De Burght in Geldrop

Heemkronijk jaar:2007, jaargang:46, nummer:2/3, pag:51 -55

DE BURGHT IN GELDROP 

door: Jan Broertjes 

Inleiding

Houthandel Deelen aan het Burgtstraatje gaat verdwijnen en op deze locatie zal een groot aantal woningen worden gebouwd. Dit is de aanleiding om op deze historische plaats archeologisch onderzoek te verrichten naar de Burght die daar gestaan moet hebben. 

Historie

Geldrop had in de veertiende eeuw twee versterkte huizen, De Burght en Het Kasteel. Daar waren de eerste heren van Geldrop gehuisvest. Ten noorden van het dorp lag aan de Kleine Dommel het huis van Jan, de Heer van Geldrop, dat we verder in deze tekst aan zullen duiden als het Kasteel. Ten zuiden van het dorp lag De Burght of die Borch. De Burght bevond zich ongeveer op het einde van het huidige Burghtstraatje. Vermoedelijk was de Burght het oudste kasteel van Geldrop. Het grondgebied van de Burght grensde aan een dode tak van de rivier de Kleine Dommel. Vanuit de Kleine Heuvel liep een weg langs het goed Ten Bogaarde als een dijk naar de Burght. Het complex was met grachten en palissaden omgeven. Het bestond uit een poortgebouw, bijgebouwen en een zogenoemd hooghuis. Dit hooghuis, een uit twee verdiepingen bestaand woongedeelte, was eveneens van een gracht voorzien. Rondom de Burght lagen enkele landerijen, die in het oosten grensden aan een oude tak van de Dommel, die in de 17de eeuw verzandde. Tot 1393 woonde daar Hendrik van Geldrop, een bastaardzoon van Jan, de Heer van Geldrop en kanunnik te Oirschot. Hendrik van Geldrop was verwant aan de heren van Geldrop. Deze heer van “Gheldorp” was tevens pastoor. De Burght heeft hij vermoedelijk gekregen van zijn vader. De Burght werd in 1461 verkocht door Bernt van Geldrop. Het goed werd omschreven als een huis, hofstad en hof
met landen, beemden, weiden en dijken en grachten, “geheten die Borch”.    

 

 

De oudst bekende akte over het slotje de Burght oftewel die Borch te Geldrop stamt uit 1394 en komt uit het Bosch’ Protocol. Hierin lezen we: “Heer Henrick van Gheldorp, kanunnik te Oerscot, verkoopt aan Aecht, vrouw van Zegher Janss. van Gheldorp, de woning (of ’t slotje) genaamd die Borch, hof, akker, twee strepen land, de Wyerbeemt en andere erven in de parochie van Gheldorp tussen Goyart Gobbens s. en Wauter van Berze en strekkende van die Aa tot Aleyt Braechusen. Dit goed is vrij van cijns, bede en scattinge van de heer Van Gheldorp”. 
In 1670 wordt over de Burght bericht: “Tot Geldrop aen de suyde syde heeft noch gheweest een fray viercant slootken oft weenhuys rontom int water ende playsant ghelegen met dreven ende hoven dan is nu geheel vervallen, waer eertijdts ghewoont
 
52 
hebben Heeren Hendrik van Geldrop ende Seger van Geldrop, persoonen van Geldrop eer het personaet was aen het Duyts ordre, is daer naer door de Heeren van Geldrop die dat toequamen ghegheven aan particuliere”. 

 

Het landgoed was in de 16de en 17de eeuw in handen van de families Pompen en Bluijssen. In de jaren 40 van de vorige eeuw waren op het terrein nog muurresten te zien. Nu is er van de Burght  bovengronds niets meer bewaard gebleven. De Burght was vermoedelijk ouder dan het kasteel in Geldrop. Op de kadasterkaart van Geldrop uit 1832 kunnen we nog iets terugvinden van de Burght, maar op een kaart uit 1873 is dit niet meer het geval. Echter op kaart 691 van de Grote Historische Atlas van Noord-Brabant, verkend in 1897, zijn op de locatie van De Burght nog wel enkele resten van bebouwing te zien. 

Archeologisch onderzoek

Na een booronderzoek op het terrein, waarin geen aanwijzingen werden gevonden van archeologische resten, werd het terrein vrijgegeven voor bebouwing. Omdat dit onderzoek volgens de Werkgroep Archeologie van de Heemkundekring onvoldoende was werd op haar aandringen een nieuw onderzoek gestart. Dit resulteerde in een eerste onderzoek door middel van een tweetal proefsleuven. In deze proefsleuven is de buitengracht, waarvan de breedte ongeveer 5,5 m bedraagt, twee keer aangesneden en mogelijk ook de binnengracht een keer. De breedte van de binnengracht is mogelijk ongeveer 4 m. In de binnenzijde van de gracht
 
 53

 

 

zijn de resten van een houten beschoeiing aangetroffen in de vorm van planken en palen. Er werden ook resten van een leren schoen gevonden. In een van de werkputten werden twee uitbraaksleufjes gevonden, dat wil zeggen hier is een fundering weggehaald die mogelijk te maken had met de Burght zelf. In de vulling werd het oudste scherfje aardewerk gevonden van een kogelpot uit de 13de tot de eerste helft van de 16de eeuw. Bovenop de dichtgestorte grachten werden twee muurresten aangetroffen. Gezien de ligging op de vulling zullen ze niet horen bij het laatmiddeleeuwse terrein. Ook kwamen er
greppelsporen te voorschijn waarin paalkuilen waren te zien. Mogelijk gaat het hier om palen van een omheining.  Bij het keramisch materiaal gaat het om bouwmaterialen, pijpaarden voorwerpen en aardewerk. Het zijn allemaal fragmenten. Het roodgebakken aardwerk is afkomstig van borden, pispotten, schotels, papkommen en potten. De datering ligt in de 16de en 17de eeuw en de 18de en 19de eeuw. Ook steengoed is kwantitatief goed aanwezig, en afkomstig van kannen en potten die geproduceerd zijn in de Langerwehe, Aken en Raeren. De datering ligt ongeveer in de 17de
 
54 

 

 

eeuw. Fragmenten van mineraalwaterflessen uit Westerwald en grote voorraadpotten uit Langerwehe zijn wat jonger en wel uit de 18de en/of 19de eeuw. Wit aardewerk is afkomstig van een bord, een kop, een pispot, een schotel en een sleef1. De schotel en de kop hebben een blauwe decoratie. Een scherf is afkomstig van een polychroom versierd faience2 bord uit de 18de eeuw. Een eerder genoemde scherf is een randfragment van een reducerend3 gebakken, gedraaide kogelpot met ribbels op de schouder. Deze is vermoedelijk geproduceerd in ’s-Hertogenbosch en dateert uit de 13de tot en met de eerste helft van de 16de eeuw. Dit is het enige fragment dat een relatie moet hebben met het middeleeuwse kasteel de Burght. Voorts werden er jongere fragmenten gevonden van bouwmaterialen, zoals resten van dakpannen, een vloertegel en een complete baksteen, een zogeheten ‘drieling’ van roodbakkende klei met de maten 22 x 11 x 5 cm die dateert uit de 17de eeuw. Er werden tevens twee pijpenstelen gevonden, waarvan een met een steelring-radering4 en gravering in de lengterichting. De andere betreft een vrij dikke steel met een ruitvormig merk met waarschijnlijk vier Franse lelies, waarvan er twee zichtbaar zijn, die dateren uit de 17de eeuw. De gevonden metaalresten, zijn vooral afkomstig van bouw- en constructiemateriaal. Het gaat om vierkante en ronde spijkers. Enkele andere metaalvondsten zijn twee munten. De een is een koperen oord5 van de Spaanse koning Philips IV (1621-1665) uit Vlaanderen. Op de voorzijde staat een gekroond vuurijzer met daaromheen een drietal wapenschilden, respectievelijk van Oostenrijk (faas6), Vlaanderen (leeuw) en                                                 

1 Grote lepel of pollepel. 2 Fijn tafelaardewerk van witbakkende klei, dat aan de boven- en onderzijde voorzien is van tinglazuur, waarop een blauwe schildering werd aangebracht. Sinds de 17de eeuw als imitatie van Chinees aardewerk gemaakt. 3 Zuurstof aan een verbinding onttrekkend. 4 Inkrassen van figuren. 5 Geldwaarde van ¼ der munteenheid genoemd naar de munten die door een kruis in 4 hoeken waren verdeeld. 6 Een band die dwars over het wapenschild ligt.

Bourgondië (dwarsstrepen). In de randtekst staat PHIL.IIII. D:G.HISP.ET.INDIAR.REX. Dat is de Latijnse afkorting voor ‘Philips IV, bij Gods gratie koning van Spanje en de Indië’. De andere kant van de munt laat een gekroond wapenschild zien, dat elf facetten bevat. Elk facet representeert een landstreek. Het jaartal 1643 is in twee delen aan weerszijden van het wapenschild afgebeeld. Rondom het schild staat: ARCH.AVS.DVX.BVRG.ET.FLAN.C of een variatie hierop weergegeven. Dit opschrift is een vervolg van dat aan de andere kant en staat voor ‘aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen’, alle functies die Philips IV bekleedde.  De tweede munt is sterk versleten, alleen het wapenschild aan de voorkant is leesbaar. Het gaat hier om een koperen Duitse munt uit de   

 

 

 17de eeuw, mogelijk van het aartsbisdom Keulen of bisdom Hildesheim. Een andere metaalvondst is een vrij uniek muntgewicht van geelkoper. Aan de voorzijde staat het munttype: een gestileerde leeuw, omgeven door het opschrift: GOVDEN.LIE.AV. Het muntgewicht was bestemd voor de gouden leeuw, een Vlaams munttype. Op de andere kant staat doorgaans
 
 55
het merkteken van de maker of de stad waaruit deze afkomstig is. Dit exemplaar is echter sterk gecorrodeerd. Een paar vingers van een hand zijn nog waarneembaar met
daarnaast de hoofdletter A. Dit moet het wapenmerk van de Antwerpse muntgewichtmakers zijn.  

Bronnen:

ARC-Publicaties 164, ARC, Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven op het voormalig kasteelterrein ‘De Burght’ te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo (N.Br), Groningen. Henriëtte Verhees-Wouters  ‘De geschiedenis van Kasteel Geldrop en zijn bewoners/eigenaren’ in Heemkronyk, jrg. 36 (1997), nr. 2/3, herziene uitgave 2002. Jean Coenen Alles wat  hier leeft, spint, twernt of weeft, 1987.     
 

 

         

Ga terug