Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:3, blz.77 -79
BEIAARDKLANKEN IN DE LOOP DER EEUWEN VAN HET STADHUIS TE EINDHOVEN. (vervolg)
door: J. de Lange
4. De Eindhovens klokkengieter Jan Fremy.
Tijdens de grote bloeiperiode van onze vaderlandse beiaard-geschiedenis, omstreeks de jaren 1650 - 1700, toen de reeds genoemde gebroeders Hemony hun beroemde beiaarden goten aan de Amsterdamse Keizersgracht, woonde een familielid van hen in Woensel, nu een stadsdeel van Eindhoven.
Deze franse klokkengieter, in 1641 of 1642 te Vécour in Letharingen geboren, trok al vroeg weg, evenals voorheen zijn bekende Familieleden François en Pieter Hemony, naar de rijke Nederlanden. Hij trouwde op 28 juni 1670 met Gertrudis Hertcamp, waarbij zijn broer Claude als getuige optrad.
Jan Fremy vertoeft enige tijd te Amsterdam bij de gebroeders Hemony en leert daar waarschijnlijk het klokkengietersvak. Van 1679 af woont hij in Woensel op de Bagijnen Broek. Het doopregister van de St. Petrus parochie vermelde de geboorte van vier kinderen. Op 21 juli 1679 wordt zijn eerste zoon geboren, Franciscus. In het doopboek staan de namen van Mamertus Fremy en Margaretha Hemteni (= Hemony ?) als getuigen. Zijn tweede kind is een dochter, geboren op 26 april 1683. Bij de doop van Maria Fremy zijn dezelfde personen getuigen als in 1679. Een tweede zoon, eveneens Franciscus genoemd, wordt 16 juni 1684 gedoopt, de eerste zoon is dan al overleden. Nu zijn Franciscus Hemony en zijn vrouw aanwezig bij de doop.
Dominicus zijn derde zoon wordt op 24 september gedoopt van het jaar 1685. Het is onbekend wie nu eigenlijk als getuigen aanwezig zijn geveest. De broers Franciscus en Dominicus voelen zich later tot het vak van hun vader aangetrokken en worden ook klokkengieter. Zij vestigen zich in Oost-Friesland.
Vermoedelijk was Jan Fremy een niet al te best beheerder van zijn financiën, hij vertrouwde dit liever toe aan zijn vrouw Gertrudis Hertcamp. Op 17 januari 1685 had hij haar al een volmacht gegeven om zijn vorderingen te innen en bovendien speciaal te ageren en procederen tegen zijn broer Claude. (GA Eindhoven, Not.Arch. 17 jan.1685).
Nadat zijn vrouw Gertrudis is overleden trouwt Jan Fremy voor de tweede keer. Dat gebeurt in 1691 en de naam van zijn tweede vrouw is Josina Jansen. Uit dit huwelijk worden hem twee kinderen geboren, Gertrudis en Peter, die respectievelijk gedoopt zijn op 1 april 1691 en 22 januari 1693.
Zoals bekend is tegen het einde van de 17e eeuw de grote bloeiperiode van de klokkengietkunst voorbij. Jan Fremy heeft dit ook aan den lijve ondervonden, want zijn in 1689 gekochte huis "De Clock" aan de Bagijnen Broeck te Woensel, gaat hij in 1692 voor een gedeelte verhuren. Doch de zaak is blijkbaar niet meer te redden, want in 1700 verkoopt hij alles om zijn schulden te betalen (GA Eindhoven, R 524, 10 augustus 1700).
Wanneer dan ook zijn tweede vrouw Josina Jansen overlijdt, besluit hij om naar Weert te verhuizen. Zijn eenzaamheid is hij echter al snel beu: 27 november 1702 wordt zijn derde huwelijk voltrokken met Wilhelmina Horstiens. Nog geen drie jaren later sterft Jan Fremy op 26 oktober 1705 te weert, alwaar hij ook wordt begraven.
In het begraafboek staat vermeldt; Fusor Campanarum Expertissimus", zeer bekwaam klokkengieter.
5. Het Eindhovense klokkenspel van Jan Fremy, 1686.
Omdat het oude klokkenspel van het klooster Baseldonck niet meer blijkt te voldoen, besluit de magistraat van Eindhoven in 1682 een nieuw spel te laten maken op het stadhuis. Door de stadsregeerders wordt op 11 september een overeenkomst gesloten met Jan Fremy.
Het contract vermeldt het volgende:
Er zullen 16 klokjes worden gegoten van c1 chromatisch tot F2. Er wordt hem beloofd voor ieder pond ruwe klokspijs één gulden te betalen in contant geld, eventueel mag oude spijs worden ingeleverd. Voor deze spijs betaalt Jan Fremy negen stuivers het pond.
In de overeenkomst komt bovendien een passage voor waarin staat dat de stadsregeerders de vracht van Amsterdam naar Eindhoven zullen betalen. Vermoedelijk is het Eindhovense spel in de gieterij aan de Keizersgracht gemaakt bij de gebroeders Hemony.
Indien de klokken niet volgens bestek zijn gegoten, zo vervolgt het contract, hoeft de magistraat ze niet te accepteren. Bij twijfel zal een onpartijdige "goede meester" recht spreken.
Over de speeltrommel staat geschreven dat deze moest bestaan uit 106 maten, die allemaal dicht bij elkaar gebogen moeten zijn. Het hele uur heeft de beschikking over 64 maten, het halve uur heeft er 32 en tenslotte voor elk "cortier" nog 5 maten. Iedere maat moet 56 nootgaten zijn, en ieder nootgat een halve duim. Dit kwam uit op 20 nootgaten op één voet. Er volgt dan onderstaand rekensommetje:
maten 106
"linie" 56
636
5300
5936
De as door de trommel moet twee duimen in het vierkant dik, en er komen 56 "clavieren" van één voet lengte.
Voorts moet de trommel vier houtvoeten hoog zijn plus ¼ deel voets bossemaat "sijnde in den ronde 12 voeten en ¾.
Nadat het werk was afgeleverd betuigde de magistraat zijn grote dankbaarheid en gaf de gieter de beste attestatie voorzien van zijn zegel.
Ook omstreeks die tijd werd het speelwerk voorzien van een omloop van vier ruitertjes, die op het hele uur "ronddraafden". Zoiets kennen wij wel van de firma De Jong Smits, de juwelier op de Demer te Eindhoven. Dat is dan een moderne versie van zo'n omloop.
Nog in hetzelfde jaar van de overeenkomst met Jan Fremy wordt alvast een beiaardier voor het nieuw te installeren klokkenspel benoemd; in de resoluties van 6 augustus lezen we onder andere dat een zekere jongeman, Jan van Doesburgh, geboren te Bommel, zal worden aangesteld om de klokken te bespelen wanneer ze klaar zijn, en wel iedere dinsdagmorgen van elf tot twaalf uur.
Na Jan van Doesburgh werd in de raadsvergadering van 3 december 1703 een nieuwe beiaardier benoemd. In het verslag staat: "is door de volle magistraat tot organist, onderschoolmeester ende clockspeelder aengesteld Anthony van Esveldt sullende sijn jaer den aenvanck nemen aenstaende eersten January 1704 ende also wederom eijndigende, ende sal den selve gehouden wesen de voors. ampten wel te bedienen."
Anthony bedankt de magistraat voor de "vergunde officiën ende beloofft de selve wel te sullen waarnemen".
(Wordt vervolgd.)