Geologie van Zuid-oost Brabant

Heemkronijk jaar:1980, jaargang:19, nummer:2, blz.53 -61

GEOLOGIE   VAN  ZUIDOOST   BRABANT

door: Jan Broertjes

Als we de ligging van Nederland in groter verband bekijken, dan zien we dat Nederland ligt aan de rand van de Noordzee en dat een aantal rivieren uit het oosten en zuiden zich een weg banen door Nederland en in de Noordzee uitmonden. Deze rivieren brengen gesteentegruis uit het achterland mee en deponeren dit niet alleen in het laaglandgebied, waartoe Nederland grotendeels behoort, maar ook in de Noordzee.

Dit is begonnen nadat in het achterland een opwaartse gerichte bodembeweging is ingezet met name het gebied van de Ardennen en de Alpen. De Noordzee met zijn omgeving, waartoe Nederland grotendeels behoort, ondergaat tegelijkertijd een neerwaartse bodembeweging. Grote rivieren zoals Rijn en Maas voor Zuid Nederland werden steeds belangrijker en voerden veel materiaal naar de Noordzee. De Noordzee, die eerst groter was en Nederland voor een groot deel bedekte, werd aan de randen opgevuld met het puin van de grote rivieren en er vormde zich op deze wijze een delta. Geleidelijk verplaatste de kustlijn zich naar het noord-westen tot buiten de huidige kustlijn van Nederland.

Ondertussen was het klimaat zo gaan wisselen, dat er sprake was van ijstijden, onderbroken door warmere tussentijden. Men noemt deze periode het Kwartair (zie fig.1). Water uit de zeeën werd via neerslag op het land tot ijs gevormd en de zeespiegel daalde daardoor dan ook vaak meer dan 100 meter.

Juist dan werd vaak door de rivieren grof materiaal meegevoerd, met het vele smeltwater dat de rivieren in de zomer te verwerken kregen. Voor Zuid Nederland was de Rijn met de Maas als zijrivier eens de belangrijkste rivier. Ongeveer 450.000 jaar geleden (zie fig. 1) werd de tak van de Rijn door Zuid Nederland verlaten en volgde hij de tak oostelijker door Duitsland. Sedertdien stroomde de Maas zelfstandig door Zuid Nederland, in Brabant ongeveer over de lijn Someren, Helmond, Lieshout richting Den Bosch en zette daarbij de Formatie van Veghel af (zie fig. 2). Door bodembeweging verlegde de Maas haar loop meer en meer naar het oosten tot daar waar zij nu stroomt. Buiten de rivieren was de bodem bedekt met een rijke vegetatie als het een warmere tijd was, maar tijdens de ijstijden was de vegetatie aanzienlijk minder en bleef beperkt tot grassen, kruiden en wat struiken. In Noord Nederland is het land een of meer keer bedekt geweest met landijs vanuit Scandinavië, maar in Zuid Nederland, in de peri-glaciale zône, is dit niet aangetoond. De sneeuw, die vooral in de winter viel, smolt gedurende de zomer, waardoor brede on diepe sneeuwsmeltwaterdalen ontstonden. In de herfst vielen deze dalen weer droog en werd het daarin aanwezige zand en de leem door de wind verplaatst.

Op de eerder genoemde rivierafzettingen is zo een pakket zand en leem gevormd, dat in het gebied rond Heeze tot meer dan 20 meter dik is.

 

 

Op plaatsen ten noorden van Eindhoven is de dikte van dit pakket tot meer dan 36 meter. Gaan we in de richting van de Peel, dan liggen de rivierafzettingen nagenoeg aan het oppervlak (zie fig. 3). Deze grote verschillen zijn ontstaan door bodemopheffing en daling, waarbij horsten en slenken ontstonden. Op de overgang ontstonden breuken, in deze omgeving is de Peelrandbreuk de belangrijkste (zie fig. 3 en 4), die verloopt van zuidoost naar noordwest over Meyel, Deurne, Bakel en Gemert (zie fig. 3 en 4). Plaatselijk is de breuk als een hoogteverschil van enkele meters over korte afstand zichtbaar. Opvallend is hierbij vaak dat juist aan de hoge kunt het grondwater dichter onder het maaiveld staat dan aan de lage kant, met als oorzaak de geweldige stuwing van het grondwater door het goed doorlatend grove pakket rivierafzettingen aan de hoge kant van de breuk.

Aardkorstbewegingen duren nog steeds voort, in begin juni 1980 is weer een lichte schok waargenomen.

Tijdens de ijstijden was de bodem enkele tientallen meters bevroren. Alleen de top ontdooide in de zomer 1 à 2 meter. In de winter bevroor dit echter weer. Die ontdooide laag was waterverzadigd en als deze weer bevroor, dan kwam deze laag zó onder spanning te staan, dat als deze laag ook leem bevatte, deze sterk door elkaar werd gekneed (kryoturbatie). Dit gebeurde als het klimaat nat en koud was. Periodiek was het ook droog en koud. Dan scheurde de hard bevroren bodem vaak, waardoor de zogenaamde vorstscheuren ontstonden. Soms ontstond daar waar water als een lens in de grond kon bevriezen en kon aangroeien, een ondergrondse ijsmassa, die de erboven liggende grond omhoog duwde. Zo ontstond een zogenaamde pingo. Dit ijs smolt in het geheel weg als de ijstijd ten einde liep en dan bleef er een kuil over. Deze zogenaamde pingoruïnes komen hier en daar voor b.v. het Rond Venneke op de Strabrechtse Heide bij Hoenderboom (zie fig. 5) en het Klein Hasseltven tussen Leende en Valkenswaard.

Gedurende de ijstijden leefde er dieren die de koude konden trotseren. De mammoet en het reuzenhert waren de grootste dieren die toen leefden. Zij zijn echter nu uitgestorven.

In het laatste deel van de jongste ijstijd is veel zand door de wind verplaatst. Er ontstond een deken van zand over de oudere afzettingen heen, het zogenaamde dekzand, dat aan het landschap een golvend oppervlak gaf. U kunt dit op de Strabrechtse Heide gaan zien. Zelfs konden plaatselijke diepere uitwaaiingskommen ontstaan. Het uitgewaaide zand werd in de vorm van een parabool met overheersende windrichting uit westzuidwesten aan de oostnoordoostzijde van de kom afgezet. Een prachtig voorbeeld is het Heezerven (foto 1).

Ongeveer 10.000 jaar geleden raakte de jongste ijstijd ten einde en het Holoceen, waarin wij nu leven, begon (zie fig. 1). Het klimaat verbeterde geleidelijk. Planten en bomen breidden zich weer naar het noorden uit,

 

 

Dekzandverstuivingen raakten tot het verleden. Verwilderde rivieren en beken veranderden in kronkelende rivieren of beken. Tegelijk sneden ze zich wat in het onderliggende materiaal in, waardoor een duidelijk dal ontstond. In de top van het dekzand ontwikkelde zich een bodem als gevolg van de humuszuren en de neerslag. In de beekdalen werd hier en daar veen gevormd en in de Peel ontstond geleidelijk een veengebied, aanvankelijk ontstaan in slecht ontwaterde depressies, waaruit zich geleidelijk één groot veengebied ontwikkelde. De mens die al eerder op dit toneel was verschenen beïnvloedde geleidelijk aan meer en meer het landschap. Er werden bossen platgebrand en als akker in gebruik genomen. Na een paar jaar nam men weer een ander stuk. Vee en vooral schapen zorgden voor het ontstaan van heidevelden, omdat bomen en struiken geen kans meer kregen.

De grootste bevolkingsexplosie was in de Middeleeuwen. Men ging over tot het aanleggen van esgronden die bemest werden met de vulling uit de potstal. De akkers werden geleidelijk verhoogd en er ontstonden vaak bolle akkers. Voor de potstal werden heideplaggen gestoken op de heide. Hierdoor ontstonden vaak op uitgebreide schaal zand-verstuivingen, waardoor stuifduinen ontstonden. In de vorige eeuw heeft men de verstuivingen grotendeels aan banden gelegd door de stuifgebieden met dennen te beplanten. Op de Strabrechtse Heide kan men de stuifduinen bij de Galgeberg ten noorden van het Waschven nog goed herkennen.

In enkele gevallen werden akkers verlaten en werden deze met bomen ingeplant. Een voorbeeld is de Meelakkers, die tot in de vorige eeuw en deels nog in deze eeuw in gebruik waren.

Van het oorspronkelijk oppervlak is niet zo veel meer over. Door het plaggen steken en het aanleggen van akkers en later door vele egalisaties en zandafgravingen is veel veranderd. Ook de meeste beken werden genormaliseerd. Het is goed om de weinige min of meer ongestoorde zaken goed te beschermen. 

Bronnen:

Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000. Blad Venlo West (52 W) door J.C. van den Toorn 1967

Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000. Blad Eindhoven Oost (51 0) door J.H. Bisschops 1973

Toelichting bij de Geologische overzichtskaarten van Nederland onder redactie van W.H. Zagwijn en C.J. van Staalduinen 1975

 

Ga terug