Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:3, blz.56 -63
ALSOO DE OUDE SCHOOL OM VERRE IS GEVALLEN
door: E. Kolen
"Op de Conditien ende Voorwaerden hier naar beschreven, soo sullen de Regenten van Heeze, dese Onderteekent naar voorgaende Sondagse Publicatie, publieckelijck ende voor alle man aenden minst aennemenden aenbestellen het timmeren van een Huys en School daeraen, om door den Schoolmeester alhier tot Heese bewoont ende gebruyckt te worden, ende dat voor soo veel als het timmerwerck aengaet, alsoo de Oude School om verre is gevallen en nu geen school kan gehouden worden en dienvolgende genootsaeckt sijn geworden om een nieuw School en Huys te timmeren."
Aldus het formele begin van een bijzondere akte, die we onlangs vonden in het Rijksarchief in ‘s Hertogenbosch. De vroede vaderen van destijds bekommerden zich kennelijk om de treurige toestand waarin de schoolmeester kwam te verkeren. Omdat "de Oude School om verre is gevallen" en aan die school een woonhuis verbonden was, schreef men een aanbesteding uit. Men wilde de schoolmeester, die het in die dagen toch al niet zo breed had, niet in de kou laten staan. Bijna letterlijk kunnen we zeggen, want de aanbesteding vond plaats in november. Waarom de school het begeven had, hebben we nergens kunnen vinden. Van Moorsels‘ Kronyk, bewerkt door pater Dom. de Jong, geeft geen uitsluitsel. Een andere, minstens zo gewichtige reden was natuurlijk gelegen in het feit dat men ook toen al verplicht was als gemeentebestuur het onderwijs aan de jeugd te verzorgen.
Vooral de originele beschrijving van de bouwvoorschriften en de te gebruiken materialen vinden we erg interessant. Nadere bestudering van hedendaagse bouwvoorschriften leerde ons dat die voorwaarden qua inhoud en intentie niet zo bar veel veranderden.
Tegenwoordig is het niet meer gebruikelijk dat één hoofdaannemer alle werkzaamheden verricht, daarvoor betrekt hij zijn onderaannemers. Dat vond men destijds wellicht een riskante zaak want: "Den Aennemer sal het timmeren van het voorschreven Huys en School moeten doen in Eijgener Persoon sonder eenige andere meesters in sijn plaetse te mogen krijgen." Afgezien van deze voorwaarde bedongen de regenten voorts dat het hen zou "vrijstaen de Timmeragie van tijt tot tijt te mogen visiteren en naarsien off alles loffelijk ende wel gemaekt wordt, ende soo daar enige fauten aen mogten vallen, soo sal den Aennemer soodanige fauten op sijnen eigen Costen moeten herstellen."
Niet zo'n vreemde zaak, want anno 1978 lezen we: "Door de direktie zal, op het timmerwerk, toezicht uitgeoefend kunnen worden op de vervaardiging van de vooraf te maken onderdelen."
Men had om begrijpelijke reden enige haast met de bouwplannen, wat blijkt uit de zin: "De Timmeragie sal moeten voltrocken wesen dat het te Paesschen eerstcomende kan bewoont worden, ofte sal te hennen lasten gemaekt worden."
Tegenwoordig lezen we: "Het werk moet worden opgeleverd voor de eerste maal na verloop van een X-aantal werkbare werkdagen." Aangaande het materiaal wordt de aannemer gekonfronteerd met de konditie dat "de voorschreven Regenten allen het onbewerckt Houtwerck dat tot Timmeragie behoort, op de plaets sullen leveren, dog door den aennemer gekapt, helpen laeden en ontlaeden ende bewerckt moeten warden ende sal het hout dat reets daer toe gesaegt en gekapt is, daer toe gebruijkt worden".
Ofwel, de professionele handelingen worden aan de timmerman toevertrouwd, maar de regenten zullen in eerste instantie het onbewerkte hout leveren! Waarschijnlijk wordt dat gedaan uit kostenbesparende argumenten. Is het zo'n vreemde gedachte dat deze regenten met hun kasteelheer overeen kwamen dat deze het hout uit zijn kasteelbossen ter beschikking stelde?
Vervolgens lezen we dat "den Aennemer sal verder moeten maecken eenige kleynigheden die hier inne niet genoemt mogte wesen".
Deze clausule vinden we ook in de tijd van nu als we bijvoorbeeld lezen dat "de aannemer verplicht is te leveren, aan te brengen en uit te voeren wat naar de card van het werk tot de komplete oplevering van het werk behoort, zoals tijdens de bouw nodig blijkt en redelijkerwijze van hem kan worden verlangd".
De volgende mededeling leverde ons - en hen die we om raad vroegen - enige problemen op, want "den minst Insetter sal tot Treckgelt trecken vijff gulden en dan opgehangen worden". De verklaring, n.l. dat degene die voor het laagste bedrag de bouw aannam, het gebruikelijke "treckgelt" kreeg, waarna publikatie plaatsvond van de aanbesteding, leek ons tenslotte akseptabel.
Tot zover de algemene voorwaarden die de potentiële aannemer gesteld werden.
Het nu volgende gedeelte willen we bij voorkeur "onbesproken" laten; de tekst spreekt, dachten we, voor zich, ofschoon we ons kunnen voorstellen dat sommige uitdrukkingen wat àl te technisch overkomen. Daarom dachten we dat de tekening op de volgende bladzijde veel zal verduidelijken. Tevens hebben we dan een globale indruk hoé de school annex huis eruit gezien kán hebben. Het nodige voorbehoud lijkt ons een voor de hand liggende zaak. Bij de berekeningen werd overigens uitgegaan van de in onze streken meest gebruikelijke "Rhijnlandsche voet", in tegenstelling tot de "Amsterdamsche voet".
Tot onze verbazing kwamen we tot de ontdekking dat in een Rhijnlandsche voet 12 "duymen" gaan, terwijl de Amsterdamsche voet slechts 11 "duymen" herbergt!
Eerstelijck het Huys en School sal saemen langh wesen vijftigh voeten en breet tweeentwintig voeten binnenwerck, de verdeelinge daar van sal wesen een keucken en een kamer, ijder van vijftien voeten en aen die vertrecken sal comen een opkamer en een goot soo groot als geordonneert sal worden, eenen kelder met ribben, gemueckt, ende de rest off het overige tot de school.
Den aennemer sal moeten maeken aen den kelder een Deurgebont, deur, trap en kelder ruempken gelijck geordonneert sal worden.
Item aen het huys en school twee buyten deur gebonden met de deuren en glas daarin negen voeten hoogh, nogh een buyten deur gebont met de deur, hoog ses en eenen halven voet, alle breet drie voeten en twee Duym binnenwerck, drie binnen deuren gebonten met de deuren, hoogh ses en eenen halven voet, breet drie voeten twee duym binnenwerck.
Item drie bol raemen met de vensters binnen off glaes raemen, hoogh vijff voeten breet vier voeten binnenwerck, twee enckel bolruemen in de school, hoogh vier voeten, breet twee voeten, een enckel kloosterraam op de goot hoogh vier dalven voet breet twee voet min drie duym binnenwerck, een klooster raem op de opkomer, twee vierkante ruempkens op de salder groot naar ‘t vereys van ‘t werck. Alle met de vensters en binnen raemen.
Item de muerplaeyen sullen wesen rondelom het huys en school.
Item drie balcken dwers door het huys, de ribben tot de solders in de keucken en kamer, de ribben van malcunderen vijftien duym, dick drie en vier duym, den derden rib met eenen swqluwen stert, alle inde balcken in te laeten.
Item de kepers sullen langh wesen naer ‘t vereys van 't werck en staen op de muerplaeyen anderhalven voet van malcanderen, binnen met sijne fliergebinten, gordingen en naeld volgens den eysch van 't werck.
Item het Huys en School te latten,
Item een dobbel schouw met latten, spruyten, schouwmantel met een lijst daarom.
De plancken tot den solder en bedtkoetsen sullen door de Regenten gelevert, dog door den Aennemer bewerckt, gelegen en gedreven worden, met eenen platten soldertrap.
Item twee halven bedtkoetsen tegen de mueren.
Ende sal alles moeten gemaeckt worden naer het vereijs van 't werck.
De regenten hadden kennelijk dus één geheel voor ogen! Was het een getrouwe kopie van de omgevallen school? Besloot men tot een uitbreiding, met het oog op de toekomst? Vragen, die - helaas - wel onbeantwoord zullen blijven !
En, of deze voorwaarden nog niet genoeg waren, de regenten claimden ook nog het recht "eenige cleijne veranderingen in de voorschreven Timmeragie off verdeelinge der Vertrecken grootte off cleynde der roemen als anders dat den Aennemer sal gehouden wesen henne Ordonnantie te volgen". Dat heet momenteel; "Kleine wijzigingen in de maatvoering binnen de hoofdmaten kunnen geen aanleiding tot verrekening geven."
Zoals na elk werk, en in deze gelden uiteraard geen tijdsgrenzen, zal ook de toenmalige aannemer graag na verrichte arbeid geld willen zien ! Niettemin houden de regenten een slag om de arm, als zij verklaren; "Als het voorschreven timmerwerck volmaeckt sal wesen en bij de Regenten door meesters timmerluyden opgenomen sijnde ende welbevonden, ende goet gekeurt wesende, als dan sullen de penningen waar voor het voorschreven timmerwerck aengenomen werd door de Regenten off Borgemeesters alhier werden voldoen ende betaelt.
"Om alles rond en sluitend te maken volgt een laatste bepaling, welke zegt dat "den Aennemer sal gehouden wesen, de voorschreven conditien, voorwaerden en besteck preciese te moeten voldoen en naarcomen, op verbant van sijn persoon ende goederen nu hebbende ende nar maels vercrijgende."
Tenslotte blijkt wie de "gelukkige" aannemer zal zijn, als drossaard en schepenen besluiten: "Zijnde ingeseth bij Adam Willems op Drieenvijftigh gulden en opgehangen van Durtigh gulden en geclommen tot de voorschreven Drieenvijftigh gulden en daarvoor gebleven aen den voornoemden Adam Willems."
Inderdaad, we lezen het goed; drieënvijftig gulden. Kom daar maar eens om in onze tijd ! !
De akte wordt afgesloten met een formulering die we als eindformule zij het met een kleine variatie, meer zien: "Aldus de voorschreven Aenbestellinge gedaen ende gepasseert bij de ondergeteekende Regenten von Heese op heden den negentienden November Seventien hondert een en twintigh."
De ondertekenaars van deze akte zijn;
J. de Jongh, drossaard
Ariën Philipsen, scheepen en cerckmeester
Willem Martensen, scheepen
Aert Joppe, scheepen en armmeester
Dit merck heeft gestelt Dielis Cornelis Scheepers, borgemeester, ita attestor J. van Vessem
1721
Adam Wijllems
Jan Verschuren
Mij present
H. Bax, subst.secretaris.
W á á r w e r d d e n i e u w e s c h o o l g e b o u w d ?
Zoals we reeds schreven vinden we noch in de oorspronkelijke akte, noch in de "Kronyk van Heeze" enige aanwijzingen over de plaats wáár de nieuw te bouwen school gesitueerd kun worden!
Vandaar dat we graag uw hulp inroepen!
Hoogstens kunnen we U enkele gegevens aanreiken, waardoor wellicht dit "mysterie" opgelost wordt.
Want, wat is de grote moeilijkheid? Zoals bekend verondersteld mag worden, hadden we destijds Heeze-aan-de-Kerk en een Heeze-aan-de- Kapel. (Zie o.a. artikel A.F.N. van Asten: "Schoolmeesters aan de Kapel te Heeze", elders in deze Heemkronyk.)
Was oorspronkelijk het Heeze-aan-de-Kerk, de huidige Oude Kerkhof, verreweg het grootst, in de tijd van dit verhaal, plusminus 1720, lagen die verhoudingen weer anders !
Mede door invloed van het Kasteel en haar bewoners werd het Heeze- aan-de-Kapel allengs groter en dus belangrijker.
Geeft de omvang van de school soms enige duidelijkheid?
In huidige "meters" vertaald, bedroeg de lengte van de school èn huis slechts 15 meter. Een kleine ruimte om school te houden, dachten we zo ! Dat zou kunnen inhouden dat het aantal schoolgaande kinderen slechts beperkt was ! Stond de school daarom in het Heeze-aan- de -Kapel ?
En, als dat zo was, stond de school dan op de plaats zoals die vermeld staat in de situatieschets anno 1828 ? We weten het niet. De school werd aanbesteed in 1721. Dat zou kunnen of moeten inhouden dat het gebouw het ruim 100 jaar heeft uitgehouden ! Of .....
Vragen en nog eens vragen I Wie durft het aan om de tip van deze sluier verder op te lichten?
We wachten eventuele reakties met spanning af. Desondanks hopen we u een interessant stukje Heezer geschiedenis aangeboden te hebben.
N.B.: Bijzondere dank zouden we willen richten aan de heren A.F.N. van Asten en J. Versleeuwen. De eerstgenoemde omdat hij behulpzaam was met de vereiste navorsingen en korrekties en laatstgenoemde omdat hij zo behulpzaam - en enthousiast - was, de tekeningen aan te dragen.
Bronnen:
R A Heeze, R 177; fol. 129 t/m fol. 131, d.d. 21 november 1721.
H. van Moorsel: Kronyk van Heeze.