het
merendeel van die cliëntèle bestond uit regenten en
professoren uit Utrecht en edellieden van de kastelen
in de omtrek. De één beval hem aan bij de ander.
Ook van een aantal leden van de familie Van Tuyll
van Serooskerken vervaardigde hij portretten.12


Behalve werk in de Nederlandse traditie maakte Van
Geelen ook portretten in een meer Engels
aandoende stijl. Deze elegante en meer
gecomponeerde stukken laten zien dat Van Geelen
tevens de modieuze portretkunst beheerste. Hij
kende deze waarschijnlijk van de nieuwste Engelse
prenten waarover hij als kunsthandelaar kon
beschikken. Dit werk viel bij zijn afnemers in goede
aarde. De grote doeken, portretten ten voeten uit,
zoals hij er verschillende schilderde voor de familie
Van Tuyll van Serooskerken, zijn uitzonderingen
binnen zijn oeuvre. Voor de Utrechtse burgers
schilderde hij stukjes in kabinetformaat. Zij hadden
thuis geen ruimte voor grotere schilderijen.13
Zoals meerdere van zijn collegae hield Van Geelen
zich bezig met het geven van lessen.14 Ook op
kasteel Heeze heeft hij tekenlessen gegeven. In het
kasboek van 1810 vinden we een betaling aan Van
Geelen van ƒ 20,00 voor 20 tekenlessen.15
Bovendien heeft hij blijkbaar schilderijen
schoongemaakt.16
Jan Diederik van Tuyll van Serooskerken en zijn
vrouw werden door Van Geelen vereeuwigd. Van
beiden vervaardigde hij een afbeelding ten voeten uit.
Het portret van Jan Diederik is uit 1793, dat van
Johanna Catharina, gezien de kleding en het kapsel,
uit ongeveer 1800.17
Zij is gekleed in een witte empire japon met korte
mouwtjes en rode linten onder de verhoogde taille.
Het haar valt los en is versierd met een rood lint. Op
haar rechterhand zit een vogel. De linkerarm heeft zij
om een kind geslagen dat op een console staat. Dit
kind houdt de vogel bij de staart vast. Op basis van
de vermoedelijke datering is het schilderij gemaakt na
de geboorte van haar oudste zoon en het kind zou
dus deze zoon kunnen zijn. De achtergrond bestaat
uit een bosrijk landschap met een heuvel en een
landhuis.18
Johanna Catharina door Joseph Boze
Behalve op schilderijen lieten de bewoners van
kasteel Heeze zich ook afbeelden op miniaturen.
Joseph Boze (1745-1826) maakte twee identieke
miniaturen van Johanna Catharina . Hij werkte in
Frankrijk, vanaf 1783 ook voor het hof van koning
Lodewijk XVI. Hij schilderde onder meer de koning,
de koningin en leden van de families van de broers
van de koning. Ook van andere belangrijke personen
uit die tijd vervaardigde hij portretten. Ondanks zijn
realisme en de weinig vleiende manier waarop hij de
geportretteerde weergaf, was hij succesvol. In het
begin van de negentiende eeuw verbleef hij ook in
Nederland. Thieme-Becker noemt Boze een
middelmatig schilder die echter op zijn best was in
zijn miniaturen.19
De miniaturen van Johanna Catharina zijn beide
gesigneerd rechts midden met Boze. Zij is hierop
afgebeeld als halffiguur in een zwarte empire japon
met een lage hals die afgezet is met kant. Zij heeft het
haar in platte krullen die naar voren vallen langs de
slapen en over het voorhoofd.20
Een reeks miniaturen door Alexander de Latour
Nog meer miniaturen liet de familie maken door
Alexander de Latour (1780-1858) . Deze bracht zijn
leertijd door in Brussel bij L.M. Autissier en in Parijs
bij J.B. Augustin. Hij schilderde voornamelijk
portretten en was onder meer werkzaam aan het hof
van koning Willem I en de prins van Oranje. Van
1804 tot 1810 exposeerde hij zijn miniaturen in de
Salon van Parijs. Samen met zijn zoon Edouard
behoorde hij in België en Nederland tot de meest
succesvolle miniaturisten van de negentiende eeuw.
Hij was in ons land werkzaam in de periode van circa
1813 tot 1827.21
Hij schilderde met een zeer fijne techniek. Ondanks
hun technische perfectie vond men dat zijn
portretten soms werden gekarakteriseerd door een
5
classicistische koelheid en een gebrek aan
uitdrukking.22
De miniaturen van zijn hand op kasteel Heeze
vormen een serie van Jan Diederik, Johanna
Catharina en hun twee dochters Aimée en Ursule. De
portretten zijn gedateerd 1829 en dat van Aimée is
links onder gesigneerd A. Delatour. De dames zijn op
een vergelijkbare wijze weergegeven.23
Johanna Catharina
Johanna Catharina, afgebeeld als borstbeeld tegen
een groene achtergrond, draagt een enorme zwarte
hoed met struisveren en linten op krullend haar dat
gedeeltelijk over het voorhoofd valt. Zij is gekleed in
een lage zwarte japon met mousseline pofmouwen
met grote noppen.24
Ursule
Ook Ursule is afgebeeld als borstbeeld. Ze heeft een
hoog blond krullend kapsel met haarrollen. Ze draagt
een lage blauwe chiffon japon met pofmouwen over
een wit lijfje. Ook heeft ze een marterbontje over de
linkerschouder. Op haar ceintuur is een ovale camee
bevestigd. De achtergrond bestaat uit een gordijn en
een grijze boog.25
Ursule door Frederic Sawyer
Na de miniaturen keren we weer terug naar de
schilderijen. We vervolgen met een portret van
Ursule, geschilderd door Frederic Sawyer. Over de
schilder Frederic Sawyer is weinig bekend. Hij was
vermoedelijk een uit Engeland afkomstige amateurschilder.
Volgens een tentoonstellings-catalogus uit
1839 woonde en werkte hij in Amsterdam. In 1841
behaalde hij een zilveren medaille bij het Koninklijk
Neêrlands Instituut voor een voorstelling van
Demosthenes, door vergif een einde aan zijn leven makende.26
Het zou kunnen zijn dat Frederic Sawyer familie was
van de familie Van Tuyll van Serooskerken. In het
huisarchief zijn condoleancebrieven uit 1862
aanwezig naar aanleiding van het overlijden van
Johanna Catharina. Een aantal hiervan, gericht aan
Ursule of Aimée heeft de aanhef ‘Cousine’ en is
afkomstig van personen met de achternaam Sawyer.27
Als Ursule in 1898 haar testament maakt neemt zij
daar ook legaten in op voor een aantal personen dat
Sawyer heet.28

Het schilderij dat Sawyer van Ursule maakte, is
gedateerd 1838 en rechtsonder gesigneerd met
Sawyer. Ursule is hierop afgebeeld als halffiguur
zittende achter een lessenaar waarop een boek, papier
en inktpot zijn geplaatst. Ze houdt een pen in de
rechterhand en de linkerhand rust op een blad papier.
Ze draagt een lichtbruine japon met roze shawl. Ze
heeft het haar in een hoge chignon met opzij
pijpenkrullen.29

Ursule door Edmée Wilhelmina Broers
Het laatste schilderij is gemaakt door Edmée
Wilhelmina Broers (1876-1955). Zij volgde haar
opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten
in Den Haag en had daarna van 1900-1902 les van
Hendrik Johan Haverman. Ze werkte in Den Haag
en in 1903 in Hattem. Ze schilderde stillevens, maar
vooral ook portretten.30
Een aantal krantenrecensies uit de jaren twintig van
de twintigste eeuw naar aanleiding van een
tentoonstelling geeft een beeld van de waardering die
haar schilderkunst mocht ondervinden. Uit één
recensie blijkt dat de schrijver de portretten het
minste deel van de tentoonstelling vond. Hij wees op
de tekorten in de fysieke weergave van de
geportretteerden en onderscheidde ook geen
bijzondere psychologische expressie. Een andere
6
recensent sprak van een objectief juist beeld dat
echter noch door kleur, noch door psychologie
trof.31
Edmée Broers schilderde het portret van Ursule naar
een foto. Over de datering heb ik niets kunnen
achterhalen. Ursule overleed echter in 1901 en
Edmée Broers volgde op dat tijdstip nog lessen.
Gezien ook het feit dat het doek gemaakt is naar een
foto, lijkt het mij waarschijnlijk dat het portret
ontstaan is na de dood van Ursule. Het zou dan een
opdracht geweest kunnen zijn van Samuel John van
Tuyll van Serooskerken. Op het doek is Ursule
afgebeeld als frontaal borststuk. Ze is gekleed in het
zwart met zwarte tule in het grijze krullend haar.32
Het ‘verhaal’ van de portretten in kasteel Heeze
In de eerste plaats hadden portretten vaak de functie
van ‘memoria’. De geportretteerden leefden zo voort
temidden van hun nageslacht. Alle hiervoor
besproken portretten zullen als zodanig bedoeld zijn
geweest. Van twee ervan is dit echter min of meer
zeker. Het portret van Johanna Catharina van Van
Geelen was, evenals dat van Jan Diederik,
waarschijnlijk bedoeld als aanvulling op de reeks
familieportretten van voorouders.33 Het portret dat
Edmée Broers van Ursule maakte is in twee
opzichten opvallend. Ten eerste is het waarschijnlijk
een postuum vervaardigd portret op doek. Ten
tweede valt op dat het, behalve een opgewerkte foto
van Ursule op hoge leeftijd34, het enige portret van
Ursule sinds 1838 is.
Kleding op de portretten
Vervolgens kan de kleding op de verschillende
portretten ons iets vertellen. Hiervoor is al
aangegeven dat de kleding op een portret iets zegt
over de geportretteerde. Kleding is onderdeel van het
imago maar zegt ook iets over modegevoeligheid en
smaak. Kuiper veronderstelt in Adel in Friesland dat
het mogelijk is portretten in verband te brengen met
het collectieve zelfbeeld van bijvoorbeeld de adel.
Dat zelfbeeld omschrijft hij als: ‘ingetogen,
voornaam en deftig, maar ook mensen van de “grote
wereld”’.35 Hij stelt ook dat het oeuvre van Willem
Bartel van der Kooi een nauwkeurig beeld geeft van
de wijze waarop modetrends door de adel in de
eerste helft van de negentiende eeuw werden
ontvangen. De adel onderscheidde zich daarin van de
geportretteerde burgers.36
De kleding van Johanna Catharina
Zowel op het portret van Hodges als op dat van Van
Geelen is Johanna Catharina volgens de laatste mode
gekleed. Vooral het portret van Van Geelen is qua
kleding en enscenering anders dan de wat stijf
aandoende portretten die hij voor de ‘stadse dames’
in Utrecht maakte.37 Het portret schetst een beeld
van Johanna Catharina als een jonge vrouw die zich
bewust is van haar status en die gekleed gaat volgens
de laatste modetrends uit het Parijs van omstreeks
1800. Door haar zéér bijdetijdse manier van kleden
geeft zij aan op de hoogte te zijn van de laatste
Parijse mode via de voor elitaire kringen bekende
kanalen.38 Ook op de latere portretten van Boze en
De Latour is te zien dat Johanna Catharina haar
goede smaak en modegevoeligheid behouden heeft.39
Het ‘beeld’ van Johanna Catharina
Hoewel vrouwen, vooral ook in hun presentatie naar
de buitenwereld, in de tijd rond 1800 voornamelijk
fungeerden als symbool van de succesvolle
maatschappelijke status van hun man, mogen we
veronderstellen dat het portret van Johanna
Catharina van Van Geelen meer is dan dat. Gezien
haar persoonlijkheid en artistieke smaak zal zij
waarschijnlijk invloed gehad hebben op het beeld
zoals dat uit dit portret naar voren komt.40
De kleding van Ursule
De kleding die Ursule draagt op haar portretten geeft
een ander beeld dan bij haar moeder. Het portret van
Ursule door De Latour schetst nog wel, evenals dat
van haar moeder, het beeld van een modebewuste
adellijke vrouw. Gezien de kleding en de enscenering
kunnen we hier waarschijnlijk spreken van een
‘officieel’ portret dat past in het door Kuiper
genoemde zelfbeeld van de adel. Het portret van
Sawyer is waarschijnlijk bedoeld geweest als een meer
informele afbeelding. De schilder, misschien familie
van Ursule, en de enscenering dragen beide bij aan
deze veronderstelling. Op het portret van Broers is
Ursule afgebeeld zoals ze ook uit andere bronnen
naar voren komt: ouderwets, met linten op een
zonderling mutsje.41
De status van portretten
Tenslotte valt er nog iets te zeggen over de status van
de portretten zoals die bepaald werd door de
gekozen artiest, de afmeting en kwaliteit, en de
kosten.
De gekozen artiest
Hodges behoorde tot de top van zijn tijd en had zijn
cliëntèle vooral onder de elite. Van Geelen was van
een wat bescheidener formaat. Boze zal, mede door
zijn werk voor de Franse koninklijke familie, in
adellijke kringen een zekere reputatie gekend hebben.
Ook De Latour behoorde, mede door zijn werk voor
de koninklijke familie, tot de succesvolste schilders
van zijn tijd.
7
De afmetingen en kwaliteit
Van de besproken schilderijen is er één dat past in de
traditie die vooral onder de adel heerste om zich te
laten vastleggen op een olieverfdoek van royale
afmetingen, namelijk het door Van Geelen
vervaardigde portret van Johanna Catharina. De
overige portretten zijn voorbeelden van die vormen
van portretkunst waarin de respectievelijke schilders
uitblonken. Het ovaal van Hodges is afkomstig uit de
tijd waarin hij zijn beste werk leverde in deze vorm
van portrettering. Boze en De Latour waren op hun
best in miniaturen.
De kosten
In het huisarchief vinden we dat Van Geelen in 1800
ƒ 100,00 betaald kreeg voor zijn twee portretten.42
Dat is een relatief bescheiden bedrag als we het
vergelijken met de bedragen die Hodges bijvoorbeeld
kreeg voor zijn werk, zoals een betaling door de
koninklijke familie in 1815 van ƒ 850,00 voor twee
portretten, een betaling van de familie Enschede in
1817 van ƒ.500,00 voor drie portretten en een
betaling in 1830 voor een portret voor Cornelia
Gravin van Wassenaer van
ƒ 220,00.43





De betekenis van de portretten voor de familie
Van Tuyll van Serooskerken
Samenvattend zien we dat tot ongeveer 1840 de
familie Van Tuyll van Serooskerken portretten liet
maken door goede schilders van reputatie. Deze
portretten passen binnen het beeld van de
portretkunst onder de adel. Zij geven daarnaast een
beeld van de oriëntatie, smaak en persoonlijkheid van
vooral Johanna Catharina. Ook na 1840 bleef de adel
opdrachtgever voor portretschilders. Wel was er
soms een voorkeur voor schilders die een
goedgelijkend schilderij naar een portretfoto konden
maken.44 Voor het feit dat op kasteel Heeze nog
maar twee portretten hangen van na 1840, beide
misschien postuum gemaakt, zijn verschillende
verklaringen te geven.
Mogelijk heeft de dood van Jan Diederik in 1843
ervoor gezorgd dat de familie op het adellijk
maatschappelijk toneel een stapje terug moest doen,
waardoor men zich ook minder prominent naar de
buitenwereld kon opstellen. Wellicht hebben zowel
de familiale als maatschappelijke omstandigheden er
vanaf de jaren veertig aan bijgedragen dat men ook
financieel voorzichtiger was. Daarnaast kan het
verschil in persoonlijkheid tussen Johanna Catharina
en Ursule mede veroorzaakt hebben dat de behoefte
om zich status- en modebewust te presenteren
minder werd.

Noten
1 R. van Luttervelt, ‘Twee vergeten schilders: Christiaan van
Geelen en zijn zoon’, Historia. Maandschrift
voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis 11 (1946)
49-59, aldaar 49.
2 Antoinette Timmer-Gerritsen, Twee portretten van Kasteel
Heeze … Jan Diederik van Tuyll en zijn
vrouw Johanna van Westreenen … meer dan alleen een
gelijkenis (Doctoraalscriptie Universiteit
Utrecht, Utrecht 1996) 17 en 19.
3 A. Staring, ‘Het portret in Nederland 1730-1830’, Oud-
Holland 40 (1922) 37-50 en 67-81, aldaar
42-44.
4 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 8-9.
5 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 10-11, 17 en 24; Staring,
‘Het portret’ 43; A.C.A.W. van der
Feltz, Charles Howard Hodges 1764-1837 (Assen 1982)
11.
6 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 59 en 62.
7 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 58 en 61.
8 Wonen in Arcadië. Het interieur van Nederlandse kastelen en
buitenplaatsen 26 september 1998
t/m 10 januari 1999 (Tentoonstellingscatalogus, Zwolle
1998) 99; Van der Feltz, Hodges 11-13 en 15.
9 Wonen in Arcadië 99.
10 Van der Feltz, Hodges 25, 27, 29 en 31.
11 Iconografisch Bureau ’s-Gravenhage (IB), IB52464.
12 Van Lutterveld, ‘Twee vergeten schilders’ 49-50; Timmer-
Gerritsen, Twee portretten 21.
13 Van Luttervelt, ‘Twee vergeten schilders’ 51-52.
8
14 Ibidem, 59.
15 Huisarchief Kasteel Heeze (HKH), Kasboek 37.
16 HKH, Kasboek 36.
17 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 15; IB, IB12118.
18 IB, IB12118.
19 Günter Meissner ed., Allgemeines Künstlerlexikon der
Bildende Künstler aller Zeiten und Völker
Band 13 (München/Leipzig 1996) 481; Ulrich Thieme en
Felix Becker, Allgemeines Lexikon der
Bildende Künstler von der Antike bis zur Gegenwart Band
IV (Leipzig 1907) 494.
20 IB, IB52467 en IB52468
21 Thieme en Becker, Allgemeines Lexikon Band XXII 421; P.
Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende
kunstenaars 1750-1880 (’s-Gravenhage 1981) 306.
22 Léon R. Schildlof, The miniature in Europe In the 16th,
17th, 18th and 19th centuries I (Graz
1964) 194.
23 IB, IB52461, IB52463 en IB52466.
24 IB, IB52466.
25 IB, IB52463.
26 Scheen, Lexicon 452; J. Immerzeel jr., De Levens en Werken
der Hollandsche en Vlaamsche
Kunstschilders, Beeldhouwers, Graveurs en Bouwmeesters,
van het begin van de Vijftiende tot op
de helft der negentiende eeuw III (Amsterdam 1974) 56.
27 Map met Condoleancebrieven 1862, HKH, inv.nr. D64
Bundel D.
28 Testament van Ursule van 4 november 1898, HKH, inv.nr.
F32.
29 IB, IB48503.
30 Scheen, Lexicon 74.
31 Krantenrecensies, Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie ’s-Gravenhage, Collectie
Persdocumentatie, Edmée Broers.
32 IB, IB52451.
33 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 16.
34 IB, IB52465.
35 Yme Kuiper, Adel in Friesland 1780-1880 (Groningen
1993) 369.
36 Kuiper, Adel 368.
37 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 22.
38 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 60.
39 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 61.
40 Timmer-Gerritsen, Twee portretten 57.
41 Relaas freule Henriëtte, HKH, inv.nr. F192, 3.
42 Rekenboeken 1785-1821, afrekening Van Geelen van 15 juli
1800, HKH, inv.nr. D56.
43 Van der Feltz, Hodges 13 en 15.
44 Kuiper, Adel 373.

Ga terug