Heemkronijk jaar:1979, jaargang:18, nummer:4, blz.113 -116
U I T D E A R C H I E F K I S T
door: C.S. Smit
Eind november 1847 ontvangt de kerke-raad een brief van het Provinciaal Col-lege van Toezicht op de Kerkelijke Ad-ministratie der Hervormden in Noord-Brabant, waaruit we het volgende citeren:
"Van ter zijde is ter onzer kennisse gebragt, dat het Burgerlijk Gemeente Bestuur voornemens zou zijn de boomen op de Burgerlijke begraafplaats te verkoopen terwijl die boomen het eigendom der Herv. Gemeente zouden zijn. Wij verzoeken UwEd. ons met de meesten spoed te willen berigten, wat van een en ander is; en indien werkelijk de Burgerlijke Gemeente van Heeze en Leende vermeent eigendomsregten op die boomen te bezitten, ons omstandig te willen opgeven, welke gronden voor die meening bestaan of op welke titels men des noods in regte zich in dien eigendom zou kunnen doen handhaven."
Dat het geen loos alarm is mag blijken uit het feit dat de kerkeraad nog voordat het schrijven in Heeze arriveert al een brief over het zelfde onderwerp naar het Provinciaal College heeft geschreven. We lezen hierin:
"....... Die boomen hebben eene vermoedelijke waarde van f.3 a f.400 guldens. Zij zijn gepland in den grond waarop vroeger de Kerk gebouwd was. De Kerk met hare inkomsten is (ik weet niet wanneer) aan de Hervormden te Heeze toegewezen geworden, teneinde daardoor de inkomsten van de Kapel te Heeze, waarin de Hervormden hunne Godsdiensten uitoefenen te stijven. De Kerk in den jare 1828 of 1829 door de Hervormden aan de Roomschen van Heeze voor afbraak verkocht geworden ten somma van f.400, maar niets hoegenaamd van hare inkomsten, alleen het gebouw. De hervormden zijn van meening dat de genoemde boomen hun toebehoren en onder de inkomsten van het oude kerkgebouw moeten gerekend worden. Maar het besluit waarmede zij de toewijzing van de opgenoemde kerk met de zelver inkomsten zouden moeten bewijzen ontbreekt haar. De vorige kerkvoogd wijlen den Heer van Tuyll schijnt hetzelve verlegt of vernielt te hebben, het is ten minste onder zijn nagelaten papieren niet gevonden geworden, ook vind ik er geene aantekeningen van in onze kerkeraads archieven, denkelijk is deze gifte geschied tijdens Heeze vacant was."
Men vraagt verder in de brief hoe te handelen in deze zaak. "Moeten wij dan dien verkoop geregtelijk stuiten?" Ook wordt gevraagd of men niet het initiatief moet nemen met de verkoop van de bomen.
Als P.S. staat onder de brief:
"Te Zomeren hebben de Hervormden onder Koning Louis de groote kerk verkregen. Haar inkomsten moeten de Hervormden met de Roomschen deelen. Op den kerkhof stonden eene menigte schone boomen. Deze zijn openlijk verkocht geworden en den opbrengst daarvan heeft het Hervormd met het Roomschen Kerkbestuur gedeeld."
De zaak raakt in de doofpot, totdat zich in augustus 1852 een incident voordoet dat de gemoederen weer in beroering brengt. We lezen in het verslag van Ds. Kremer:
"Op den 18 Augustus j.l. des morgens omstreeks negen uren kwam ten zijnen (Dit is de ondergetekende, Ds.Kremer) huize de koster-voorlezer en voorzanger der opgenoemde Herv. gemeente L. Damen met de boodschap; dat hij gezien had dat op het kerkhof der opgebroken Parochiale kerk dienzelfde morgen door Goort Kuiten en Van Bakel takken werden weggedragen, welke verbrijzeld en afgescheurd waren geworden, door het nederstorten van het spits des torens, welkens het Gemeente Bestuur van Heeze bezig was af te breken; en hoe de personen van Hendrik Klaassens bezig was zware takken uit eenen Lindeboom aft te hakken, al welk hout werd weggegeven door den Roomschen Kerkmeester van den Berg, in bijzijn (o.a.) van het lid des Gemeente-Raads Gijsberts.
Terstond begaf zich daarop ondergetekende naar den Kerkvoogd dezer Gemeente de Heer D. van der Burg; en maakte zijnE. met het hierboven vermelde bekend; die zich daarop dadelijk in persoon naar het voornoemde Kerkhof begaf en zich van de waarheid der opgegeven feiten overtuigde."
Op verzoek van de kerkvoogd Dirk van der Burg komt de kerkeraad op de 20ste augustus al bijeen, maar men kan geen zaken doen, omdat niet al de leden present zijn. Op de vergadering van de 22ste wordt het besluit genomen een notabel af te vaardigen naar Dhr. Wesselman te Helmond, lid van het Provinciaal College van toezicht en tevens advocaat. Het is Ds. Kremer die die taak toegewezen krijgt.
Op de vergadering van de kerkeraad van 28 augustus brengt de predikant het advies Van Wesselman ter tafel. Het advies is nogal rigoreus: er moet direct gehandeld worden en grof geschut in stelling gebracht. De kerkeraad is het hier, met uitzondering van Ds. Kremer, niet mee eens, ".... en is op voorstel van de Heeren Freher en Verschooff met meerderheid van stemmen besloten, over de onderhavige zaak verder te delibereren op zondag den 12 September ....."
Op deze vergadering kan men weer niets besluiten, omdat de ouderling Freher, die met wethouder van Asten gesproken heeft en verslag zou uitbrengen, niet aanwezig is. Al dit uitstellen wekt natuurlijk de wrevel op bij het Provinciaal College van toezicht. In de vergadering van 24 october brengt de kerkvoogd een brief van het college ter sprake bevat- tende "eene aanmaning om wegens het aanranden der eigendoms regten op de boomen staande op het kerkhof te Heeze bij het zelve ten spoedigste aanvrage te doen om gratis te mogen procederen."
In de zelfde vergadering doet de ouderling Freher verslag "van ZijnE. zamenspreking met de wethouder van Asten, die ZijnE. verzekerd heeft: dat het Gemeente-Bestuur geene kennis heeft gedragen van het gebeurde met de boomen op het kerkhof ...."
Op voorstel van Freher wordt besloten vooralsnog geen gevolg te geven aan het aanschrijven van het Prov. Coll. "tot dat onverhoopt later meer feitelijke en meer aanmatigende blijken van inbreuk op het eigendoms- regt der Herv. gemeente van Heeze en Leende op de vermelde boomen ....."
Het is 8 jaren rustig rond het kerkhof, wat dit betreft, totdat in decem-ber 1860 de zaak weer opgerakeld wordt. We lezen in het notulenboek in het verslag van de kerkeraadsvergadering van 2 december:
"De Heer kerkvoogd (sinds juli 1858 was dit Antonie Petrus van Beusekom, Rijksontvanger te Heeze) gaf het navolgende aan de vergadering te kennen; Dat heden terzijner kennisse werd gebragt, dat er op ons kerkhof schennis had plaats gegrepen. Hij heeft het daarom van zijnen pligt geacht, zich onmiddellijk naar het kerkhof te begeven en bevonden:
dat de bij het graf van wijlen den Heere van der Toll in der tijd ge- plaatsten treurwilg, tot welks planting door hem kerkvoogd aan C. Croes het noodige verlof was gegeven, in der stam door een scherp werktuig was gehakt en zoo door afhakking als afbreking van alle takken was beroofd, dat onder meer op het kerkhof aan de zuidzijde ter plaatse waar de groote eikenboom staat, eene kuil was gegraven en de daaruit gekomen grond per kar scheen te zijn weggevoerd, naardien de sporen van zulks voertuig nog aanwezig waren. Dat de kerkvoogd gemeend heeft een en ander ter kennis der politie te moeten brengen, hetgeen heden is geschied, zullend door den wachtmeester der alhier gestationeerde Marechaussee, daaromtrent het noodig onderzoek worden ingesteld en relaas opgemaakt. Wijders is den kerkvoogd ter ooren gekomen, dat door Burgemeester dezer gemeente, geadsisteerd door den wethouder van Asten en den Molenaar Vullungs na de gepleegde schennis het kerkhof is bezocht en deze Heeren zich kennelijk hebben bezig gehouden met eene opname der op het kerkhof staande boomen; dat hij kerkvoogd als nu denkt, dat van de zijde van het Gemeente bestuur tot verkoop dier boomen zal worden overgegaan, waarop zij naar zijne mening gesteund door het in der tijd ingewonnen advies van Meester van den Akker senior, geen regt hebben…..“
Het lijkt de kerkvoogd het beste het gemeentebestuur hierin voor te zijn, "daar het bij een eventueel te ontstaan proces altijd wenschelijk is dat het Gemeente bestuur tegen een verkoop door ons ingesteld moet opkomen". De kerkvoogd vraagt dan ook aan de kerkeraad "authorisatie om in deze te mogen voortgaan". Met algemene stemmen wordt de kerkvoogd toegestaan de bomen" te doen omhakken of uitroeien en publiek of onderhands te verkopen".
In het verslag van de kerkeraadsvergadering van 10 december 1860 lezen we wat zich verder allemaal rond de bomen afspeelt. We laten het verslag weer woordelijk volgen:
"Nadat de Heer Kerkvoogd begin van uitvoering had gegeven aan artikel 6 der vorige vergadering en de boomen op het Hervormd kerkhof door den Heer notaris Rovers te Asten, woensdag den 12 dezer maand volgend bekendmaking door gebruikelijke publicaties zouden verkocht worden, heeft zich bij de gemeentenaren te Heeze alsmede bij den Gemeente-Raad alhier eenige opgewondenheid geopenbaard, waarop de Heer Burgemeester A.A. Deelen zich eerst bij den Predikant en toen bij den Heer Kerkvoogd heeft vervoegd, met te kennengeving van deze opgewondenheid en heeft instandelijk verzocht om zoo het mogelijk ware, deze zaak in der minne met den gemeenteraad te schikken."
De kerkeraad is het met dit voorstel eens en men geeft van Beusekom volmacht met de gemeente "in eene schikking te treden". Wel stelt men nog eens er van overtuigd te zijn dat de hervormde gemeente het "onbestwistbaar eigendomsregt bezit op de boomen". Men vindt echter dat de goede verstandhouding in de gemeente niet door deze zaak vertroebeld mag worden. Bovendien is de kerkeraad van mening dat naar alle waarschijnlijkheid de bomen op deze wijze meer zullen opbrengen.
"Tevens wordt hierbij den Heere Kerkvoogd aanbevolen om met deze geprojecteerde schikking de zaak van het uurwerk en het klokje in het torentje (staande op het Hervormd Kerkgebouw) aanwezig te verenigen en te verbinden, teneinde beiden het onbetwistbaar eigendom worden van de Hervormde Gemeente alhier; zoo het tevens op eene voorzigtige wijze mogelijk is, om in de acte van schikking in te voegen."
In het contract, opgesteld op 11 december 1860, tussen de gemeente Heeze en de kerkvoogdij wordt alles netjes geregeld. Na ruiming van de bomen zullen "op gemeenschappelijke kosten andere boomen worden geplaatst, namentlijk iepen en kanadaipen en wel om den andere". De voordelen van die aan de noord- en oostzijde zullen door de gemeente Heeze en die van de west- en zuidzijde door de hervormde gemeente genoten worden.
Ook wordt vastgelegd dat "het uurwerk en de klok van de Hervormde Kerk van ouds genaamd Eymeriks kapel" overgaan naar de hervormde gemeente, maar dat de gemeente "zich het regt voorbehoudt om bij brand of andere buitengewone omstandigheid of algemene plegtig-heden op de eerste vordering de klok te laten of te doen luiden".
Bronvermelding:
Notulenboek van de kerkeraad 1837-1900.
Kerkvoogdijarchief.
Ned.Herv.Kerk te Heeze. 116