Van krot tot rijksmonument op Leenderstrijp

Piet Willems

Heemkronijk jaar:2006, jaargang:45, nummer:3, pag:56 -59

VAN KROT TOT RIJKSMONUMENT OP LEENDERSTRIJP

De levensloop van een 18de eeuwse ‘langgevel’ 

door: Piet Willems 

Leenderstrijp kreeg dit jaar ruimschoots aandacht in de media. Het 90-jarig bestaan van school en winkel, het tweejaarlijkse Schaapscheerdersfeest van de Stichting Leende Natuurlijk, de introductie van een ‘boerenland-wandelroute’ door plattelandsvereniging Hei, Heg en Hoogeind en de traditionele Sintjansviering bezorgden het Leendse gehucht zeker meer dan gewoon publiciteit. Niettemin toch nog even de schijnwerper op een bijzonder bouwwerkje in deze uithoek van het dorp. Een langgevelboerderijtje betreft het en over de aanwezigheid van meerdere exempels van dit bouwtype heeft Strijp toch echt niet te klagen. Verschillende daarvan komen zelfs voor op de lijst van rijksmonumenten. Is het niet omdat de hofstee op eigen kracht daarvoor al in aanmerking komt dan toch omdat ze samen met belendende boerderijen een zodanig waardevol aanzicht vormt (‘ensemble’ geheten) dat de monumentale status daarom gerechtvaardigd is. Bij het boerderijtje dat we hier in ogenschouw nemen zal een passant niet meteen aan een langgeveltype denken. Eerder aan een huisje dat weggeplukt is uit een of ander sprookje! Dat komt misschien doordat de voorpui zowat tegen het straatje aangedrukt staat. Daardoor oogt het ook kleiner dan het in werkelijkheid is en valt de langgevel moeilijk in haar volle lengte te bekijken. Een zijgevel bovendien die ooit is
ingekort. Het huisje staat in het hart van Leenderstrijp, nochtans onopvallend en bescheiden aan de Strijperstraat, daar waar men zelfs een andere straatnaam zou verwachten. Waarom het gemeentebestuur van Leende het verbindingsstraatje tussen de ‘echte’ Strijperstraat en de Zaalstraat en het Kaetsveld geen eigen naam heeft waardig gekeurd kan alleen maar aan misplaatste zuinigheid worden toegeschreven... 

Kruiskozijn en klezoren

In haar boek ‘Boerderijen in Leende’ schreef Ineke Spapé twintig jaar geleden (in 1986) over dit pand dat het een langgevelboerderij betreft uit het begin van de 18de eeuw. Ze baseerde dat tevens op de aanwezigheid van een toen nog te restaureren binnendeur van het huis met daarop het jaartal 1730. Het huis was gedekt met een zadeldak (bestaat uit twee gelijke schuine helften) en voorzien van wolfseinden (schuine zijvlakken van een wolfs- of schilddak). In de loop der jaren en bij verbouwingen is in de detaillering wel het een en ander gewijzigd. Spapé attendeert op de verschillende raamvormen: zesruits schuiframen in de lange gevel aan de kant van de Strijperstraat. Andere ramen met verschillende indelingen aan de andere lange zijde. In de korte gevel aan de voorkant bevindt zich onder meer een kruiskozijn met  onderluiken, met de aantekening dat het

56        

 

 bovenste deel van het kruiskozijn een wijziging ondergaan heeft. Verder vraagt Spapé aandacht voor de klezoren (sluitstenen) en de hartvormige omtreklijn in grijze baksteen die zich boven het kruisraam bevindt. Ook wijst Ineke Spapé op de plint rondom het huis, het gedeeltelijk nog oude muurwerk en op de inkorting van het bedrijfsgedeelte van de oorspronkelijke boerderij. Ook inwendig is het een en ander veranderd. Gebleven zijn echter het fitselstekplafond (voorzien van siervlechtwerk) in de voorherd en de slaapkamer, evenals het gebint. 

Imagoverbetering

Ineke Spapé maakte haar inventarisatie van de Leendse boerderijen in opdracht van de gemeente Leende en met een tweeledig doel. In de eerste plaats onderzocht en analyseerde zij de historische, de huidige en de toekomstige rol van de boerderij als object. Ten tweede wilde zij een bijdrage leveren aan de verbetering van het imago van in het bijzonder de Brabantse boerderij. Zij kreeg bij haar studieopdracht niet alleen steun van medewerkers van de gemeente Leende (burgemeester Hans Netten, gemeentesecretaris Harrie Nuijten en  
ambtenaar Henk Post), maar ook van de Inventarisatiecommissie Brabantse Monumenten (IBM) in Vught en van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek (SHBO) te Arnhem. De methode voor haar onderzoek was in 1978 ontwikkeld door de Stichting Nationale Contactcommissie Monumentenbescherming (NCM). 

Familie Van der Palen/Paelen/Paalen

Wie het boerderijtje – we gebruiken liefkozend maar de verkleinvorm – ooit heeft gebouwd of laten bouwen is praktisch niet meer te achterhalen. Op de eerste kadastrale kaart van Leende, in de periode 1828-1832 onder toezicht van de bekende Leendse landmeter Hyacinthus van Dijk (1786-1851) vervaardigd door J.A. Lecluijx uit Roermond, stond het al ingetekend. Het ging om twee kadastrale percelen: nr E 371 groot 418 m² omvattende huis, schuur, schop, stal en erf, en E 372 voor de tuin van 393 m². Eigenaren waren toen Nicolaas en Hendricus van der Paelen, later ook wel gespeld als van der Paalen en van der Palen. Niet duidelijk is of hier grootvader Nicolaas (1760-1830) die met Joanna Maria Maas getrouwd was, bedoeld is of diens in 1884 overleden kleinzoon die gehuwd was met

57

Elisabeth Maria Teeuwen. Wie onder Hendricus van der Pa(a)len verstaan moet worden is evenmin duidelijk. In de loop van de 19de eeuw zijn beide kavels in elk geval door vererving in het bezit gekomen van andere Van der Pa(a)lens. Om ten slotte eigendom te worden van Adriaan Henselmans (1876-1963), die in 1908 trouwde met Hendrica van Hooff (1872-1935). Tot nog toe allemaal geboren en getogen Leendse om niet te zeggen Leenderstrijpse mensen. Janus Henselmans en zijn vrouw (die volgens nu nog levende familieleden dikwijls ziek was) kregen maar twee kinderen, een meisje (in 1908, dat maar een maand in leven bleef) en zoon Willem (1910-1950).  

 

Kruidenierswinkel

Rond 1916 werd in Henselmans’ boerderijtje tijdelijk de (toen coöperatieve) kruidenierswinkel ondergebracht die wethouder en varkensboer Jan Bax (18681958) had afgestaan om de oprichting van een lagere school op Strijp van de grond te krijgen. Enkele jaren hierna werd het huidige winkelpand gebouwd, dat later nog enkele malen verbouwd is. Op 16 juni 1927 verkocht de toen 52 jaar en zonder beroep zijnde Janus Henselmans de twee percelen aan een nietLeendse familie. Dat was de in Haarlem geboren Pieter Heijboer (1890-1965), die er met zijn Eindhovense vrouw Dora Bakermans (1893-1966) en hun vijf kinderen in ging wonen. De koopsom bedroeg 800 gulden en de koper kon zijn nieuwe bezit pas op 1 januari 1928 in blote eigendom aanvaarden. In de (niet al te beste) staat waarin het pand zich toen bevond. Pieter Heijboer (in Leende overigens Piet genoemd) was vier jaar toen hij zijn moeder verloor en vier jaar later stierf ook zijn vader. Pieter was de jongste zoon in een
gezin met twaalf kinderen, na hem kwamen nog twee meisjes. Hij werd wagenmaker en timmerman en kwam naar Brabant, waar hij medio 1918 trouwde. Voordat hij naar Strijp kon verhuizen woonde het gezin al in Leende, op Boschhoven. Op Strijp werden nog drie kinderen Heijboer geboren.  


Timmerman en raadslid

Als timmerman trad Piet Heijboer in dienst bij aannemer Frans van Eert (1903-1975), afkomstig uit Heeze. De laatste jaren van hun leven brachten Piet en Dora door in het bejaardenhuis van de zusters (Sint Catharinagesticht) in Leende. Daar zijn beiden ook overleden. Piet deed op zijn oude dag nog onderhoudswerk voor de nonnen. Heijboer was tijdens zijn actieve leven secretaris van de plaatselijke afdeling van de Werkliedenbond. In WO II vernietigde hij daarvan de papieren. Hij zat ook een tijd in de gemeenteraad. De bondscontributie bedroeg 3 cents per week, weet zijn kleindochter Annemieke van WeertHeijboer (1958) te vertellen. Samen met Harrie van den Broek (1910-2006) maakte Heijboer na de oorlog nog deel uit van het patronaatsbestuur. Bij de schut van Strijp deed hij eens mee aan het koningschieten. De puist (koningsvogel) raakte hij niet, maar deze viel toch naar beneden, aldus zijn kleindochter. Ook heeft Piet Heijboer ooit mee de blaos (bol) op de kerktoren gerestaureerd. Hij was toen aan de buitenkant op een plank met touwen in de weer! Samen met zijn vrouw Dora heeft hij in Leende en Strijp het dansen geïntroduceerd. Bij de pastoor viel dat niet in goede aarde... 


Buitenhuis

Toen Piet en Dora eind jaren vijftig naar het bejaardenhuis vertrokken boden zij in een

58

 

advertentie hun huis te koop aan. Geen van hun acht kinderen, van wie de meesten al getrouwd waren, wilde het kopen. Wel woonde Piet Heijboer jr (Leende 1922-2000) er nog met zijn gezin in, maar deze kon weldra verkassen naar de Schoolstraat in het dorp. De bouwkundige staat van het boerderijtje liet alles te wensen over. Het was rijp voor de sloop en stond zeker niet op de monumentenlijst. Koper werd in 1959 Albertus Wilhelmus Holtslag, in 1916 in het Gelderse Lochem geboren. Als belastingambtenaar was hij met zijn vrouw, twee dochters en een zoon in 1956 in Eindhoven neergestreken. Hij woont er nu nog, met negen kruisjes achter zijn naam! Holtslag zag wel iets in het boerderijtje, als buitenverblijf! “Zo konden ook zijn stadse kinderen wat meer met de natuur in aanraking komen.” Zelf ook wel beschikkend over enige bouwkundige kennis liet Bert Holtslag het pand grondig en zo authentiek mogelijk restaureren. Omdat er zowel voor als achter in gewoond kon worden, bivakkeerden er geregeld voor kortere of langere tijd stellen of kleine gezinnen in. De Holtslags kwamen er alleen in de weekeinden. Tot de inwoners van het eerste uur behoorden Ruud Ruijgrok en Ineke Bartelen uit Amsterdam. Geboren in
1940 waren ze in 1962 getrouwd en naar Eindhoven gekomen. Daar hadden ze een huis in aanbouw en in de stad zolang tijdelijk inwoning gevonden. Ineke’s kat veroorzaakte echter problemen en omdat zij van haar huisdier geen afstand wilde doen vonden ze in het boerderijtje op Strijp voor even nieuw onderdak. Dat beviel hun zo goed dat ze met succes buurman Peer Verduijn konden overhalen hun een stuk bouwgrond te verkopen. Ze bouwden op Strijp een eigen huis en wonen er nu nog... 


Smokkelaars

In 1977 ging Rian Holtslag met haar man Louis Akkermans permanent in het boerderijtje wonen. Op proef! Twee jaar later kochten zij het van hun (schoon)vader. Het huis was intussen al tot monument verheven. Rian Akkermans-Holtslag: “Toen mijn vader het huis had gekocht en wij er dus regelmatig kwamen, werd hem verteld dat het kon gebeuren dat er ergens in de schuur wel eens voor ons onbekende spullen konden liggen!. Hij werd gewaarschuwd daar vooral niet aan te komen. De spullen zouden vanzelf weer verdwijnen. Wat bleek? De schuurtjes werden door smokkelaars gebruikt om er tijdelijk hun spullen te verbergen...”

 

Ga terug