Heemkronijk jaar:2004, jaargang:43, nummer:1, pag:10 -17
AUTEURS UIT BRABANT EN UIT ONS HEEMGEBIED OP HET INTERNET
door: Sjaak de Waal
Waren we nog maar kort geleden voornamelijk aangewezen op een bezoek aan archiefinstellingen of bibliotheken om historische gegevens over bepaalde personen, gebeurtenissen of feiten te vergaren, sinds een aantal jaren beschikken we ook over het internet als hulpmiddel voor informatie. Belangrijke bestanden of teksten die we in archiefinstellingen en bibliotheken kunnen aantreffen, zijn intussen op het wereldwijde web te raadplegen. Dat is een aantrekkelijke verworvenheid van onze tijd.
Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Vanaf juli 2000 kunnen we via het internet naar de website www.dbnl.nl surfen. De afkorting dbnl staat voor Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Het gaat om een website over de Nederlandse taal en literatuur. De site bevat literaire teksten, secundaire literatuur en aanvullende informatie als biografieën, portretten en hyperlinks. Het auteursrecht berust bij de Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren te Leiden. Op 26 mei 2003 presenteerde de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (verder in dit artikel afgekort als DBNL) de Atlas voor de Nederlandse taal en literatuur. De Atlas, die nog volop in opbouw is, biedt informatie over meer dan 1100 plaatsen in Nederland en Vlaanderen. Welke schrijvers werden er geboren? Wie stierven er? Welke literaire teksten staan in verband met deze plaatsen? En wat valt er te weten over het lokale dialect en het plaatselijke literaire leven? Op de startpagina van de DBNL is de link naar genoemde Atlas te vinden tussen de volgende links: De Nederlandse literatuur, De Nederlandse taal, Auteurs in de dbnl, Beschikbare titels, Naslagwerken, Audio, Op stapel, Nieuws-Nieuwe titels-Nieuwsbrief, Zoeken, Tijdschriftenladder, Nuttige links, Over de dbnl (About this site), dbnl educatief: literatuurgeschiedenis.nl. Wie de Atlas op de DBNL-website aanklikt, kan zien in welke plaatsen of gemeenten van Nederland vanaf de Middeleeuwen tot in onze tijd auteurs geboren of gestorven zijn. Onder de hoofdstad van ons land vinden we bijvoorbeeld dat Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) in Amsterdam is geboren en dat Joost van den Vondel (1587-1679) in Amsterdam is gestorven. Daarna volgt een opsomming van hun werken en wordt doorverwezen naar een biografie of naar relevante websites, die hun werken of beschouwingen daarover weergeven en die via een hyperlink bezocht kunnen worden. Nu zijn met Hooft en Van den Vondel natuurlijk twee coryfeeën uit ons taalgebied genoemd. Het aardige van de website van de DBNL is echter dat de namen van allerlei min of meer bekende en voor de meesten zelfs volslagen onbekende auteurs, inclusief eventueel hun werken en secundaire literatuur
daarover, met een muisklik op het computerscherm getoond kunnen worden.
Brabant in de DBNL
Via de Atlas is te achterhalen wat voor Nederlandse auteurs ooit in onze contreien hebben gefigureerd en welke literaire teksten in verband staan met onze streek.1 De kaart van Noord-Brabant in de Atlas laat zien dat onze provincie niet al te royaal met literaire talenten en literatuur is bedeeld. Vergelijken we het aantal namen dat we tegenkomen in Noord-Brabant met dat in de stad Amsterdam, waar alleen al honderden auteurs geboren en honderden auteurs gestorven zijn, dan is de oogst mager te noemen. In de loop van haar geschiedenis heeft de grootste stad
10
en latere hoofdstad van Nederland in haar functie van cultureel centrum natuurlijk als een magneet op schrijvers en andere kunstenaars gewerkt. Dus zo vreemd is deze situatie niet. En tussen die Amsterdamse schrijvers hebben zich vermoedelijk ook tal van in Brabant geboren auteurs bevonden. De website van de DBNL kan echter een vertekend beeld opleveren. Want hoe belangrijk is het om te weten, als men het literaire werk van een auteur wil leren kennen, waar die auteur geboren of overleden is? En wat heeft, als het om Brabanders gaat, Josepha Mendels (1902-1995) – ik noem zomaar een voorbeeld – literair met de stad Eindhoven te maken? De van origine Groningse schrijfster Mendels verhuisde in 1992 vanuit Parijs, waar ze sinds 1936, met een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog, had gewoond, naar Eindhoven (van de ene ‘lichtstad’ naar de andere) om er drie jaar later te overlijden in het huis van haar daar woonachtige zoon. Josepha Mendels ontving verschillende literaire prijzen en in 1985 de Anna Bijnsprijs, die toen voor het eerst werd uitgereikt, voor haar hele oeuvre. Haar laatste noemenswaardige werk dateert van 1987 (Het rode kerkhof), dus van vóór dat ze zich weer in ons land vestigde. Ze overleed in Eindhoven onder andere aan de gevolgen van dementie.2 Zo kan men ook vragen stellen bij de onder Eindhoven genoemde, want in die stad geboren zus en broer Doeschka (1947) en Geerten (1950) Meijsing, beiden auteurs van veelgelezen romans. Doeschka en Geerten zijn in Eindhoven geboren in de periode dat hun vader gemeentesecretaris van de lichtstad was. Later is het gezin Meijsing naar Haarlem verhuisd, waar Doeschka en Geerten zijn opgegroeid. De vooral als spellinghervormer bekende R.A. Kollewijn is in Amersfoort geboren, maar woonde, eenmaal weduwnaar geworden en gepensioneerd, van 1921 tot zijn dood in 1942 in Helmond, waar zijn zoon een huisartsenpraktijk had. In de Atlas van de DBNL komt hij daarom zowel onder Amersfoort als onder Helmond voor. Talrijke auteurs blijken ergens te zijn geboren of gestorven zonder zich in hun werk door die plek te hebben laten inspireren. Wat voor literaire talenten heeft het gebied van onze heemkundekring nu voortgebracht? Welke auteurs zijn in onze streek geboren en/of gestorven? Om op deze vraag een antwoord te vinden, surfen we naar de Atlas van de DBNL. Jammer genoeg geeft de site geen antwoord op de vraag welke auteurs hier alleen maar ooit gewerkt en gewoond hebben zonder er geboren of
gestorven te zijn. Een voorbeeld daarvan is de schrijver, dichter en verzetsman Louis de Bourbon (1908-1975), die behalve in de Brabantse dorpen Escharen, Langenboom en Gassel ook in de stad Oss, tijdens de oorlogsjaren, burgemeester is geweest. Hij was literair werkzaam in Brabant en onder andere nauw bevriend met Antoon Coolen.3 In de Atlas van de DBNL moet hij echter gezocht worden onder zijn geboorteplaats Renkum en onder Arnhem, de stad van zijn overlijden.
Heeze in de DBNL
Sterksel en Leende kunnen in de Atlas van de DBNL niet worden aangeklikt. Deze plaatsen zijn dus niet bekend door hun letterkundige en taalkundige bijzonderheden of door talenten die er geboren of gestorven zijn. Onder Heeze vond ik de namen van twee auteurs. De eerste is Cornelis Allard Abbing, die alleen de laatste tweeëntwintig maanden van zijn leven in Heeze heeft doorgebracht, zoals blijkt uit genealogisch onderzoek door C.S. Smit.4 Abbing werd, komende uit Hoevelaken, op 29 augustus 1870 te Heeze ingeschreven. Hij is er op 26 juni 1872 op 71-jarige leeftijd als weduwnaar van Barbara M.H. Alewijn overleden. Zijn graf is te vinden op begraafplaats De Oude Kerkhof in de buurtschap Kerkhof te Heeze.5 C. Abbing trok bij zijn komst naar Heeze in bij zijn zoon J.C.C. Abbing, die op 15 januari 1868 uit Deurne in Heeze was ingeschreven. Deze zoon was op 13 december 1835 te Hoorn geboren. Hij werd de tiende predikant van Heeze en volgde er J.L.A. Kremer (1798-1867) op, die bekendheid heeft gekregen als ‘ogendominee’, omdat hij veel mensen van hun oogkwalen kon genezen.6 Predikant Abbing was ruim twee jaar na zijn komst naar Heeze, op 19 mei 1870, getrouwd met J.Ph.W.C. Neomagus, een zus van de plaatselijke notaris. Deze notaris trad op zijn beurt precies een half jaar later in het huwelijk met een zus van predikant Abbing. Nadat notaris Neomagus op 19 april 1881 was overleden, vertrok predikant Abbing nog in hetzelfde jaar naar Zundert, samen met zijn zus, die weduwe geworden was. In Zundert was enkele jaren eerder Theodorus van Gogh, de vader van kunstschilder Vincent, nog predikant geweest. Het gezin Van Gogh was in 1882 van Etten naar Nuenen verhuisd. Op de website van de DBNL kan onder Heeze naar de biografie van Abbing worden doorgeklikt, waar de volgende tekst staat:
11
ABBING (Cornelis Alard), geb. te Hoevelaken, 11 Oct. 1800, studeerde te Utrecht 3 jaar in de theologie en later in de letteren. Tijdens zijn promotie was hij reeds 2 jaar conrector te Hoorn en werd er in 1826 rector. Na de opheffing der Lat. sch. 1868, woonde hij te Heeze, waar twee zijner kinderen gevestigd waren en overl. aldaar 26 Juni 1872. Schr. in ’t Ned.: Bekn. Gesch. der stad Hoorn en Verhaal van de stichting, voltooijing en verfraaijing van de Groote kerk tot op den brand die haar vernielde op den 3den Aug. 1838, Hoorn 1839; Gesch. der stad Hoorn, hoofdstad van Westvriesland, gedurende het grootste gedeelte der XVII en XVIII eeuw, of vervolg op Velius’ Chronyk, 2 dln., Hoorn 1841 en ’42; Levensbericht van Thade Pan, zee-officier, in Hand. Letterk. 1860; Letterk. leven van Marcus Tullius Cicero, in zijne kindschheid en eerste jongelingsjaren, Hoorn 1866. (Hand. Mij. Ned. Lett., 1873.) 7
De andere naam onder Heeze in de Atlas is die van A.J.C. Kremer (1821-1918). Hij was een zoon van de al genoemde ‘ogendominee’. Deze zoon heeft over allerlei bijzonderheden in Heeze en omgeving geschreven, zoals over de Kruiseik, archeologische vondsten, de Strabrechtse Heide en het Beuven.8 Wie op de website onder Kremers naam op de biografie doorklikt, treft er de volgende gegevens:
Kremer (Arnoldus Johannes Cornelius), geb. te Heeze bij Eindhoven 28 Sept. 1821, stud. sinds 1849 te Utrecht in de geneesk., doch liet die studie varen, werd in 1867 boekhouder op een wolfabriek te Geldrop en 1 Juni 1868 redacteur, 1 Jan. ’69 hoofdred. der Nieuwe Arnhemsche Courant, tot hare opheffing 1 Jan. 1878. Hij schreef Acht Zangen bij de Maskerade der Utr. studenten, Utr. 1851; Bloemen als Bloomers, of de wijze vrouwen van Palmira, komedie in 3 bedr., Utr. 1852;
Hartsgeheimen, Utr. 1853 (psd. Cornelius); Een steen des aanstoots of het godsdienstig leven in Nederland, Schied. 1862; Mr. Arend Wafelyzers familiepapieren, Schied. 1863; Beginselen der conservatieve staatkunde, 3 stukjes, ’s Bosch 1870; De graven van Hameland en de oorsprong der graven van Nassau, Gelre, Cleve en Zutphen, Arnh. 1873; Banjaard, Arnh. 1879; Een net mensch, Dev. 1880; I-dicht, Arnh. 1880; Nationale en cosmopolitische huishoudk., Arnh. 1883; Hattuarie, ’s-Hage 1887. Voorts novellen, verhalen, politieke, geschied- en natuurk. opstellen, gedichten, enz. in tijdschriften.9
A. van Gestel uit Geldrop
Erg spectaculair is de oogst in Sterksel, Leende en Heeze niet. Meer is er te vinden in Geldrop, het grootste dorp van ons heemgebied. Daar komen we allereerst de naam tegen van A. van Gestel (18301900). Over het leven van deze geboren Geldroppenaar heeft Henk van den Berg, oudredacteur van de Heemkronyk, in 1993 een interessant artikel in dit tijdschrift gepubliceerd, waarnaar hier wordt verwezen.10 Aan dit artikel ontleen ik de volgende gegevens. Adriaan van Gestel, die uit een eenvoudig Geldrops arbeidersgezin kwam - vader was metselaar, moeder dagloonster – werd priester. Zijn vader was al vroeg overleden, waarna zijn moeder in 1834 hertrouwde met een wever. Het gezin Van Gestel woonde in Geldrop naast J.F. ter Borgh, de bekwame schoolmeester en kostschoolhouder. Van Ter Borgh ontving Adriaan, zoals hij naderhand zelf schriftelijk zou getuigen, degelijk onderricht in de school in de Kerkstraat. Vervolgens ging hij naar de Latijnse school in Eindhoven en trad hij later in het klooster bij de jezuïeten. Op het seminarie te Culemborg
12
studeerde hij wijsbegeerte. Hij zette zijn studie voort en voltooide die in Rome, waar hij in 1858 tot priester werd gewijd. Het grootste deel van zijn verdere leven gaf hij lessen dogmatiek en moraaltheologie aan het theologicum van de paters jezuïeten te Maastricht. Het Christendom en de Staat in onzen tijd, een bundeling van zijn krantenartikelen, verscheen in 1864 onder pseudoniem omdat hij het onder zijn eigen naam niet mocht laten uitkomen van zijn superieuren. Hij koos daarvoor een naam die naar zijn geboorteplaats verwees: A.A. van Geldrop. Van Gestel heeft regelmatig hoofdartikelen geschreven in De Tijd, de bekende landelijke katholieke krant. In deze en andere publicaties vertolkte hij de politiek-maatschappelijke koers van genoemd dagblad en oefende hij invloed uit op zijn tijdgenoten. Over Van Gestel is ook een autobiografie verschenen aan de hand van door hemzelf opgetekende herinneringen. Hierin geeft hij de indrukken weer van zijn vroegste jeugd in Geldrop, zijn scholing, zijn priesterroeping en zijn verblijf in Rome. In de Atlas van de DBNL kan op biografie onder Van Gestel worden doorgeklikt naar de volgende tekst:
(Adrianus van), geb. te Geldrop 30 Jan. 1830, stud. tot 1852 aan het seminarium te Kuilenburg, was tot 1854 aan de Universitas Gregoriana te Rome, en eindigde daar zijne theol. studiën in 1859, nadat hij eerst eenigen tijd als repetitor philosophiae werkzaam was geweest aan het Collegium Germanicum te Rome. In 1860 werd hij prof. aan ’t seminarium te Kuilenburg, en in 1863 hoogleeraar in de dogmatiek aan eene bijzondere inrichting te Maastricht.
Hij schreef: Het christendom en de staat in onzen tijd, Amst. 1864; Rationalisme en liberalisme, beschouwd in hunne beginselen en gevolgen, en hunne verhouding tot de Katholieke kerk, ’s-Bosch 1865; De schat des geloofs, ’sBosch 1866; het vervolg op dit laatste is: Wat mij houdt in de Katholieke kerk? ’s-Bosch 1877; beide werken zijn in het Duitsch vertaald. Over de schoolkwestie schreef hij: De Nederl. schoolwet getoetst aan het christelijk beginsel: de opvoeding der jeugd in de vreeze des Heeren, ’s-Bosch 1867; Pauperisme en christendom, of de noodzakelijkheid van christelijk onderwijs voor de kinderen der armen, ’s-Bosch 1868; De christelijke school. Een woord tot de Katholieke ouders, ’s-Bosch 1868; Pius IX, de man van smarten, Amst. 1870; De Esther van het Oude en het Nieuwe verbond, een woord van opbeuring aan de katholieken in de dagen van verdrukking, ’s-Bosch 1872; Naar de éénheid: eene beschouwing over den twist der partijen in Nederland, 1876; Het wetsontwerp Heemskerk op het L. Onderw.,
’s-Bosch 1877; Wat beteekenen in de schoolwet de woorden: Eerbied verschuldigd aan de godsd. begrippen van andersdenkenden? Utr. 1881. Hij is sedert 1864 medearbeider aan verschillende dagbladen en tijdschriften, vooral in de Studiën op godsd., wetensch. en letterkundig gebied.11
Overige Geldropse auteurs
Over de uit Geldrop afkomstige en daar opgegroeide Adri van der Heijden (geboren in 1951) is veel bekend geworden. Hij debuteerde in 1978 onder de schuilnaam Patrizio Canaponi.
Later wisselde hij zijn schuilnaam in voor zijn eigen naam: A.F.Th. van der Heijden. Tegenwoordig wil hij, althans op literair gebied, uitsluitend door het leven gaan onder vermelding slechts van de beginletters van zijn drie voornamen, als A.F.Th. Zijn omvangrijke oeuvre, dat anno 2004 nog volop uitdijt, en de literatuur over hem zijn gemakkelijk bereikbaar in onder andere bibliotheken, literatuurtijdschriften en krantenartikelen. Op zijn boeken kan hier niet uitvoerig worden ingegaan. In het werk van Van der Heijden speelt Geldrop een wezenlijke rol. Zo verwijst de titel van zijn roman De gevarendriehoek uit 1985 (het tweede deel van zijn autobiografische romancyclus De tandeloze tijd) zelfs naar de wijk Hulst onder Zesgehuchten: Ik volgde het riviertje [de Kleine Dommel, Sj.deW.] stroomafwaarts tot aan een withouten brug, waar ik afhaakte om de Beneden Beekloopbuurt te doorkruisen in de richting Hulst: een driehoekig deel van Geldrop, gevormd door het twee aan twee kruisen van een weg, een spoorlijn en een kanaal. Ik had er
13
van mijn derde tot mijn zesde gewoond (17de druk, 1999, bladzijde 19). Zelf relativeerde de schrijver op 18 maart 2002, na de uitreiking van de eerste tweejaarlijkse Schrijversprijs der Brabantse Letteren aan hem in Helmond, het Brabants gehalte van zijn werk nogal. Hij herinnerde er bij die gelegenheid aan dat hij al een groter deel van zijn leven in Amsterdam had gewoond dan in Geldrop of in Noord-Brabant.12 Bij de op 22 oktober 1948 in Geldrop geboren auteur Lévi Weemoedt, schuilnaam van Isaäck (Izie) Jacobus van Wijk, kan ik in zijn werk geen band met Geldrop ontdekken. Weemoedt heeft het integendeel vaker over Schiedam, de geboorteplaats van zijn moeder. Hij was leraar Nederlands en gaf met de gelijkgestemde Hans Dorrestijn theatervoorstellingen. Weemoedt schreef poëzie die verwant is met die van Piet Paaltjens, in 1894 te Schiedam overleden. De weemoed en doodsdrift zijn zo zwaar aangezet, lees ik in een lexicon, dat ze een pose lijken.13 Let ook op zijn schuilnaam! Verder schreef Weemoedt humoristische verhalen, deels satirisch, deels autobiografisch. Van zijn werk noemt de Atlas: Geduldig lijden (1977), Geen bloemen (1978), Bedroefd maar dankbaar (1980), Zand erover (1981), Een treurige afdronk (1983), Daar komt de bruid … (1985), De ziekte van Lodesteijn (1986), Liedjes van welzijn, volksgezondheid & cultuur (1987), Liefdewerk oud papier (1987), Acte van verlatinge (1988), De nadagen van Lodesteijn (1990), Halte tranendal (1991), Ken uw klassieken! (1992), Overal wat (1995), Zondagskind (1996), Ons soort mensen (1999), Rijk verleden (1999). Geldrop is ook de geboorteplaats van Pieter Nouwen. Deze schrijver aanschouwde er op 19 mei 1949 het levenslicht. Nouwen publiceerde De god in de machine (1991), De lichtwachter (1993) en Het negende uur (1997). Zijn werk concentreert zich op filosofische en theologische thema’s als twijfel, overtuiging, rationalisme en geloof.14 Achter op de omslag van zijn prozadebuut staat het volgende over hem te lezen: Pieter Nouwen (1949) voltooide na een verblijf in de VS een journalistieke opleiding en studeerde filosofie. Hij was onder meer zeven jaar redacteur buitenland van een opinieweekblad en is thans free-lance journalist en publicist. Nouwens prozadebuut was: De god in de machine: vijf hoofdstukken uit de geschiedenis van twijfel en overtuiging, Uitgeverij Thoth, Amsterdam 1991.
Maatstaven van de DBNL
Na het lezen van het voorgaande kunnen we ons afvragen wat voor maatstaven zijn aangelegd om te bepalen of iemand in de DBNL wordt opgenomen. Immers, is het werk van dominee Stephanus Hanewinkel (1766-1856) literair van even hoog of zelfs hoger gehalte dan dat van Antoon Coolen (1897-1961)? De in Nuenen geboren en in
!
Ravenstein gestorven Hanewinkel is vooral bekend geworden door zijn anoniem uitgegeven tweedelige Reize door de Majorij (1799-1800). Het is een zeer interessant reisverslag vol van bijzonderheden over gewoonten en gebruiken in de Meierij van Den Bosch. Het staat bovendien bol van zijn negatieve oordeel over het katholieke geloof en de katholieke bevolking van deze streek. Coolen, geboren in het Limburgse Wijlre en overleden in Eindhoven, schreef voor velen onvergetelijke romans over mensen uit de Peelstreek, zoals Kinderen van ons volk en Peelwerkers. Waarom is in deze website bijvoorbeeld wel de naam van de in Helmond geboren D66-politicus Hans Gruijters (*1931)15 te vinden en niet die van de eveneens uit Helmond afkomstige componist Matthijs Vermeulen (18881967), schuilnaam van M.C.F. van der Meulen? Gruijters, voormalig minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, tevens voormalig burgemeester van Lelystad, begon zijn loopbaan als journalist voor de landelijke krant Algemeen Handelsblad. Hij heeft vermoedelijk essayistisch werk op zijn naam staan, al kan ik er geen titel van noemen. Matthijs Vermeulen, die de laatste jaren steeds beroemder blijkt te worden als componist, is ook journalist geweest, onder andere voor het weekblad De Groene Amsterdammer. Vermeulen produceerde waarschijnlijk meer literair werk dan zijn stadgenoot Gruijters. Van Vermeulen zijn bijvoorbeeld bekend de ‘Parijsche Brieven’, een serie
14
artikelen over de meest uiteenlopende onderwerpen, die hij gedurende veertien jaar tweemaal per week in het Soerabaiasch Handelsblad publiceerde. Verder noemen we zijn dagboek Het enige hart, het filosofische werk Het Avontuur van den Geest en natuurlijk zijn artikelen over muziek, gebundeld in De muziek dat wonder.16
Ik mis namen van schrijvers in de Atlas die er, vergeleken met die van andere auteurs, wél thuishoren. Zoals die van de cultuurfilosoof-essayist Cornelis Verhoeven, in 1978 de eerste Brabantse winnaar van de P.C. Hooftprijs, toch de hoogste literaire onderscheiding in ons land. Wél wordt vermeld dat deze schrijver over tal van filosofische (bijvoorbeeld Rondom de leegte, 1965) en Brabantse (bijvoorbeeld Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978) onderwerpen in 1928 geboren is in Udenhout, maar dat hij in 2001 in Den Bosch overleden is komen we niet te weten. Overigens heeft nog een andere ‘Brabander’ ooit de P.C. Hooftprijs ontvangen, namelijk de in Eindhoven geboren schrijver Hugo Brandt Corstius (1935). In 1984 weigerde minister Eelco Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de prijs aan de genomineerde Brandt Corstius uit te reiken, maar in 1987 ontving Brandt Corstius alsnog de P.C. Hooftprijs voor zijn literair werk.
Tekortkomingen
Waarom komt de naam niet voor van de openhartige, impulsieve dichter en kunstcriticus Frans Babylon (1924-1968), schuilnaam van F.G.J. Obers? De in Deurne geboren auteur maakte door verdrinking een eind aan zijn leven. Juist hij was een
van degenen die zich met zijn generatie afzette tegen de ‘bedwelmende romantiek der culturele opvoeders’ van onze provincie. Zie daarvoor de inleiding tot zijn bloemlezing ‘van de na-oorlogse dichters uit NoordBrabant’ Brabantia Nova, 1954.17 Waarom ontbreekt de naam van onderwijzer- schrijver-journalist H.H.J. Maas (1877-1958), auteur van Verstooteling (1907), een roman over machtsmisbruik, liederlijkheid en misdaad, spelend in de Peel? Maas is tevens auteur van Het Goud van de Peel (1909). In zijn werk ging hij met zijn pen de schijnheiligheid en onrechtvaardigheid van zijn tijd te lijf.18 Toen Maas in Eindhoven was overleden, wijdde Frans Babylon het sonnet In Memoriam H.H.J. Maas aan de nagedachtenis van zijn geestverwant, beginnend met de bekende regel: ‘Groot hekelaar van kleine potentaten’. Met de potentaten bedoelde Babylon de dorpsnotabelen uit de streek waar Herman Maas, de ‘Brabantse Zola’, afkomstig was, die het volk dom en arm hielden. Ten slotte mis ik bijvoorbeeld de naam van schrijver-dichter Jan Elemans, geboren in 1924 te Ravenstein. Hij is bovendien bekend van zijn belangrijke proefschrift Woord en wereld van de boer, een monografie over het dialect van Huisseling uit 1958.19 A. Roothaert (1896-1967), schrijver van onder meer de beruchte roman Dr. Vlimmen uit 1936, is overigens in Tilburg geboren en niet in Vught, zoals de Atlas van de DBNL aangeeft.20 Dr. Vlimmen gaat over de belevenissen van een dierenarts en zijn echtscheidingsproblematiek. De roman houdt een aanklacht in tegen schijnheiligheid en klerikale machtsuitoefening. Ook ontbreekt onder Tilburg de naam van Ed. de Nève (1889-1961), pseudoniem van W.J.M. Lenglet. Deze in Tilburg geboren journalist, schrijver en verzetsman is getrouwd geweest met de wereldberoemde schrijfster Jean Rhys (1890-1979) uit Dominica, een eiland van de Kleine Antillen, en – zelfs tweemaal - met de Nederlandse schrijfster Henriëtte van Eyk (1897-1980). De Nève had, toen hij overleed, vijf of zes huwelijken achter de rug. Zijn echtgenote Rhys werd vooral bekend door haar roman Wide Sargasso Sea uit 1966, zijn echtgenote Van Eyk door De kleine parade uit 1932, welk boek in 1969 door Wim Sonneveld tot een musical is bewerkt. De Nève schreef bijvoorbeeld journalistieke bijdragen voor De Groene Amsterdammer. Hij publiceerde autobiografische boeken als In de Strik, over zijn verblijf in de gevangenis en de gebeurtenissen daarna. Verder de boeken Kerels, Muziek Vooraf en Schuwe Vogels. Laatstgenoemd boek over onder andere zijn verblijf in een pension te Amsterdam. Ten slotte schreef hij Bij ons op den Heuvel, een boek gebaseerd op de ervaringen tijdens zijn jeugdjaren in Tilburg, welke stad hij in dit boek ‘Wolstad’ noemt.21 15
Zo zijn er allerlei vragen te stellen. Bovendien over de plaatsen. Want wat doen Zaltbommel, Gameren, Brakel en Herwijnen op de kaart van Noord-Brabant in de Atlas van DBNL? Opdat lezers zich een oordeel kunnen vormen over de al of niet volledige vermelding van de in onze omgeving geboren en gestorven auteurs, som ik als laatste de plaatsen van Zuidoost-Brabant op die in de Atlas van DBNL kunnen worden aangeklikt. Achter de plaatsnamen vermeld ik vervolgens de namen van de auteurs wier namen ik er heb aangetroffen.22 Bakel: J. van Ammers-Küller (gestorven in 1966). Bladel: A. Snieders (geboren in 1825), J.R. Snieders (geboren in 1812). Deurne: J.F. Martinet (geboren in 1729), J. Reddingius (geboren in 1873). Eersel: J. Franco ( ?(geboren in de 16de eeuw)), P. van Iersele (?(geboren in de 14de eeuw)). Eindhoven: H. Brandt Corstius (geboren in 1935), C. Friedman (geboren in 1952), G.D.A. Jonckbloet (geboren in 1848), H. Laurey (geboren in 1924), T. van Lieshout (geboren in 1955), D. Meijsing (geboren in 1947), G. Meijsing (geboren in 1950), M. van Rijsingen (geboren in 1796), L.H.C. Schutjes (geboren in 1818), A. Coolen (gestorven in 1961), G.P.M. Knuvelder (gestorven in 1982), J. Mendels (gestorven in 1995), J.J. de Vlam (gestorven in 1898), J.F. van den Weghe (gestorven in 1937), A.J. Zoetmulder (gestorven in 1972). Stratum (sinds de opheffing van deze gemeente met ingang van 1 januari 1920 een wijk van de stad Eindhoven): J.J.F. de Jong van Beek en Donk (geboren in 1834). Geldrop: A. van Gestel (geboren in 1830), A.F. Th. van der Heijden (geboren in 1951), P. Nouwen (geboren in 1949), L. Weemoedt (geboren in 1948). Gemert: G. van den Elsen (geboren in 1853), H. van Schijndel (geboren in 1835). Heeze: C.A. Abbing (gestorven in 1872), A.J.C. Kremer (geboren in 1821). Helmond: H. Gruijters (geboren in 1931), A. van de Laar (geboren in 1826), P. van Oort (geboren in 1834), G. Suikers (geboren in 1669), H. van de Waarsenburg (geboren in 1943), H.J. Beugels (gestorven in 1851), R.A. Kollewijn (gestorven in 1942). Nuenen: S. Hanewinkel (geboren in 1766). Oerle: T. Trolsky (geboren in 1948). Oirschot: G. de Metser (geboren in 1613). Valkenswaard: W. Hoevenaars (geboren in 1840).