Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:2, blz.29 -31
H E E M K U N D E E N H E T G E S C H I E D E N I S O N D E R W I J S O P D E B A S I S S C H O O L.
door: M.J.C. Meijs
Sinds de jaren zestig is de Nederlandse samenleving sterk veranderd. Opvattingen omtrent b.v. het godsdienstige leven, het gezag van de kerk, het respect voor autoriteiten, welvaart en welzijn, arbeid en vrije tijd, sexualiteit, zijn in korte tijd radicaal gewijzigd.
Ook het onderwijs, met name het basisonderwijs, onderging in dezelfde periode de nodige wijzigingen. De relatie onderwijzer-leerling veranderde, met de uitkomsten van de ontwikkelings-psychologie werd meer rekening gehouden en naast kennisoverdracht werden ook het aanleren van vaardigheden en het kritisch waarderen van personen en zaken belangrijk. De didaktische scholing van de leerkrachten verbeterde aanzienlijk. Een van de belangrijkste winstpunten van de laatste tijd is, dat er momenteel veel bezinning op het onderwijs plaats vindt. Meer dan in het verleden vraagt men zich af welke funktie heeft het onderwijs in de maatschappij? Naar welke doeleinden streeft het basisonderwijs? Wat is de zin van het onderwijs in b.v. geschiedenis, biologie, muziek, rekenen?
Deze ontwikkelingen hebben het geschiedenisonderwijs op de basisschool in hoge mate beïnvloed. Nog niet zo lang geleden hechtte men veel waarde aan het kunnen reproduceren van feiten. De geschiedenisstof bestond vooral uit een globaal chronologisch overzicht van de staatkundige en politieke geschiedenis van Nederland. De goede onderwijzers wisten wel dank zij vooral hun vertellingen de belangstelling voor het verleden bij hun leerlingen te wekken en hun historisch besef te ontwikkelen. Maar doorgaans overheerste echter kennisoverdracht, waarbij het inzicht in het historisch proces niet groot was. Men wilde de z.g. "hele" vaderlandse geschiedenis "behandelen". Dit betekende, dat vele onderwerpen aan de orde kwamen. Uiteraard kon dit door de beperkte tijd slechts globaal gebeuren. Een leerling, die een groot aantal jaartallen op de juiste wijze kon combineren met de daarbij behorende feiten was "goed" in geschiedenis. Aan het zich kunnen verplaatsen in de denk- en leefwereld van onze voorouders en het zicht krijgen op bepaalde ontwikkelingen tot in deze tijd kwam men gewoonlijk niet toe. Het geschiedenisonderwijs moest een bijdrage leveren aan de algemene ontwikkeling.
Momenteel streeft men er naar om o.a. via het geschiedenisonderwijs bij de leerlingen een kritische instelling t.o.v. het dagelijks gebeuren aan te kweken, opdat zij een eigen houding t.o.v. de omringende werkelijkheid kunnen bepalen. Het kind komt terecht in een samenleving die niet door het kind is gevormd, maar die zich vanuit het verleden heeft ontwikkeld en in ontwikkeling blijft.
Het kind moet vertrouwd raken met de historische dimensie van de wereld. De leerlingen van de basisschool moeten ervaren dat alles een verleden heeft. Dat zij zelf, hun ouders, hun familie, hun buurt, hun dorp of stad historisch zijn en daardoor aan verandering onderhevig zijn. Het heden is het resultaat van de historische ontwikkeling en in het heden speelt dus het verleden mee.
Wat wij kennen en kunnen is mede te danken aan ons voorgeslacht. Ook de minder prettige dingen, zoals een gespannen verhouding tussen staten, de tegenstellingen in onze maatschappij en de vaak daarmee samenhangende verdeling van de welvaart hebben wij van onze voorouders geërfd. Tegenwoordig schenkt men meer aandacht aan de economische-, sociale- en culturele geschiedenis.
De historie van de gewone mensen vindt men meer dan vroeger de moeite waard. Ook de eigentijdse geschiedenis komt vaker ter sprake. Door ontmoetingen met echte mensen uit het verleden en het bespreken van hun problemen helpt het geschiedenisonderwijs de leerlingen om zelf hun plaats in onze historisch gegroeide wereld te vinden. Wil men de leerlingen van de basisschool laten ontdekken, dat onze samenleving historisch is, dan kan moeilijk aan het milieu van de leerlingen voorbij worden gegaan. Juist omdat men in het verleden te weinig aansloot bij concrete zaken van de leefwereld van de kinderen, maakten zij te vroeg kennis met allerlei abstracties. Vaak leidde dit tot verbalisme. In deze tijd, waarin men vaker dan vroeger besluit om historische bouwwerken voor de toekomst te bewaren, sommige tradities weer in ere herstelt, oude-ambachten-markten organiseert en steeds meer oudheidkamers inricht, is het niet moeilijk om het heem bij het geschiedenisonderwijs te betrekken.
Ook de t.v. behoort tot de leefwereld van de kinderen en hoe vaak komt via dit medium het verleden niet onze huiskamers binnen? Het vieren van een jubileum, de festiviteiten rond de Brabantse Dag of het bezoeken van een herdenkingstentoonstelling lenen zich uitstekend om een brug te slaan tussen heden en verleden. Het is tegenwoordig vrij eenvoudig om oude gebruiksvoorwerpen, oude foto's en zelfs oude klederdrachten in de klas te halen. Vooral tijdens het gesprek tussen de onderwijzer en de leerlingen over het verleden van het heem zal het historisch bewustzijn van de laatsten ontwaken. Dit gesprek zal zeer waarschijnlijk voortgang en verdieping vinden in de huiselijke kring. De ervaring wijst uit, dat ook de kinderen van allochtonen veel belangstelling hebben voor de historie van hun (nieuwe) woonplaats. Typerend is, dat juist een aanmerkelijk deel van de leden van de meeste heem- kundekringen wordt gevormd door niet-autochtonen. De mogelijkheden om heemkundig gericht geschiedenisonderwijs te geven zijn talrijk. Helaas worden ze nog te weinig benut. Indien men echter op de basisschool bij het geschiedenisonderwijs niet uitgaat van het milieu van de leerlingen is er van historische vorming nauwelijks sprake.