Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:3, blz.12 -13
Zes Gehuchten
door: C. van Helvoirt
In de tweede aflevering van onze Heemkronyk maakt de heer Aerts een kanttekening bij mijn uiteenzetting van Zes Gehuchten. Ik kan dit bijzonder waarderen, omdat veelzijdige belangstelling juist het streven is van onze heemkundekring. Ik heb in mijn beschouwingen geen oordeel durven geven wanneer de Zes Gehuchten bij de heerlijkheid Heeze en Leende zouden zijn gekomen en alleen vermeld, dat het oudste mij bekende stuk, waarin de Gehuchten hierbij worden gerekend, is van 1659. Nu zegt de heer Aerts, dat uit de Woningtelling van 1437, waarvan de officiële stukken zich in het stadsarchief van Antwerpen bevinden, reeds blijkt, dat toen al Zes Gehuchten bij Heeze en Leende behoorden. Hij haalt hier zeker een officieel stuk aan en het zou inderdaad een aardige kanttekening zijn voor mij maar het zou er ook een geweest zijn voor de vroegere heren van Heeze, die in verschillende processen alle mogelijke gegevens hebben bijeengeharkt om zulks te bewijzen. Jammer genoeg geeft het Antwerpsarchief ons geen enkel bewijs. De heer Aerts heeft geput uit de Bijdragen tot de Geschiedenis, Oudheden, Letteren, Statistiek en Beeldende Kunsten der Provincie Noord-Brabant van Dr. Hermans. Als hulpmiddel tot nasporing der oude bevolking in onze provincie geeft deze schrijver voor het aantal woonhuizen een extract uit het register "van Bede 1435", berustende in het stedelijk archief van Antwerpen. Voor Heeze en Leende staan in dit officieel stuk van 1437 inderdaad 415 belastbare woningen en ook nog l28 onbe1astbare, maar Zes Gehuchten staan hierbij noch direct, noch indirect vermeld. Met kennisneming van deze stukken komen we dus geen stap verder. Twintig bladzijden verder in zijn boek geeft Dr. Hermans zijn "aanmerkingen op de uit Antwerpsarchief ontleende tabellen, ten einde de liefhebbers van Statistische waarnemingen niet op een dwaalspoor te brengen". Onder deze aanmerkingen lezen we dan: "Onder Heeze en Leende behoorden de Zes Gehuchten". Dit heeft de heer Aerts juist wel op een dwaalspoor gebracht. De schrijver haalt geen enkel argument aan hoe hij tot zijn conclusie komt, maar het verband waarin hij het zegt lag ook in een geheel ander vlak. Hij wilde slechts doen uitkomen, dat in verschillende heerlijkheden dorpen waren bijeengevoegd en hij noemt er dan verschillende op. Het is daarbij wel te rechtvaardigen, dat de Zes gehuchten bij Heeze en Leende werden gedacht, waarbij zij toch al eeuwen behoorden toen dr. Hermans in 1845 zijn statistische gegevens publiceerde.