Brabants banier en blazoen in de contreien van Horn en Cranendonck.

Heemkronijk jaar:1978, jaargang:17, nummer:4, blz.89 -101

B R A B A N T S    B A N I E R    E N    B L A Z O E N    I N    D E

C O N T R E I E N    V A N   H O R N   E N   C R A N E N D O N C K.

door: K. van Berendonk

Aalst.

Het naburige Aalst is altijd onderdeel geweest van de zeer oude Heer- lijkheid van "Wadelre ende Weerd", zoals Waalre en Valkenswaard nog in de XIVe eeuw genoemd werden.

Omdat deze Heerlijkheid ook ooit tot de bezittingen der Hornes heeft gehoord, kreeg de toen nieuwe gemeente Aalst in 1817 in het wapen ook drie hoorns, ontleend aan het Horn-wapen. Verder nog de hoofdletter A - terwijl letters en cijfers in wapens helemaal niet te pas komen - en bovendien nog drie eikels. "Van Ekenrooy" zeggen ze in Aalst.

"Van Van der Clusen" zegt de geschiedenis.

Het hele wapen was uitgevoerd in goud, op een donkerblauw schild. Op de steen in de gevel van het voormalig raadhuis is dat nog steeds te zien.

Als Aalst nog eens ooit de behoefte zou voelen een eigen dorpswapen in te stellen, dan zou men de historisch verantwoorde elementen uit het hier beschreven wapen dienen te gebruiken. De beste oplossing kan dan worden verwacht van een heraldisch juiste combinatie van de hoorns van Horn en de eikels van Van der Clusen, beiden in de goede oorspron- kelijke kleuren uiteraard.

A v e r b o d e.

In 1134 is de Norbertijner-Abdij van Averbode gesticht. Van het tegen-woordige Noord - Brabant is in de middeleeuwen het overgrote deel der woeste gronden en landerijen in het bezit geweest van Abdijen en Kapittels. Van achttien verschillende, waarvan de meesten gelegen waren in "Groot-Brabant". De overigen lagen in Vlaanderen, Namen, Luik, Luxemburg (Echternach!) en zelfs Frankrijk.

Meestal kregen ze de grond on-ontgonnen in handen, waarna ze die zelf in kultuur brachten. Tot aan de tijd der Franse Revolutie bleef die toestand over het algemeen bestaan. Toen werden de Abdijen door het revolutionaire bewind opgeheven. Sommigen bleven dat voorgoed, anderen - waaronder Averbode - kwamen later opnieuw tot bloei.

In 1172 schonk Herbertus of Heribert van Heeze zijn bezitting ‘’STERCSELE’’ aan de Abdij van Averbode. Ruim zeshonderd jaar lang is Sterksel in het bezit van Averbode gebleven.

Het wapen der Abdij is groen en daarop staat een zilveren (wit) Lam Gods, dat een eveneens zilveren vaantje draagt waarop een rood kruis is aangebracht.

B r u h e s e.

Bruhese, Bruhesen, de Bruhees, ook wel Brouwhuis, is een tak der uit- gebreide familie Van Horne. Deze tak had bezittingen in Milheeze, Hil- varenbeek en Baarle. Hun bezit aan grond was dus niet bijzonder in- drukwekkend. Toch had ook dit geslacht veel invloed omdat het dikwijls vertegenwoordigd was in belangrijke colleges, en allerlei ambten be- kleedde in Brabantse steden.

Hun wapen toont duidelijk de afstamming uit het Huis van Horne aan. Op het zwarte schild staan ook hier drie hoorns, van zilver met beslag van goud.

B u d e l.

Het oude zegel van "Buel“ vertoont een adelaar, die op zijn borst een omrand schild heeft, waarop drie omgewende hoorns. Omgewend wil hier zeggen dat deze hoorns niet zijn afgebeeld zoals vrijwel altijd ge- beurt, maar net andersom, in tegengestelde richting dus.

Omdat Budel - althans vanaf 1421 - deel uitmaakte van de Baronie van Cranendonck moet dit wapen dan ook wel het Cranendonckse zijn, dus een zilveren schild met daarop drie rode hoorns. Met opzet heeft men in dit wapen die hoorns "omgewend" om op die manier een inderdaad afzonderlijk embleem voor Budel te kreëren.

Dat de Cranendoncks weer een zijtak waren van de Hornes, is ook nog aan dit wapen af te lezen. Immers de Hornes waren al heel vroeg Jager-meesters van het Duitse Rijk. Als zodanig hadden zij ook het recht de Duitse adelaar in of rond hun wapen te voeren!

Zoals vrijwel overal in Oost-Brabant zijn ook in Budel de oorspronke- lijke kleuren verloren gegaan en "dus" kreeg ook dit wapen in 1817 de kleuren goud in blauw.

Maar dat hoeft niet eeuwig zo te blijven, want gemaakte fouten kunnen worden hersteld.

C r a n e n d o n c k.

Cranendonck was een Baronie, evenhoog in rang als de Baronieën van Breda, Boxtel en Boxmeer. Toch bestond die oorspronkelijk alleen uit de dorpen Maarheeze, Soerendonk en het gehucht Gastel. Pas in 1421 kwam Budel er ook nog bij.

Ook deze Baronie was eertijds in handen van de familie van Horn.

Maar de "Cranendonkse Horns" stierven uit in de mannelijke lijn. De laatst overgebleven Vrouwe van Horn trouwde toen met Willem van Se- venborn, ook genoemd Van Zevenfonteinen. Later volgden drie zoons uit dit huwelijk elkaar op als Heren van Cranendonck.

"Willaume, Nicolaas et Jean successivement Sires de Sevenborn, Craenendonck, Eyndhoven, Maeshese, etc."  Zo staat het onder hun wapen, dat in zijn kwartieren de hoorns van Cranendonck heeft naast het ankerkruis van Sevenborn. Overigens zal met Maeshese ongetwijfeld Maarheeze zijn bedoeld. De gebroeders Willem, Klaas en Jan nemen niet alleen een nieuw wapen aan, maar ook een nieuwe titel: Heer van Cranendonck.

Vermeld dient ook te worden dat van die tijd af het Cranendonck-wapen zich duidelijk onderscheidt van het Horn-wapen. Want de Heren van Cranendonck voeren hun rode hoorns voortaan in een veld van ZILVER, dus duidelijk te onderscheiden van Horn dat een GOUDEN schild heeft. Diezelfde kleuren, rood en zilver worden dan ook de kleuren van Eindho- ven (en Woensel), inmiddels ook bezit der Cranendoncks. Ook in het Woenselse wapen horen de Cranendonkse kleuren dus thuis, al zijn - ook hier weer - in 1817 die kleuren vervangen door de "Koninkrijks-kleuren" goud en blauw.

Later treffen we zowel in Cranendonk als in Eindhoven-Woensel een rij andere geslachten aan, achtereenvolgens Van Millenberg, Van Schoonvorst, Van Abcoude en Van Gavre. Dan keren de Van Hoornes weer tijdelijk terug, te beginnen met ene Jacob. Diens zoon, óók een Jacob, verkoopt zijn bezittingen in 1482 aan Frederik van Egmond, die dan al Heer is van IJselstein. Later komt alles in handen van Anna van Egmond. Haar kennen we beter als Anna van Buren, want ze was ook Gravin van Buren, en de titel Gravin was beduidend hoger dan de titel Barones. Zij werd de eerste vrouw van Willem van Oranje, dus van Wilhelmus van Nassauwe. Zo kwamen zowel Cranendonk als Eindhoven en Woensel in het bezit van het Huis van Oranje-Nassau. Tot op de dag van vandaag!

Onder haar vele titels voert de Koningin nog altijd de titel Baronesse van Cranendonck, Eindhoven en Woensel, want dat zit óók in het bekende enz., enz., enz.

Het zou daarom bepaald zeer zinvol zijn als alle desbetreffende plaat- sen, waaronder Maarheeze, Soerendonk, Budel en Sterksel, naast hun eigen vlag ook een eigen wimpel zouden voeren in de kleuren van Oranje Nassau.

E i n d h o v e n.

Zoals onder "Cranendonck" al vermeld, is ook Eindhoven in het bezit der Van Cranendoncks gekomen. De kleuren van Eindhoven zijn dan ook dezelfde als die der Baronie Cranendonck, dus rood en zilver (wit in vlaggen e.d.). Ook de hoorns uit dit wapen komen in het Eindhovense wapen voor, zij het dan in verwisselde kleuren, dus zilveren hoorns in een rood veld.

De leeuw is ontleend aan Brabant. Dat hij de "Limburgse" kleuren heeft - rood in zilver - doet niet ter zake. Immers de Brabantse Hertogen waren sinds 1288 óók Hertogen van Limburg en voerden in hun persoonlijk wapen zowel de Brabantse als de Limburgse leeuwen. Overigens waren de kleuren rood en zilver bepaald niet zeldzaam in Brabantse wapens. Ook het Eindhovense wapen ontsnapte in 1817 niet aan de "Rijksverf-potten", zoals trouwens nog steeds te zien is aan de watertoren bij de Aalsterweg. Het werd echter in 1923 in zijn oorspronkelijke gedaante hersteld, zoals bewezen wordt uit de afbeelding ervan in het "Van Leefdael-handschrift".  

H e e z e.

Het zegel van "Heribertus de Hese" uit 1172 behoort tot de alleroudste der Nederlanden. Daarop staat dan zijn wapen afgebeeld en dat voert een leeuw. Helaas geeft een zegel niet de kleuren aan, zeker niet in die oeroude tijd. En die kleuren zullen we dus wel nooit meer kunnen achterhalen, hoe jammer dat ook is. Het wapen der oudste Heren van Heeze voerde dus een leeuw en géén boom.

Overigens is het wel verklaarbaar dat men hen een boom-wapen heeft toegedicht. Immers op het oudst bekende ZEGEL "de Heze et de Leende" komt duidelijk wèl een boom voor. Maar óók een wapen; een met drie hoorns; Horn. Want intussen is Heeze - al vóór 1285 - Horns bezit.

Die zegel-boom heeft met het wapen in feite niets te maken. Men treft dergelijke bomen ook aan in de ZEGELS van 's-Hertogenbosch, Waalwijk, Oirschot, Oerle, Waalre en Valkenswaard. In al die zegels drukte die boom uit dat deze plaatsen gelegen waren in het uitgebreide jachtveld van de Hertogen, met andere woorden in DES HERTOGEN BOSCH. Nergens vinden we die boom in de wapens terug, behalve in één geval waar hij moeilijk kon ontbreken; het stadswapen van Den Bosch. Aangezien ook Heeze, Leende (en Zesgehuchten) eveneens in het Hertogelijke jachtgebied lagen, was zo'n boom ook in het zegel van "Heze et Leende" alleszins op zijn plaats.

In het ZEGEL, waarin hij bovendien als een moeilijk na te maken opvul- ling fungeerde. Het hele verdere zegelveld is bovendien nog opgevuld met schuine ruitjes, zodat het ook daardoor nog eens extra werd bemoeilijkt het zegel te vervalsen. Heel typisch is wel dat op het zegel-wapen de hoorns niet alle drie even groot zijn. De onderste hoorn is opzettelijk veel groter uitgevoerd dan de twee bovensten. (In Budel werden de hoorns alle drie omgedraaid.) Men gaf zich kennelijk moeite om de hoorn-wapens een duidelijk eigen kenmerk te geven, zodat verwarring werd tegengegaan. Natuurlijk kregen ze ook niet allemaal dezelfde kleuren, zodat de Horn- wapens er anders uitzagen dan de Cranendonck-wapens, en die weer anders dan het wapen van Eind-hoven. De funktie van een wapen was immers geen andere dan uit te drukken met welke persoon of groep personen (Heerlijkheid, Baronie, Stad) men te maken had. Dat werd goed begrepen. In 1817 begreep men daar echter NIETS meer van en presteerde men het hele land- streken wapens te geven, die praktisch niet van elkaar te onderscheiden waren. Toen ging er méér verkeerd. De geheel eigen variant van het Horn-wapen, die Heeze en Leende blijkens het zegel toch hadden bezeten verdween van het toneel. De kleuren ook, "vanzelfsprekend". De boom uit het ZEGEL werd in Heeze binnen het WAPEN gehaald waar hij beslist niet in thuishoorde. Hetzelfde gebeurde in Zesgehuchten. In Leende werd die boom náást het wapen opgesteld, alsof het geheel nog steeds in een zegel stond. Bovendien werden alle drie de wapens verrijkt met sterren, één voor Heeze en Leende (hier dan buiten het wapen) en twee voor Zesgehuchten. Zoals gebruikelijk in 1817 werden de wapens zonder uitzondering uitgevoerd in de kleuren van het Rijkswapen, zijnde goud en blauw. Waar die sterren dan plotseling vandaan komen is niet geheel duidelijk. Mogelijk zouden die kunnen zijn ontleend aan het wapen van "Thiery Louf de Hornes, Sire de Herstal, ………, Hese, Liende, etc." uit 1724. Dat wapen voert n.l. een blauwe vijfpuntige ster, geplaatst midden tussen de drie rode hoorns op het gouden schild. Maar het lijkt wel onwaarschijnlijk dat men in 1817 kennis had van dit wapen. Dan had men immers tevens de beschikking gehad over de juiste kleuren en dat schijnt bepaald niet het geval te zijn geweest. Gelukkig zijn we tegenwoordig beter op de hoogte van een en ander. Behalve de kleuren van het Leeuwen-wapen van Heribert de Hese uit 1172, die helaas voorgoed zijn verloren, is nu vrijwel alles bekend over de wapens die in enig verband staan met de geschiedenis van Heeze. Wanneer het Gemeentebestuur van Heeze te eniger tijd het besluit zou nemen het Gemeentewapen in de oude glorie te herstellen, dan kan dat geen onoverkomelijke moeilijkheden meer opleveren. Althans wanneer men dat NIET in handen geeft van mensen die verantwoordelijk zijn voor de volgende tekst, letterlijk overgenomen uit "Nederlands vlaggenboek“ van Kl. Sierksma (Prisma 797, pag. 74) en waarin de gemeentevlag van Heeze dan aldus staat beschreven;

"Heeze (N-Br) Groen, met een schuinbalk van geel, aan de broekzijde vergezeld van een witte zespuntige ster, in het uitwaaiend gedeelte van een rode, met wit gemonteerde jachthoorn”.

"Aldus werd in de raadsvergadering van 3 november 1960 een gemeentevlag voorlopig vastgesteld, in afwachting van de wapencorrectie, tot welker aanvraag toen tevens werd besloten. Voor de vlag werden de juiste wapenkleuren gebezigd. De schuinbalk verdeelt het gebied van de gemeente weer in de vroegere twee-eenheid Heeze en Leende, zoals ook de boom in "het gemeentewapen een tweedeling laat zien. De ster als algemeen Maria-symbool werd het dichtst bij de broek geplaatst, de voornaamste kant.”

Dit hele stukje proza staat bol van de nonsens, te veel om op alles in te gaan. Dus "Voor de vlag werden de juiste wapenkleuren gebezigd" en dat dan nog wel "in afwachting van de wapencorrectie, tot welker aan- vraag toen werd besloten". Zo langzamerhand beschikken we over vrijwel alle wapens, die enigszins in verband staan met Heeze. De kleur die daar praktisch nergens in voorkomt is GROEN !

G e l d r o p.

Vroeger schreven ze GelDORP en op oude kaarten leest men ook wel GEEL- dorp. Voor wie het Brabants dialekt kent is het niet zo moeilijk te verklaren hoe GEEL  GEL  kon worden.

Maar waarom was dit dorp ooit zó geel, dat het naar die kleur genoemd werd? Ook dat is te verklaren. Dat geel was n.l. het geel van vers stro. Dit Brabantse Peeldorp is zó dikwijls platgebrand en te gronde gericht dat het keer op keer van voren af aan moest worden opgebouwd. Voor de muren konden de oude bakstenen weer eens ‘n keer opnieuw worden afgebikt, maar voor het dak was iedere keer weer nieuw stro nodig, want geld voor dakpannen was er nooit. En nieuw stro is nu eenmaal geel, zodat de behuizingen van het dorp allen te samen het hele dorp een geel aanzien gaven, zeker daar waar donkere mastebossen de achterliggende horizon vormden.

Dit Brabants dorp op de westrand van de Peel werd geregeld verwoest door Gelderse benden. Vanuit het toenmalige Opper-Gelre, ten oosten van de Peel, kwamen die keer op keer terug om te roven, te plunderen, te brandschatten, te verkrachten en te moorden.

Wat er in Lidice en Oradour gebeurd is, dat weten we wel. Maar dat hetzelfde gebeurd is in ons eigen Gele dorp, dat zijn we vergeten.

De Burcht, die eenmaal midden in het dorp stond, is met het hele dorp door de Geldersen met de grond gelijk gemaakt. Toen kwam er een nieuw kasteel aan de noordkant van het dorp. Dat werd verwoest door Maarten van Rossum, de meest beruchte van de bendeleiders. Het is meermalen hersteld en even dikwijls opnieuw geruïneerd. (Op de oude fundering is later een aardig landhuis gebouwd, dat de naam Kasteel heeft overgenomen, en dat nu bruidsstoeten binnen zijn muren krijgt in plaats van woestelingen.)

Vervolgens is er een bijzonder zware verdedigingstoren gebouwd, midden in een moeras en bovendien nog omsloten door liefst drie grachten. Dit gevaarte had vier verdiepingen, een méér dus dan gebruikelijk bij kasteeltorens.

"Maar ook deze sterkte is dikwijls door de Gelderschen belegert en beschooten geweest, waarvan men nog de blijken aan dezelven kon bemerken." Dat schrijft Brock, ± 1820. En ook dit: "Den 25 September 1512 legde 2200 man Gelderschen dit schoone dorp in de asch, wordende zelfs de Kerk en Tooren niet verschoond, waarin en waarop veele menschen gevlucht waren en bij welke gelegentheid veele inwooners ellendig omkwamen."

In 1543 is Maarten van Rossum er wéér om geld of te persen, of anders ..... Anders wéér een "0radour", net als dertig jaar te voren !

Het leek me nuttig hier eens een keer met nadruk op in te gaan. Er blijken immers nog steeds mensen te zijn die geloof blijven hechten aan de fabel dat GELDrop ooit een GELDerse Heerlijkheid zou zijn geweest. Van Uden is bekend dat het al heel vroeg in de middeleeuwen, een of andere vorm van samenwerking heeft gehad met het toenmalige Graafschap Zutphen, mogelijk zelfs een bondgenootschap tegen de gemeenschappelijke vijand: Gelre. In elk geval heeft Uden als blijk van erkentelijkheid van de Zutphense Heren in zijn (oorspronkelijke!) wapen de Graafschapse mispelbloem mogen opnemen in een vrijkwartier. Heeft alléén Uden dat gepresteerd? Misschien ook andere Brabantse "bondgenoten"? Ten slotte komen er in de oude Brabantse wapens meer "vijfbloemen" voor die mogelijk ooit mispelbloem zijn geweest. Maar voorlopig ontbreekt daaromtrent elk bewijs. Zoals er ook nooit enig bewijs is geleverd voor een "Gelders verleden" van Geldrop. Behalve dan dat van brand en bloed, tranen en tragedie dat hierboven werd aangehaald. Toch leest men op blz. 64 van het "Nederlands vlaggenboek" (1962) van Kl. Sierksma waarin hij de Gemeentevlaggen beschrijft over

“Geldrop (N-Br). Blauw, met in linksschuine richting geplaatst 3 gele harten ter hoogte elk van 1/3 van de vlaghoogte, en in de broektop EEN GELE DUBBELSTAARTIGE EN GEKROONDE LEEUW, GETONGD EN GENAGELD VAN ROOD.”

“Deze vlag is in april 1962 in principe door het college van b. en w. aanvaard, vlaggekleur en harten zijn ontleend aan het gemeentewapen waarbij de linksschuine plaatsing van de stukken herinnert aan de loop van de Dommel door de gemeente. 

DE TOEGEVOEGDE LEEUW IS DIE VAN GELDERLAND, SYMBOLISEREND DE VO0RMALIGE SITUATIE ALS GELDERSE HEERLIJKHEID.”

Wat hier staat is een grove belediging van de geschiedenis in het alge- meen, en van die van Brabant en speciaal van Geldrop in het bijzonder. Dat was dan in 1962, precies 450 jaar nadat de Geldersen honderden Brabantse Geeldorpers levend lieten verbranden in hun eigen kerk.

En zelfs het "college van b. en w. heeft al die onzin nog "aanvaard" ook! Toch is die vlag er gelukkig nooit gekomen. Sinds enige jaren voert Geldrop een blauwe vlag, met in de lengte daarop drie smalle gele banen.

Beslist niet onaardig op zich zelf, maar de kleuren ervan gaan terug - hoe kan dat anders ? - op de Rijkskleuren van het 1817-wapen en zijn dus "gegarandeerd" verkeerd. Uiteraard is hier bedoeld het blauwe wapen met de drie gouden harten.

Of tòch lindeblaren ? Daarover "zijn de geleerden het nooit helemaal eens geworden". Hoe het ook zij, het oorspronkelijke, middeleeuwse wapen van het oude Geeldorp is nu weer terecht. Het blijkt al eeuwen-lang helder en duidelijk te hebben staan prijken in het originele handschrift van de familie Van Leefdael.

Het is een zilveren wapen met een rode keper. (Ook Weert heeft zo'n keperwapen, blauw in zilver.) Geldrop voert dus rood in zilver, kleuren die we in Brabant wel eens méér aantreffen; Leuven, Lier, Antwerpen, Bergen op Zoom, Zevenbergen, Geertuidenberg, Breda en Boxtel getuigen dat. Ook Eindhoven, Helmond en onlangs nog Etten hebben hun wapen hersteld in dezelfde kleuren, die ook dáár bleken thuis te horen. Geldrop verkeert dus in uitmuntend gezelschap met zijn oorspronkelijk wapen! Als het huidige "college van b. en w." er anders over denkt dan dat van 1962, en vanzelfsprekend vooral ook de Gemeenteraad, dan ligt de zaak hier al heel eenvoudig. Het, enig juiste, wapen van Geldrop bestáát immers al, al eeuwen zelfs.

Alle in het verleden gemaakte fouten kunnen dus afdoende en probleemloos worden hersteld. En als er óók nog een nieuwe, onberispelijke gemeentevlag moet komen, op het ‘’nieuwe’’ wapen gebaseerd, dan is dat een fluitje van een cent.

H o r n (e) - H o o r n (e) - H e u r n (e) (s)

HORN ligt dicht bij Roermond. Nog steeds kan men daar de burcht zien van de roemruchte Heren van Horn, een machtig geslacht, dat zijn bezit en aanzien gestaag uitbreidde. Wijzelf sluiten ons(ook weer in dit betoog) op binnen enge provinciale en zelfs gemeentelijke grenzen. Daar hadden ZIJ nooit last van. Zo werden ze zelfs Rijksjagermeester van het Duitse Keizerrijk.

Vanuit Horn kwam geleidelijk het hele gebied bezuiden de Peel in hun bezit. In Brabant verwierven ze Budel, Cranendonck (dus Maarheeze, Soerendonk en Sterksel), Leende, Heeze, Zesgehuchten, Geldrop, Valkenswaard, Waalre, Aalst, Eindhoven, Woensel, Hoogeloon, Hilvarenbeek (toen nog mèt Diessen en Riel en Westelbeers), Moergestel, Boxtel, Goirle en Loon op Zand. Zelfs hebben ze het Land van Altena ooit in bezit gehad. En dan beperken we ons hier nog maar tot binnen de huidige provinciegrenzen.

Binnen diezelfde grenzen ligt de Meyery van 's-Hertogenbosch. Die hele Meyery was het jachtveld van de Hertogen "des Hertogen bosch".

De Horns waren de Opperjagers van de Hertog; als "Reichs Jägermeister" kenden ze het klappen van de zweep.

Leden van dit geslacht vervulden belangrijke posten in het bestuur van Brabantse steden en in de Raden van Brabant. Zij traden b.v. op als gezanten o.a. naar Spanje. Ook buiten Brabant komen we Horns tegen. Luik heeft meerdere Horns gehad op de Prins-Bisschoppelijke troon. Zij waren vermaagschapt met de belangrijkste adellijke geslachten van hun tijd.

Iedereen weet dat "Egmond en Hoorn" op last van Philips werden onthoofd op de Brusselse markt. Ze waren familie van elkaar. Nog kort te voren zullen ze samen ter jacht geweest zijn in de bossen van Heeze of op de Leenderhei.

Hoe intens het geslacht van Horn verbonden is geweest met het hele gebied op de grens van de Kwartieren Kempenland en Peelland, is niet alleen af te lezen uit de bovenstaande reeks plaatsnamen, maar ook uit de huidige Gemeentewapens van Budel, Leende, Heeze, Waalre en Eindhoven. Ook nog uit de inmiddels vervallen wapens van Aalst, Woensel, en Zesgehuchten. Zelfs al zijn die allemaal - behalve dat van Eindhoven - deerlijk gehavend. Heel zeker moet hier ook vermeld worden het verdwenen wapen van Cranendonck, een zijtak van het Horns geslacht, dat node wordt gemist in Maarheeze-Soerendonk-Sterksel.

L e e n d e.

Omdat Leende al vanaf de vroege middeleeuwen verbonden is geweest met Heeze, heeft het daarmee uiteraard lief en leed gedeeld. Ook zegel en wapen. Wat al over Heeze is meegedeeld is grotendeels ook op Leende van toepassing. Maar in 1814 - 1815 komt er verandering. Feitelijk was die al ingeluid in de "Franse tijd". Toen volgden binnen twintig jaar elkaar vier verschillende Republieken, een Koninkrijk en een Keizerrijk op, zodat de wisselende gebeurtenissen op plaatselijk niveau nog nauwelijks zijn te reconstrueren. Maar in deze periode schijnt Leende het heft in eigen hand te hebben genomen.

Als dan in 1815 het nieuwe "Koninkrijk der Nederlanden" zijn beslag krijgt, is "Noord- Braband" een der nieuwe provincies. In de rij der nu ingestelde Gemeenten komt dan ook Leende voor het eerst voor. Er zijn nog meer dorpen die zich intussen blijken te hebben losgemaakt van het ‘’moederdorp’’ zoals Best, Diessen, Aalst om er eens enige te noemen.

In 1817 worden in Brabant de nieuwe Gemeentewapens uitgestort over het hele gewest. Leende heeft vanaf die tijd het verminkte Horn-wapen uit het oude zegel, "vanzelfsprekend" in de verkeerde kleuren, met daar- naast de zegel-boom en daarboven een verdwaalde ster. Het zal er nog eens ooit van moeten komen ook dit wapen te herstellen in de juiste vorm en in de passende kleuren.

Nu Leende echter een geheel zelfstandige Gemeente is geworden en niet langer andere dan historische banden heeft met Heeze, dient ook het wapen van Leende zich duidelijk te onderscheiden van dat van Heeze.

De beste handelwijze is dan wel het handhaven van het wapenbeeld uit het oude zegel, dat immers voor beide Gemeenten evenveel historische betekenis heeft, en het onderscheid uit te drukken door voor Leende andere kleuren te kiezen. Het meest voor de hand liggend is dan wel de originele kleuren te verwisselen, waardoor Leende dan een rood wapen zou krijgen met gouden hoorns, waarvan de onderste duidelijk groter zou moeten zijn dan de beide bovenstaande, overeenkomstig het wapen in het oude zegel.

Men kan hier dus een voorbeeld nemen aan Eindhoven, dat immers op overeenkomstige wijze de kleuren van het Cranendonck-wapen verwisselde en nu zilveren hoorns voert in een rood veld.

Op deze wijze zou Leende dan in het bezit komen van een wapen dat uitdrukking geeft aan de eeuwenlange band met Heeze, maar tevens ook de eigen trekken vertoont. Bovendien is het bij voorbaat anders dan alle andere wapens met drie hoorns, die vroeg of laat óók voor herstel in aanmerking komen.

M a a r h e e z e.

Het verleden van deze plaats is volkomen hetzelfde als dat van de oude Baronie van Cranendonck. Zeker nu de voormalige Gemeente Soerendonk in Maarheeze is opgegaan. In 1817 heeft men niet beter weten te doen dan zowel voor Maarheeze als voor Soerendonk een kraanvogel in het wapen op te nemen. Daaruit blijkt dan dat men althans nog enige herinnering had aan de NAAM van de voormalige Baronie. Maar van het WAPEN van die Baronie had men toen kennelijk geen idee meer.

Nu weten we wel beter. In het handschrift van Van Leefdael komen zelfs meerdere versies voor van het Cranendonck-wapen. En bovendien is daarin de Banier van Cranendonck afgebeeld, die het oudste, en dus oorspronkelijke, wapen in vorm en kleuren op de voet volgt. Een Baron was immers een Baanderheer. Een BANIER-heer eigenlijk, die met zijn krijgslieden optrok onder eigen Banier.

De Gemeente Maarheeze krijgt zijn oorspronkelijke wapen dus op een presenteerblaadje aangereikt. Met de eigen banier nog als toegift erbij. Het een zowel als het ander regelrecht uit het hoogtij der Brabantse heraldiek; de middeleeuwen.

Wanneer men inderdaad tot het besluit komt om dit authentieke wapen opnieuw in gebruik te nemen, verdient het dan geen aanbeveling tevens de oude roemruchte naam "CRANENDONCK" in ere te herstellen en die te gaan gebruiken als naam voor de Gemeente? Als er dan toch nieuw drukwerk e.d. moet worden aangeschaft kan men beter twee vliegen in één klap slaan. En die éne klap is dan toch héél wat meer waard dan een daalder.

S o e r e n d o n k.

Ook Soerendonk vindt zijn eigen verleden terug in alles wat hier omtrent Cranendonck is vermeld. In 1817 heeft het als nieuwe Gemeente zijn eigen kraanvogel-wapen gekregen. Het is in zoverre bijzonder te noemen dat het nu eens NIET is uitgevoerd in de anders zo onvermijdelijke "Rijkskleuren". Als Soerendonk ooit behoefte gevoelt aan een eigen dorpswapen dan dient allereerst te worden overwogen het in onbruik geraakte eigen Gemeentewapen opnieuw te gaan gebruiken. Zou men hier afwijzend tegenover staan dan kan eventueel keuze worden gemaakt uit enige middeleeuwse wapens waarin het oorspronkelijke Cranendonck-wapen is uitgebreid met andere wapen-elementen. Daarvan zijn drie verschillende versies voorhanden.

S t e r k s e l.

Zoals bij "Averbode" beschreven, is "Stercsele" in 1172 uit het bezit van de Heer van Heeze overgedragen aan de Abdij van Averbode. Overigens is het later weer terechtgekomen in het gebied van het oude Cranendonck en behoort het daarom nu tot de Gemeente Maarheeze. De zes eeuwen dat Sterksel onder de Abdij van Averbode resorteerde, dwingen er welhaast toe het Abdij-wapen te gebruiken als dorpswapen, in het geval er aan een dergelijk wapen behoefte zou bestaan. Het gaat echter beslist niet aan zich dat Abdij-wapen zonder meer toe te eigenen, zonder een duidelijke wijziging die aan het nieuwe wapen een volkomen eigen karakter geeft.

Een goede oplossing kan worden gevonden door aan het bestaande Averbode-wapen een schildhoofd toe te voegen en daarin op te nemen de hoorns van Cranendonck. NIET die van Horn, omdat de banden met Heeze al waren verbroken vóórdat daar de Hornes op gingen treden.

O r a n j e.

In het gedeelte dat over Cranendonck handelt is al meegedeeld dat - en hoe - deze Baronie en bovendien Eindhoven met Woensel in het bezit zijn gekomen van het Huis van Oranje-Nassau.

De bijzondere band die er tussen de betreffende plaatsen bestaat met het Koninklijk Huis, zou er aanleiding toe kunnen geven aan Hare Majes- teit te verzoeken een bijzondere wimpel te mogen voeren - bij voorkeur in daarvoor geëigende kleuren - naast de eigen Gemeentevlag (eventueel ook dorpsvlag), om daardoor naar buiten zichtbaar uitdrukking te geven van die bijzondere verbondenheid met het Huis van Oranjes-Nassau. Wat Brabant betreft zou dit dan niet alleen van toepassing zijn op de Baronie van Cranendonck (nu Maarheeze, Soerendonk, Budel en Sterksel) verder Eindhoven en Woensel, maar ook op alle plaatsen behorende tot de voormalige Heerlijkheid Grave en Cuyk, de Baronie van Breda en de Heerlijkheden Dongen, Geertruidenberg, Niervaart, Zwaluwe, Zevenbergen, Willemstad, Prinsenland en Steenbergen.

W a a l r e  e n  V a l k e n s w a a r d.

Deze plaatsen hebben eeuwenlang deel uitgemaakt van dezelfde Heerlijkheid, waartoe bovendien Aalst heeft behoord. Al 1250 jaar geleden kreeg Sint Willibrord de daar de meeste hoeven en landerijen in bezit, die hij bij testament overdroeg aan de door hemzelf gestichte Abdij van Echternach. Het verre Echternach stelde rentmeesters aan over de verspreid liggende goederen, die Sint Willibrord op zeer uiteenliggende plaatsen had verworven en die nu allemaal in het bezit waren van de Abdij. Op de lange duur vervagen de eigendomsrechten en zijn de voormalige rentmeesters in de praktijk "Heer" van "hun eigen" Heerlijkheid. Nadat de Heerlijkheid van Waalre en Valkenswaard al enige keren in andere handen was overgegaan, zijn ook de Hornes enige tijd in het bezit daarvan geweest. In het wapen dat Waalre vanaf 1942 voert staat dan ook een Hornse hoorn, die deze periode van het Gemeentelijke verleden tot uitdrukking brengt. Om dezelfde reden is in dit wapen ook een "merlet" van Cuyk opgenomen en een "lelie" van Rotselaar. Valkenswaard heeft sinds 1817 zijn Sint Nicolaas-wapen. Tijdens de oorlog heeft een N.S.B. funktionaris zich geroepen gevoeld Valkenswaard eens aan een ander wapen te helpen. In 1942 werd de goedheilige man in het wapen vervangen door een valk. Daaromheen werden dezelfde emblemen aangebracht die toen ook in het Waalrese wapen werden opgenomen. Maar dat gebeurde hier zeer on-heraldisch door ze "los" over het wapen te verspreiden, zodat vanuit heraldisch oogpunt het Valkenswaardse wapen niet in de schaduw kon staan van het veel beter geslaagde wapen dat Waalre toen kreeg. Van de zelfde auteur hoogstwaarschijnlijk.

Na de oorlog wilde Valkenswaard onmiddellijk van dit opgedrongen oorlogsprodukt af. Het wendde zich dus tot de Hoge Raad van Adel om de ruil weer ongedaan te maken. Maar de Hoge Raad weigerde dit pertinent. Het conflict is toen tot voor de Kroon uitgevochten.

Toen Hare Majesteit in 1954 Valkenswaard bezocht overhandigde zij persoonlijk het Koninklijk Besluit, waarbij Valkenswaard in het gelijk werd gesteld. Zodoende keerde het Sint Nicolaas-wapen weer terug. Maar of er toch nog niet eens een beter wapen zal komen dan dit typisch 1817-produkt zal de tijd moeten leren.

W o e n s e l.

Woensel was zo'n 1000 jaar geleden een van de vier Aartsdekenaten van het Bisdom Luik. Daaruit valt wel af te leiden dat het destijds tot de belangrijkste plaatsen behoorde. Zowel in omvang als betekenis is het ook later Eindhoven verre blijven overtreffen.

Pas gedurende de laatste eeuw heeft Eindhoven geleidelijkaan Woensel overvleugeld. Ook Woensel was in het bezit van de Cranendoncks. Opgemerkt dient te worden dat dit niet gold voor Eckart. Dat was en bleef een afzonderlijke Heerlijkheid met een geheel eigen kroniek. Toen ook Woensel in 1817 zijn eigen Gemeentewapen kreeg thuisgestuurd, was het ook hier weer een wapen met drie hoorns. Hier wist men evenmin als in alle andere gevallen raad met de juiste kleuren en dus kreeg ook Woensel "automatisch" een blauw schild met drie gouden hoorns. Zilveren hoorns in een rood schild zou juister geweest zijn, zoals het in 1923 herstelde wapen van Eindhoven aantoont.

Maar als Woensel nog een behoefte krijgt aan een wijk-wapen kan dat alsnog in goede banen worden geleid.

Z e s g e h u c h t e n.

Genoenhuis, Geyzenrooij, Hoog Geldrop, Hout, Hulst en Riel. Dat zijn ze dan, alle zes. Genoenhuis moet volgens Brock eigenlijk Konijnhuis heten. Als er nog eens ooit begonnen wordt aan wapens voor gehuchten dan hebben ze door alvast inspiratie.

Uit deze zes gehuchten heeft zich op den duur een nieuw dorp gevormd, dat in de Franse tijd kans heeft gezien zichzelf onafhankelijk te maken. De kreet "Liberté, Egalité et Fraternité" heeft hier kennelijk gevolgen gehad. Dat dit ook elders gebeurde hebben we al geconstateerd. Daaruit kwam dan weer voort dat ook Zesgehuchten in 1815 als Gemeente vaste voet kreeg.

Voorheen behoorde het kerkelijk tot Geldrop. De eigen kerk kwam pas veel later. Bestuurlijk had het echter altijd deel uitgemaakt van de heerlijkheid Heeze en Leende. Dat is trouwens nog duidelijk of te lezen uit het wapen dat de nieuwe Gemeente in 1817 kreeg, en dat bijna een getrouwe copie is van dat van Heeze. Alleen kreeg Zesgehuchten twéé sterren in plaats van één. Als Zesgehuchten nog eens een eigen dorpswapen wil gaan voeren - en daar schijnt animo voor aanwezig te zijn - dan ligt het voor de hand eerst het oude wapen eens goed gade te slaan. Dat de kleuren nu foutief zijn hebben we al als een "vanzelfsprekende" zaak ervaren. Aan de andere kant dient er toch ook voor te worden zorggedragen dat er een werkelijk "eigen" wapen ontstaat, en dus niet opnieuw een copie van Heeze.

Dan zou men wellicht toch het beste de oude goud-blauwe kleuren kunnen handhaven. Immers tijdens het vrij kortstondige zelfstandige bestaan heeft Zesgehuchten nooit andere gekend. Wel verdient het aanbeveling de twee sterren vast te houden en de hoorns op te nemen in de typische vorm van het eeuwenoude zegel der Heerlijkheid, waartoe Zesgehuchten zo lang heeft behoord.

Z i n v o l l e v l a g g e n t o o i.

Iedereen die aan het vorenstaande aandacht heeft besteed zal alle hier afgebeelde vlag-ontwerpen gemakkelijk kunnen "lezen". Een vlag is pas echt goed als die klaar en duidelijk uitdrukt waar die thuishoort. Waarmee vooral niet gezegd wil zijn dat dit ook altijd gebeurt. In deze vlaggen echter is dat geen enkel probleem voor degene die de wapens van deze streek kent. Althans wanneer die eenmaal in praktijk komen.

Terwijl elke vlag dus onmiskenbaar de eigen plaats vertegenwoordigt, zit er tegelijkertijd zoveel gemeenschappelijks in, dat er een zeer overtuigende samenhang uit blijkt. Dat moet ook wel, gezien het feit dat ook in het verleden deze hele streek ten nauwste in vrijwel dezelfde lotgevallen een eenheid heeft gevormd.

In elk van deze vlaggen valt het hoofdaccent op het vierkante deel. Vierkant waren ook de oude banieren, zoals die van Cranendonck. In de eeuwenoude Gildevendels van het Brabantse Gewest bleef die traditie onafgebroken behouden.

De hele heraldiek berust overigens op het handhaven van oude tradities. Als men die loslaat zijn de gevolgen niet te overzien. Rond 1817 is dat helaas in ernstige mate gebeurd. Het wordt tijd dat Brabant iets gaat doen om de toen aangebrachte schade te herstellen.

Moge dit artikel daartoe een vruchtbare bijdrage leveren.

Ga terug