Heemkronijk jaar:1981, jaargang:20, nummer:1, blz.24 - 29
HEEFT STERKSEL IETS MET DE GEOLOGIE VAN NEDERLAND TE MAKEN ?
door: J. Broertjes.
Zij die bezig zijn met de bestudering van de opbouw van de aardkorst, zullen aan de hand van de resultaten trachten de aardse geschiedenis te ontwarren. Hiermee bezig zijnde komt men tot de ontdekking dat b.v. het ene gesteentepakket jonger is dan het andere. Dit is dan een relatieve ouderdomsbepaling.
Zo zal men trachten de geschiedenis in onderdelen in vakjes te plaatsen en maakt men zo geleidelijk een geologische tijdtafel, die naar gelang de kennis toeneemt steeds gedetailleerder wordt.
Hulpmiddelen hiertoe zijn het bestuderen van fossielen, zowel plantaardig als dierlijk. Van de oudere fossielen moet men het slechts doen met de afdrukken die achtergebleven zijn, van de jongere heeft men de afgestorven delen vaak zelf ter beschikking. Helaas hebben niet alle lagen en zelfs de meeste lagen geen fossielen. Een ander middel is de sedimentpetrografie, die de sedimentaire— of afzettingsgesteenten beschrijft. Daarnaast is er de sedimentpetrologie, waarbij sediment-petrolografische gegevens worden gebruikt om het ontstaan van een bepaald gesteente te verklaren. De sedimentpetrografische gegevens vormen een hulpmiddel bij de oplossing van geologische problemen, zoals de vraag naar de herkomst, de ouderdom, de transportwijze en de verbreiding van het sediment. Daarnaast kan de mogelijkheid tot stratigrafische korrelatie, d.w.z. dat een bepaalde laag van plaats tot plaats kan worden verbonden of gekorreleerd. Voor de niet versteende lagen - de voor velen van ons bekende grind-, zand- en leemlagen in ons land - is het zware mineralen- en grindonderzoek daartoe het meest geschikt gemaakt. Ik zal me nu beperken tot de zware mineralen.Wat zijn zware mineralen? Uitgaande van zand, dan rekent men tot de zware mineralen die zandkorrels, welke zinken in een vloeistof met een soortelijk gewicht van ongeveer 2,9. Als vloeistof wordt hiervoor bromoform gebruikt. De overige, die drijven of zweven in deze vloeistof, rekent men tot de lichte mineralen. Alvorens het zand in de bromoform wordt gedaan, ondergaat het zand een voorbehandeling, waarbij o.a. het zand gezuiverd wordt. Het zand bestaat gemiddeld ongeveer voor 99% uit lichte mineralen en wel voornamelijk kwarts en slechts ongeveer 1% uit zware mineralen. Van de afgescheiden zware mineralen wordt een preparaat gemaakt, waarbij de korrels in een doorzichtige stof gebed worden. De korrels in dit preparaat worden met behulp van een binoculaire polarisatie-microscoop gedertimineerd, waarbij alleen de doorzichtige korrels worden gedetermineerd. Zo herkent men een groot aantal soorten mineralen met als belangrijkste granaat, epidoot, hoornblende, zirkoon, de vulkanische mineralen en nog vele andere.
De meeste mineralen komen in de diverse afzettingen in vele verhoudingen voor. Als bepaalde soorten er in een relatief hoog percentage in voorkomen, heeft dit stratigrafische waarde. Gidsmineralen, zoals Vogezenhoornblende, hebben waarde, zowel bij een laag als een hoog percentage.
Aan de hand van de zware mineralentellingen kan men onze afzettingsgesteenten verdelen in provincies, zijnde een komplex van sedimenten dat een natuurlijke eenheid vormt door zijn herkomst, verspreiding en ouderdom. Toen Zonneveld voor zijn publikatie in 1947 vele monsters van boringen verspreid in Zuid Oost Nederland op zware mineralen onderzocht, had hij al gegevens van eerdere onderzoekers, die deze mineraalprovincies herkenden. Tevens was hem bekend dat in het onderzoekgebied een pakket grof zand en grind voorkwam. Zijn onderzoek leverde een grote hoeveelheid gegevens op betreffende de zware mineraleninhoud, waarin hij een groot aantal zones kon herkennen, die elk een voor die zone kenmerkende mineralenassociatie had. Zo had hij ook monsters van een boring in Sterksel voorhanden. Deze boring werd in 1935 door Baarsma en Co uit Bilthoven verricht op het terrein van het Klooster "Providentia" te Sterksel, ter verkrijging van drinkwater. Deze boring werd 71 meter diep.
Het grindhoudend grof zandpakket hiervan leverde onderin een zware mineralenassociatie op die getypeerd wordt door de mineralen epidoot, granaat, hoornblende en saussuriet, waarbij de hoornblende in ongeveer dezelfde percentages optreedt als granaat en saussuriet in de minderheid blijft. Dit gedeelte van het grove pakket, dat in een groot deel van Brabant te vervolgen is, werd de Zone van sterksel genoemd. ( zie fig. 1) Binnen het grindhoudend grof zandpakket werden elders nog drie zones aangetroffen die een iets andere samenstelling aan zware mineralen hadden.
Die zones werden de zones van Budel, Woensel en Weert genoemd. In de boring in Sterksel komt boven de Zone van Sterksel ook de Zone van Woensel voor.
De vier hiervoor genoemde zones werden in 1955 door dezelfde Zonneveld samen de Serie van Sterksel genoemd. Later in 1957 werd door Zagwijn de Serie van Sterksel wat betreft de naam veranderd in de Formatie van Sterksel, aangepast aan de toen gebruikte naamgeving. De verbreiding van Formatie van Sterksel in Nederland kunt U zien op figuur 2.
De informatie van Sterksel rust in Sterksel op de Formatie van Kedichem en wordt bedekt door de Nuenen Groep (zie fig.3)
De formatie werd afgezet door de Rijn en de Maas ongeveer van 850.000-450.000 jaar voor heden.
Zo Ziet U dat de naam Sterksel in het wereldje van de Neder- landse geologie voorkomt.
Bronvermelding: