Archeologisch overzicht

Heemkronijk jaar:1980, jaargang:19, nummer:3+4, blz.94 -101

A R C H E O L O G I S C H    O V E R Z I C H T

door: G. Beex

Het bestuur van de heemkundekring Heeze, Leende en Geldrop verzocht mij een overzicht te maken van de archeologische gegevens van Heeze en Sterksel. Dit laatste kerkdorp behoort weliswaar tot de gemeente Maarheeze, maar heeft nog al wat leden die bij bovengenoemde kring zijn aangesloten. Wat de vondsten van Sterksel betreft is het voor mij soms moeilijk om uit te maken of deze onder het kerkdorp Sterksel dan wel onder de parochie Maarheeze vallen.

Hoewel in de gemeente Maarheeze enkele vindplaatsen voorkomen die tot het Jong-Palaeolithicum (Tjongercultuur) behoren, zijn deze voor het gebied van Sterksel niet duidelijk aantoonbaar, omdat enkele vind- plaatsen van vuursteensplinters te weinig kenmerken hebben om deze in te delen bij de Tjongercultuur (10.000 v.Chr.) of bij het Mesolithicum (7.000 - 4.000 v.Chr.).

Zo zijn er op de Strabrechtse Heide op een tiental plaatsen kleine con- centraties van vuursteensplinters gevonden. Deze vindplaatsen bevinden zich alle op plaatsen waar de begroeiing ontbreekt, dus op voetpaden, zandwegen of brandgangen. Daar deze ontsluitingen slechts een zeer klein percentage van heideoppervlak innemen, mag men veronderstellen dat op nog veel meer plaatsen in dit uitgestrekte heidegebied sporen uit Jong- Palaeolithicum of het Mesolithicum aanwezig zullen zijn. Het gebied met zijn vele kleine en grote vennen is uitermate geschikt voor de jagers uit beide perioden. Enige der vindplaatsen werden gepubliceerd in Archeologisch Nieuws (Beex 1966 A.N., p. 19 en 87; idem 1972, p. 17-18).

Buiten de Strabrechtse Heide komen nog vindplaatsen voor bij De Vrolijke Jager (in 1974 gevonden door Jos Deeben uit Geldrop, die het materiaal afstond aan het Museum het Oude Slot te Zeelst) en bij Hoeve De Pan (gevonden in 1971 door P.A. Derks uit Geldrop) (Beex 1971, p. 98). Bij Kappelerput werden drie kleine mesolithische concentraties gevonden en ook op de Koolakkers ten zuiden van Heeze. Tenslotte vond G. Fonteyn (destijds te Eindhoven) veel mesolithisch materiaal in de berm van de opgehoogde spoorbaan bij het viaduct over de weg Eindhoven-Weert (Beex 1966, p. 87). Y Het Neolithicum is in beide dorpen goed vertegenwoordigd door enige stenen bijlen, pijlpunten en andere stenen voorwerpen. In 1959 werd door J. Janssen, bij het ploegen langs de zuidkant van de Sterkselse Aa, een gepolijste, spitstoppige stenen bijl gevonden, die vervaardigd was van geel-bruine vuursteen (afb. A; J. de Vries 1959, p. 122). Een klein stenen bijltje (afb. B) trof ik in 1966 aan bij R.W. Lammers, hoofd der school te Someren-Eind. Dit bijltje van donkergrijs korrelig gesteente was gevonden te Sterksel, dicht bij de grens met Someren (Beex 1966, p. 56). De heer Lammers had ook nog een bruin-grijze vuurstenen bijl (afb. C), die ongeveer een kilometer ten zuid-oosten van vorige bijl was gevonden. Deze licht beschadigde bijl is in facetten geslepen in een wat onregelmatige vorm, wat vooral in de doorsnede te zien is.In 1964 tekende ik enige neolithische vondsten, die ik in het tijdschrift Brabants Heem publiceerde (Beex 1964, p. 137). Het betreft een vuur- stenen mes dat aan weerszijden over de volle lengte is geretoucheerd (afb. D). Verder een klein beiteltje van vuursteen (afb. E) dat alleen bij het snijvlak is geslepen en een, in facetten geslepen, vuurstenen bijltje met brede zijkant (afb. F). Deze voorwerpen werden te Sterksel gevonden. Een nauwkeuriger vindplaats kon niet worden gegeven.

Bij de Oeffels te Heeze vond van Wieringen uit Geldrop in 1973 de top van een vuurstenen beitel. Het oppervlak was grotendeels ruw bekapt, maar gedeeltelijk ook geslepen en gepolijst (Beex 1974, p. 183).

In maart 1973 werden door Y. Hannard en J. van der Sommen, beide uit Geldrop, enige neolithische klingen gevonden, die gedeeltelijk langs de randen waren geretoucheerd. De vindplaats lag op een akkertje langs de oostkant van de Kleine Dommel.

Bij de Nieuwe Hoeven vond P.A. Derks uit Geldrop in 1972 de top van een vuurstenen bijl (Beex 1972, p. 58). In 1969 vond A. Jansen uit Geldrop op de Strabrechtse Heide een fragment van een vuurstenen bijl (Beex 1969, p. 48). De laatste vier jaren vond H.J. de Visser uit Geldrop, naast talrijke mesolithische vondsten ook enkele neolithische pijlpuntjes van vuursteen.

Uit de Bronstijd zijn zowel uit Heeze als Sterksel vondsten bekend. In het Noordbrabants Museum te s-Hertogenbosch wordt een bronzen bijl bewaard, die in 1890 vlak over de Kleine Dommel in Heeze werd gevonden, samen met enige "germaanse" scherven (museumnummer 612). De bijl werd geschonken door Aug. Sassen uit ‘s-Gravenhage (Catal. 1917, p. 19 en Voorl. lijst v. Ned. Mon. P. 213).

Een andere bronzen bijl werd in 1939 gevonden, zoals blijkt uit een kran- tebericht van 11-2-1939, dat vermeldt: "In de gemeente Maarheeze, ter plaatse genaamd Sterksel, op het Cynsgoed, is door een zekere van D. een bronzen bijl gevonden. Voor leden van de heemkundige kring te Sterksel moet het niet moeilijk zijn om te achterhalen wie deze van D. is (vermoedelijk eigenaar van een boerderij op het Cynsgoed). Mogelijk is de bijl nog in zijn bezit en kent hij nog de juiste vindplaats.

 In de heide ten noord-westen van Heeze ontdekte ik in de zestiger jaren een tot dan toe onbekende grafheuvel uit de Bronstijd, die er nog geheel onbeschadigd uitzag (Beex 1966, p. 19). De opgestapelde heideplaggen waarmee de heuvel was opgebouwd, wezen er op dat deze tumulus waarschijnlijk dateerde uit de Vroege of Midden Bronstijd en daarom maakte ik er haast mee om deze heuvel op de monumentenlijst geplaatst te krijgen, want ongerepte grafheuvels uit deze periode waren zeldzaam. Achteraf twijfel ik er aan of ik dat wel had moeten doen, want enkele weken nu de bekendmaking hiervan bleek er al een kuil in het centrum te zijn gegraven. Nog altijd heerst de mening dat er in dergelijke heuvels schatten zijn te vinden, terwijl er meestal slechts verbrande beenderen en in zeldzame gevallen een zeer breekbare en veelal in elkaar gedrukte urn aanwezig is. Deze heuvels zijn vooral van belang vanwege de bodemsporen die iets kunnen leren over het graf-ritueel, als de heuvels tenminste door deskundigen worden onderzocht. Ik hoop daarom dat nu deze publicatie weer geen schatgravers op zoek gaan.

Met zekerheid zijn er in Heeze en Sterksel geen andere grafheuvels bekend. Wel liggen er op de Strabrechtse Heide een paar heuvels die uit vrij donkere grond bestaan, maar uit boringen blijkt niet dat deze grond uit heiplaggen bestaat.

Uit de Late Bronstijd of de IJzertijd zijn twee urnenvelden bekend, waarvan echter, voorzover ik weet, weinig urnen bewaard zijn gebleven. In een brief gedateerd 3-7-1866 schrijft P.N. Panken, de bekende amateur archeoloog en onderwijzer te Westerhoven, aan Dr.C.R. Hermans van het Provinciaal Genootschap te ‘s-Hertogenbosch:

"In 1844 en 1858 zag ik onder Heeze te linkerzijde van de weg naar Someren een aloude begraafplaats".

Mogelijk doelt Ponken hierbij op het urnenveld bij Hoenreboom, vlak bij het punt waar de gemeenten Heeze, Mierlo, Someren en Maarheeze bij elkaar komen. In 1861 werden hier urnen gevonden, zoals Hermans schrijft in Noordbrabantse Oudheden van 1865 (p. 89). Van dit urnenveld zijn vier scherfjes terecht gekomen in het Noordbrabants Museum, waar ze staan ingeschreven onder nummer 76.

Een ander urnenveld lag ongeveer drie kilometer ten zuiden van Hoenreboom aan weerszijden van de gemeentegrens tussen Maarheeze (Sterksel) en Heeze, nabij het vroegere ven Kraaienstark. Behalve urnen werd hier in 1939 ook een ijzeren Hallstattzwaard ontdekt. Dit zwaard en twee urnen worden bewaard in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (waar zij staan genoteerd onder de gemeente Someren). Echter ook aan de Sterkselse kant van de gemeentegrens werden urnen gevonden, zoals ik hoorde bevestigen door de heer Lammers, hoofd der school te Someren-Eind.

Een krantebericht van 1-5-1939 vermeldt: "men meldt ons uit Maarheeze d.d. 1 Mei. Onder deze gemeente zijn in de heide nabij de Somerensche grens twee urnen gevonden; een in den vorm van een vaas en een in den vorm van een kuipje. In beide was de asch nog aanwezig".

In een eerder bericht van 1-3-1939 staat vermeld: "weer een oudheidkundige vondst nabij Sterksel. Werd reeds onlangs melding gemaakt van een oudheidkundige vondst nabij Sterksel, naar wij vernemen is thans weder een soortgelijke ontdekking gedaan. Ditmaal werden drie urnen gevonden, waarvan één in gaven staat". Die eerdere vermelding zal slaan op de vondst van het bronzen bijltje dat bij het Cynsgoed werd gevonden zoals eerder is vermeld.

Behalve urnenvelden zijn er uit de IJzertijd ook sporen van bewoning ge- vonden in de vorm van enkele urnscherven die werden gevonden in de Meelakkers, waar jongens een diepe kuil hadden gegraven om er een hut te bouwen. Onder de dikke laag zwarte grond kwam een oud-oppervlak aan het licht waarin de scherven werden aangetroffen.

De grens tussen Sterksel en Someren speelt ook een rol bij de vondst van ongeveer vijftig romeinse munten, die tijdens ontginningswerk-zaamheden werden ontdekt in de dertiger jaren. In de literatuur staat dit vermeld onder Someren (Boersma 1963, p. 57). De heer van de Laar, destijds werkzaam bij de gemeente Someren, deelde mij echter in 1965 mede dat de munten ten westen van de gemeentegrens onder Sterksel werden gevonden. Deze munten worden bewaard in de oudheidkamer te Someren. Het betreft munten van Augustus (2), Caligula (1), Nero (10), Vespasianus (2), Titus (2), Domitianus (14), Nerva (1) en Trajanus (27).

Ook bewoningssporen uit de romeinse tijd zijn in Heeze aanwezig. In een afgraving langs het spoorlijntje naar Valkenswaard, ter hoogte van Kreyl trof ik romeinse scherven aan, die nu in het aanwinstenboek van het Noordbrabants Museum staan genoteerd onder nummer 10392 (Beex 1969, p. 70).

Ongeveer 800 meter ten noord-westen hiervan vond G. Frederiks een hoopje verbrande beenderen en de scherven van een pot en op zeven meter afstand in een kuiltje nog wat verbrande beenderen. Ongetwijfeld betreft het hier een begraafplaats uit de romeinse tijd (Beex 1966, p. 87).

G. Fonteyn uit Duizel, destijds nog wonende te Eindhoven, vond in de noordelijke berm van de spoorbaan naar Valkenswaard, juist ten oosten van het viaduct over de rijksweg van Eindhoven naar Weert, talrijke romeinse scherven, die kennelijk bij de aanleg van de spoorbaan van elders zijn aangevoerd. Mogelijk is nog te achterhalen wie destijds de aannemer was en weet hij nog waar dit zand vandaan komt (Beex 1966, p. 87).

Uit de Middeleeuwen is op archeologisch gebied slechts te melden dat bij het bouwen van een huis te Sterksel de funderingen werden uitgegraven van de voormalige Catharinakapel, die eens toebehoorde aan de abdij van Averbode. Deze abdij kwam in het bezit van de heerlijkheid Sterksel in 1172. De oude kapel werd in 1866 vervangen door een nieuwe (Schutjes, V.P. 7 en Beex 1970, p. 137).

In 1971 werd te Heeze een munt gevonden die door Dr. Enno van Gelder van het koninklijk Penningkabinet werd gedateerd tussen 1482 en 1492. Volgens zijn schrijven van 14-4-1971 aan J. Deeben en A. Jansen te Geldrop is het een zogenaamde parapagliola van Savoye van Hertog Filibert I. Het is een munt van sterk koperhoudend zilver.

De vroegere kerk van Heeze stond op de plaats van wat nu het Kerkhof wordt genoemd. Waarschijnlijk zitten er nog funderingen van deze kerk in de grond en misschien ook nog wel paalsporen van een voorafgaande houten kerk. In archeologisch opzicht kan dit belangrijk zijn omdat Heeze al in de twaalfde eeuw wordt genoemd (Schutjes IV, p. 97). In hoeverre er nog funderingen van andere kapellen in de bodem van Heeze aanwezig zijn is mij niet bekend.

Tot slot wil ik de leden van de heemkundige kring vragen of zij nog aan- vullingen op dit overzicht kunnen geven. Ik hoop dat zij dan het bestuur van de kring of ondergetekende op de hoogte willen stellen.

Literatuur:

Beex 1964: G. Beex, Vondstmeldingen, Brabants Heem 1964.

Beex 1966: 1969, 1971, 1972 en 1974: G. Beex, Vondsten uit Noord-Brabant gepubliceerd in Archeologisch Nieuws, opgenomen in Nieuws Bulletin van de Koninklijke Oudheidkundige Bond.

Boersma 1963: J.S. Boersma, De romeinse muntvondsten in de provincie Noord-Brabant. Jaarboek voor muntij en penningkunde 50 (1963).

Catal. 1917: J. H. Holwerda en J.P.W.A. Smit, Catalogus der Archeologische verzameling van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. ‘s-Hertogenbosch, 1917.

Schutjes: L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom ‘s-Hertogenbosch 1873.

Vries: J. de Vries, Vondstmeldingen, Brabants Heem 1959, p. 122.

 

Ga terug