Heemkronijk jaar:2010, jaargang:49, nummer:1, pag:3 -11
HET JAAR 1809 EN DE LEENDSE HUISARTS JACOBUS DE LA GENESTE (2)
door: Piet Willems (in samenwerking met René de Leuw)
In onze vorige Heemkronyk hebben we uitvoerig stilgestaan bij het Nijmeegse, later naar Tilburg verhuisde doktersgeslacht De la Geneste. Op zondag 19 maart 1809 werd hieruit Jacobus Josephus Joannes Baptista de la Geneste geboren, de eerste gemeentearts in Leende. Zijn wieg stond in het Zwarte Peerd op de Heuvel in de Wolstad. De Tilburgse huisarts Jacobus Vincentius Johannes Josephus de la Geneste (Nijmegen 1778Tilburg 1817) was zijn vader. Deze werd dus maar 39 jaar oud. Op 22 augustus 1803 was hij getrouwd met Joanna Josepha Elisabeth de Laure (Tilburg 1776-Thimister/B 1856). Joanna was een dochter van arts Balthasar de Laure en Maria le Heu. Hoewel Jacobus en Joanna slechts veertien jaar met elkaar getrouwd waren, kregen ze toch nog tien kinderen, van wie er drie al heel jong overleden. Zoon Jacobus was hun vierde kind. Hij werd ook arts. Studeerde in Leuven en Leiden. Voor de militaire dienstplicht (Nationale Militie) was Jacobus onder nummer 36 ingeloot, maar hij liet zich – tegen betaling – vervangen (remplaçant). Op zondag 18 januari 1835 trouwde de 25-jarige Jacobus met de twee jaren jongere Maria Catharina Coppens/Koppens uit Leende, het enige kind van molenaar Andries Coppens en Hendrien Joppen, beiden uit Leende. Het huwelijk werd gesloten ten overstaan van burgemeester Nicolaas Wijnants (Borgloon 1756-Antwerpen 1848). Bij de huwelijkssluiting van dokter De la Geneste was Wijnants dus al 79 jaar! Hij zou tot zijn 83ste burgemeester van Leende blijven en verhuisde in 1839, op het einde van de Belgische Opstand die in 1830 was begonnen, naar zijn dochter in Antwerpen. Wijnants overleed in de Sinjorenstad, 91 jaar oud. Als getuigen bij de huwelijkssluiting van Jacobus en Maria fungeerden: grondeigenaar Johannes Josephus de Laure 1778-1850, broodbakker Theodorus Heesterbeek 1784-1868, bouwman
(landbouwer) Antonij van der Zanden 17881842 en molenaar (mulder) Peter Notten 1808-1861. Het jonge paar vestigde zich in Tilburg, waarschijnlijk met al in hun achterhoofd het plan om zo spoedig mogelijk terug te keren naar Leende.
Bezittingen
Maria Coppens had immers in Leende nogal wat bezittingen. Op zaterdag 14 november 1835 kwam in Tilburg hun eerste kindje levenloos ter wereld. Niet lang daarna, op 19 januari 1836, werd Jacobus de la Geneste aangesteld als dorpsdokter in Leende, voor 100 gulden per jaar 1.
In 1839 werd Jacobus de la Geneste ook aangesteld als ontvanger en vroedmeester. Gegevens over het ontvangerschap ontbreken in de oude archieven van de per 1 januari 1997 opgeheven gemeente Leende. Oorzaak is vermoedelijk de brandschade in 1943. Wel zijn er enkele sollicitatiebrieven uit 1852 gevonden, met enige gegevens over de periode dat
1 Zie pagina 132 van de Kronijk van mr Hendrik van Moorsel.
4
Jacobus ontvanger was. Deze functie vervulde hij dus naast zijn werkzaamheden als dorpsdokter. Wanneer in 1852 een nieuwe ontvanger in Leende benoemd zal worden, waarom is niet bekend, probeert Jacobus zijn benoeming verlengd te krijgen. Hij voert in een brief van 12 januari aan dat hij gedurende een tijdvak van dertien jaren bovengenoemde betrekking onafgebroken heeft waargenomen. Naar zijn mening met ijver en nauwgezetheid. Gedurende dit lange tijdsverloop is volgens hem geen enkele klacht over zijn beheer van de geldmiddelen uitgebracht. Jacobus belooft daarom met dezelfde nauwgezetheid als vroeger de financiële belangen van de gemeente te zullen behartigen, indien hij weer met de betrekking van plaatselijk ontvanger zou worden begiftigd.
Koning Willem II
Als ontvanger vormde Jacobus de la Geneste, samen met burgemeester Hyacinthus van Dijk en secretaris Hendrik G. van Moorsel, op woensdag 10 juli 1844 het ontvangstcomité voor koning Willem II, toen deze met zijn gevolg op doorreis was naar het GrootHertogdom Luxemburg, en daarbij ook Leende aandeed. Het bliksembezoek duurde slechts een kwartier. In die tijd las burgemeester Van Dijk zijn ‘aanspraak’ voor, die de vorst vriendelijk beantwoordde. Onderwijl werden andere postpaarden aangespannen. De koets was met zes paarden bespannen en tijdens de tocht was naast de koning adjudant Van Karnebeek gezeten. Het hele geleide bestond uit twee officieren en ook twee lakeien. Daags tevoren had men zes paarden uit zowel Venlo, Eindhoven als Roermond laten overkomen.2
Contract
Bovenop de jaarwedde van honderd gulden kwam voor Jacobus ook nog een betaling per behandeling. Hetzij te betalen door de patiënt, hetzij uit de gemeentekas. In het contract van Jacobus’ opvolger, Petrus Vossen, staan enkele
2 Zie ook de Kronijk van H.G. van Moorsel.
normeringen en tarieven vermeld. Vermoedelijk heeft Jacobus een vergelijkbaar contract gehad. Er is zelfs sprake van verschillende tarieven. Voor de gegoede stand bedroeg het tarief vijftig cents per visite, voor de minder gegoeden 30 cents en voor de armen was het gratis. Voor de laatste categorie was wel de toestemming nodig van de burgemeester. Voor zijn functie als vroedmeester ontving De la Geneste nog 80 gulden per jaar. Per verlossing ongeveer drie gulden. In de tijd van De la Geneste bedroeg de jaarlijkse geboortegroei in Leende ongeveer 35 baby’s. Jacobus werd per 12 februari 1848 aangesteld als vroedheer, nadat vroedvrouw Petronella van Dooren op 23 april 1847 was overleden. Petronella was omstreeks 1778 geboren in Weert en vermoedelijk begin 19de eeuw getrouwd met haar Leendse leeftijdgenoot kleermaker Gerardus Verspeek. Deze overleed in 1844. Samen kregen ze in de periode 1808-1820 zeven kinderen. In de Franse tijd werd vroedvrouw in geboorteaktes aangeduid als sage femme (wijze vrouw). Petronella/Petronilla was tevens naaister. Bij een van haar bevallingen zien we ene Willemijn van Asten als vroedvrouw vermeld. Zonder leeftijd of andere aanduiding, zodat we haar niet kunnen plaatsen.
759 bevallingen
In de periode 1848-1867 heeft Jacobus de la Geneste waarschijnlijk bij 759 bevallingen de nodige hulp verleend. 3 De kindersterfte was in die tijd nog erg hoog (hygiëne!), ook werden veel kinderen ‘levenloos’ geboren. 4 Het vaste ‘traktement’ van Jacobus bedroeg vanaf 1848
3 René de Leuw heeft van al de 759 levend geboren baby’s de namen opgezocht, plus de datums en –nummers van hun geboorteakte. Hij constateerde dat in 13 gevallen de vader niet aanwezig was bij de geboorteaangifte, dat het vijf keer een ongehuwde moeder betrof en dat in twee gevallen de vader bij de geboorte van zijn kind al was overleden. In 22 gevallen was dokter De la Geneste de aangever en driemaal fungeerde hij als getuige. Bij zeven bevallingen was er sprake van de geboorte van een tweeling. 4 In de periode 1848-1867 werd dokter De la Geneste 29 keer geconfronteerd met een doodgeboren kindje, wat neerkomt op 3,68 procent. Drie tweelingen werden levenloos geboren, een percentage van 30.
5
voortaan 180 gulden per jaar, te betalen in vier termijnen van 45 gulden, zo staat in zijn contract, ondertekend door burgemeester Hyacinthus van Dijk (1786-1851) en de assessoren Jan Joseph de Laure (Valkenswaard 1778-Leende 1850) en Antonius Bax (17891857). De contractant was verplicht binnen de gemeente te wonen en mocht die zonder voorkennis en consent van de burgemeester of diens plaatsvervanger niet verlaten. Mocht een ingezetene doktershulp nodig hebben, dan moest de arts zich onverwijld bij de patiënt vervoegen. Op 22 juni 1868 stuurde burgemeester Tielemanus Maas 1822-19045 een noodoproep naar de Geneeskundige Dienst in Breda, sinds 1865 de opvolger van de Provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt. De burgemeester meldde dat dokter De la Geneste sedert enkele maanden lijdende was aan een slepende ziekte en dat sinds enkele weken zelfs het gevaar bestond van sterven. In Heeze had dokter Vossen zijn been gebroken met andere ernstige contusiën (kneuzingen), zodat beiden geen hulp konden verlenen. Bovendien stond er geen verloskundige meer ter beschikking. Patiënten in Leende waren derhalve voor geneeskundige hulp op Budel, Geldrop of Valkenswaard aangewezen, aldus de burgemeester. Dokter De la Geneste overleed pas vier jaar na de noodoproep, maar hij heeft zijn werkzaamheden in die periode niet meer hernomen.
Huispersoneel
Blijkens de volkstelling van 1839-1849 waren bij het doktersechtpaar achtereenvolgens drie dienstbodes werkzaam. Allereerst Margaretha Klevers/Cleevers in 1807 geboren te Baexem. Vanuit Leende vertrok zij naar Eindhoven. In 1839 kwam Joanna Swinkels er als dienstbode werken. Zij was in 1819 te Mierlo geboren. Van maart tot november 1849 was Petronella van Gaal de dienstmeid. Hoewel geboren in Leende kwam zij toen van Antwerpen, waar ze
5 Tielemanus Maas was burgemeester van Leende van 18601877. Hij bleef ongehuwd en stierf in Eindhoven.
Dissertatie.
ook naar terugging. In de periode 1860-1890 bestond het personeel van de De la Geneste’s afwisselend uit: Hubertus van Engelen als dienstknecht, Petronella Baeten als meid, Adriaan Hezing uit Leende als knecht - hij vertrok in 1869 naar Hamont, Catharina Michiels kwam van Weert en in 1868 terug, Joanna Scheepers 6 kwam in 1868 vanuit Geldrop als meid en keerde in 1870 terug naar Heeze, Andries van der Kruijs 1822 Someren vertrok als knecht in 1873 naar Maarheeze, Adriana Smolders 1854 Borkel en Schaft – werkzaam van 1874-1877 en Maria Elisabeth Bax Leende 1857 werkzaam van 1857-1887.
6 Johanna Scheepers 1846-1935, huwde in 1877 met de Heezer schoenmaker Jan Wijffelaars 1847-1914.
6
Dokterswoning
Jacobus noemde zich medicinae doctor, genees- en heelmeester. Hij was in het bezit van het diploma van de senaat der Hogeschool van Leiden, gedateerd 29 maart 1832 en dat van de genees- en heelkunst van de geneeskundige commissie te Den Bosch van 18 mei 1831. Het jonge dokterspaar ging wonen op de hoek van de Molenstraat, die vanuit Leende naar Valkenswaard voert, en de hoofdstraat door het dorp. Die hoofdstraat werd toen Leenderstraat genoemd, maar luistert nu naar de naam Dorpstraat en de Molenstraat heet tegenwoordig Valkenswaardseweg. Het pand bestaat nog (zie foto) en staat vlak bij de laatgotische kerk van Leende uit 1474. Het huis is na de dood van Maria overgegaan in handen van de familie Simkens. De ongehuwde kinderen Adam 1882-1977 en Lien Simkens 1879-1983 hebben er lang in gewoond. In 1983 werd Lien 103 jaar, tot nog toe zover bekend de oudste geboren Leendenaar. Een tijdlang was in een deel van het pand tevens het plaatselijke politiekantoortje gevestigd. Anno 2010 doet het dienst als kinderopvangplaats (Korein) en is het eigendom van Jan en Ria van HoofHeesmans.
Medische zorg uit Heeze
In zijn boek 'Leende, geschiedenis van een dorp met een ondernemende bevolking' schrijft regiohistoricus drs Jean Coenen in 1997 7: ‘De bevolking van Leende werd aan het begin van de 19de eeuw door een dokter vanuit Heeze geholpen. Peter Antonie Bungeners (Megen 1769Heeze 1823) was 'dorpschirurgijn en vroedheer' tot aan zijn dood in 1823. In 1828 brak een besmettelijke ziekte uit in het gezin van timmerman Willem Francis van Laarhoven en Francina Cox. Zoon Henricus overleed op 8 november 1828 en drie andere kinderen werden ziek. Hun vader overleed op 14 januari 1829. Hendrik Kox, die tijdens de ziekte de koeien van Van Laarhoven verzorgde, en buurman Johannes van der Kruijs raakten besmet.
7 Pagina 271.
.
Dokter Konings uit Helmond constateerde typhus. Via de dochter van Van der Kruijs die dienstmeid was bij de burgemeester van Soerendonk, ging de ziekte zelfs over naar Soerendonk. In Heeze en Leende werd nu duidelijk dat er weer een dokter moest worden aangesteld. In 1829 werd Theodorus Dupuis (Antwerpen 1803-Heeze 1864) als opvolger van Bungeners benoemd in Heeze en Leende. In 1835 huwde 'medicine doctor' Jacobus Josephus Joannes Baptista de la Geneste met de Leendse molenaarsdochter Maria Catharina Koppens. De La Geneste was via zijn moeder verwant aan de Leender assessor De Laure. In 1836 vroeg het gemeentebestuur hem om in Leende de ziekenzorg voor de armen op zich te nemen. Aangezien De la Geneste nog studeerde voor vroedmeester zou hij in de toekomst het dorp goed van dienst kunnen zijn. Hij bleef 35 jaar in functie. Daarna was hij geestelijk niet meer in staat om de ziekenzorg uit te oefenen. Gedurende zijn jarenlange praktijk maakte Leende in 1837 een griepepidemie mee onder de soldaten, een pokkenepidemie in 1857 en cholera in 1866. Vanwege het feit dat hij op het laatst zelf verzorgd moest worden verzocht de gemeente Leende dokter P. Vossen uit Heeze om waar te nemen. In 1872 moest hij in Leende een pokkenepidemie bestrijden en enkele gevallen van dysenterie. Van 1881 tot 1900 was de ziekenzorg in handen van dokter Gyrath uit Valkenswaard. Deze was in 1893 maar liefst 50 jaar dokter in Valkenswaard.’
7
Echte doktersfamilie
Van het proefschrift van de Leendse ‘armendokter’ vond René de Leuw 8 uit Goirle het titelblad, waarvan hij een scan maakte. In de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg (UvT) bevindt zich ook een exemplaar. De naam Geneste duikt meerdere malen op in medische kringen. In 1654 zou er al een Antonius Dominicus de la Geneste in Grave geboren zijn die dokter geworden is. Deze trouwde in Schijndel in 1684 met Catharine Cremers. Zijn zoon was Antonius Caspar (de) la Geneste, geboren te Grave in januari 1704. Caspar studeerde in Leiden vanaf 20 maart 1722. Zijn thesis (stelling) droeg als titel ‘De mama exquisita’. Hij overleed in Grave op 22 mei 1782. Vervolgens werd nog de naam van Henricus Johannes Antonius (1767-1847) de la Geneste gevonden, geneesheer en oudkantonrechter in Grave. Het is dus wel duidelijk dat het om een echte ‘doktersfamilie’ gaat. In het tijdschrift Numaga staat een artikel over deze medische tak.
Verwant met Leende
Van moederskant was De la Geneste dus verwant aan de in Valkenswaard geboren Leendse assessor (bijzitter in het bestuur) Jan Joseph de Laure 1778-1850. Deze trouwde in 1811 op 33-jarige leeftijd met de 15 jaar oudere Henrica van Asten 1763-1829, en in 1833 met de acht jaar jongere Maria van Laarhoven 1786-1853, beiden afkomstig van Leende. Er zal wel wat gelobbyd zijn vooraleer het gemeentebestuur van Leende aan Jacobus de la Geneste vroeg om in Leende de ziekenzorg voor de armen op zich te nemen. Aangezien deze nog studeerde voor vroedmeester ging het gemeentebestuur ervan uit dat hij in de toekomst ook in dit opzicht het dorp goed van dienst zou kunnen zijn. Jacobus werd aangesteld per 19 januari 1836 en bleef 35 jaar in functie, zij het dat hij eind
8 De Leuw was een van de vele vrijwilligers die de gemeente Tilburg meehielpen om 200 jaar stadsrechten te herdenken, door gegevens te verzamelen van in 1809 in Tilburg geboren baby’s.
jaren zestig al ernstig ziek was en ‘handelsonbekwaam’.
Geen kinderzegen
Voor het huwelijk van Jacobus en Maria bleek weinig kindergeluk weggelegd. Nadat er in Leende al twee baby’s leven- en naamloos geboren waren, eerst een dochter in 1836 toen een zoon in 1837, kwam het derde kind in 1842 wel levend ter wereld. Hij kreeg de namen Jacobus Johannes, maar bleef slechts drie dagen in leven. Daarna zijn in 1843 (zoon) en 1845 (dochter) nog twee kinderen doodgeboren. Er kwam dus geen nageslacht.
Oprichter en president Philharmonie
Over het verdere doen en laten van dokter De la Geneste in Leende is niet zo heel veel bekend. Hij was natuurlijk een van de notabelen en zal ongetwijfeld aan het gemeenschapsleven van Leende hebben deelgenomen. Bij de geboorteaangifte van Peter Borsten 1844-1936 en diens broertje Paulus 1845-1845 was de dokter getuige. Het waren kinderen van schoolhoofd Jan Casper Borsten 1814-1891. Deze Eindhovenaar was in 1834 op 20-jarige leeftijd getrouwd met de tien jaar oudere Cornelia Wellens 1804-1873 uit Oerle, bij wie hij 9 kinderen kreeg. In zijn trouwjaar werd Borsten tevens hoofd van de openbare lagere school in Leende. Dat zou hij blijven tot 1877. Hij deed er nog enkele baantjes bij. Eenmaal gepensioneerd hertrouwde Borsten in 1877 met weduwe Gezina Schippers-Heitboom uit Groningen, maar tijdens haar eerste huwelijk in Limburg wonend. Met haar verhuisde Borsten naar Rotterdam, waar hij is overleden. In het jubileumboek ’150 Jaar Philharmonie in Leende 1850-2000’ tekende muzikant-auteur Jan van Winkel uit Sterksel over De la Geneste op dat deze medeoprichter en de eerste president was van de fanfare Philharmonie, opgericht op 1 mei 1850.” …. "Jacobus de la Geneste ondertekende in 1859 de eerste brief die van de Philharmonie is teruggevonden. Hij deed dit in zijn kwaliteit van president en hij verzocht om financiële steun (bij de gemeente
8
Leende) om de verwachte kosten van een bezoek van de muziek van Weert en Budel te dekken. ..... Bij de oprichting van de Philharmonie was hij dus al een notabele dorpspersoonlijkheid van 41 jaar. Uit Tilburg kende hij vanzelfsprekend de daar in 1817 opgerichte Sociëteit Philharmonie. En wie weet heeft hij die naam wel uit Tilburg meegebracht. In 1868 werd Jacobus de la Geneste ernstig ziek en, blijkens nog aanwezige medische attesten, handelingsonbekwaam."
Lid van landbouwvereniging Valkenswaard
In deel 2 van de Dagboeken van Peter Norbertus Panken (1819-1904), bewerkt en in 1994 in zes delen uitgegeven door dr Peter Meurkens, staat wat de Bergeijkse/Westerhovense vrijgezelle schoolmeester Panken wist te melden over het bijwonen van een teeravond van de landbouwafdeling Valkenswaard op maandag 9 januari 1865. Volgens jaarlijks gebruik werd daar door een 35-tal leden lekker gegeten ten koste van de boetepot. Een van de aanwezigen was, zo berichtte Panken, ‘de broer van ons medelid med. Doctor De la Geneste’. Deze was zoals hij aan Panken vertelde, die dicht bij hem aan tafel zat en veel met hem kon praten, al lang in dienst van het Franse leger maar nu een maand met verlof in Nederland. Hij was 1ste luitenant bij de Keizerlijke Garde, 47 jaar oud, gedecoreerd met vijf medailles of andere eretekens en had al aan 28 veldslagen deelgenomen. Uit de leeftijd valt op te maken dat het hier ging om de jongste broer van Jacobus, de op 9 oktober 1817 ook in Tilburg geboren Peter Dionisius. Het gesprek tussen De la Geneste en Panken ging vooral over Parijs, dat door Panken in 1855 ook eens was bezocht, zodat hij en passant nog oude herinneringen kon ophalen. Waarschijnlijk heeft dokter Jacobus het feestje in Valkenswaard bijgewoond en mogelijk zijn jongste broer Peter meegenomen.
Overlijden van de dokter
Jacobus is op zaterdag 4 mei 1872 om 2.00 uur in Leende overleden, 63 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op zondag 5 mei 1872. Bij de overlijdensaangifte van Jacobus waren veldwachter Joannes van der Linden (Leende 1819-1888) en dienstknecht Andries van der Kruijs (Someren 1822-Maarheeze 1888) de aangevers. Jacobus’ vrouw Maria is gestorven op woensdag 22 december 1886 om 21.00 uur in Leende, 75 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op vrijdag 24 december 1886. Bij de overlijdensaangifte van Maria waren bakker Antonius (Toontje) van Engelen (1844-1922) en leerlooier Theodorus (Dorus) Pompen (1853-1944) de aangevers. Jacobus de la Geneste had al op 5 juni 1868 zijn testament laten opmaken bij notaris Freher 9 in Heeze. Hij benoemde zijn echtgenote tot enige erfgename en herriep daarmee al zijn vorige wilsbeschikkingen. Bij het opmaken van het testament fungeerden de ongetrouwde broers Kemps - Tielemanus 1818-1871 en Adrianus Hendrikus 1821-1881 - uit Leende als getuigen. Omdat de dokter niet onvermogend was, werd na diens overlijden een Memorie van Aangifte verlangd van zijn weduwe. Die Memorie werd opgesteld door notaris Julianus Johan Neomagus te Heeze.10
Nalatenschap
De onverdeelde nalatenschap bestond uit twee percelen bouwland samen ruim 48 are en begroot op totaal 300 gulden; huismeubelen, bedden en linnengoed, boeken, medicijnen, paard en bouwgereedschappen, ‘in gemoede’ begroot op 1.150 gulden; kleren en lijftoebehoren 50 gulden, een 2½ procent rentende nationale schuld van 800 gulden - bij het overlijden van Jacobus begroot op een
9 Hendrik Marquartus Freher werd in 1803 te Tilburg geboren. Vanaf 13 mei 1831 was hij notaris in Heeze. Hij overleed op 28 oktober 1868 in Heeze, nog geen vijf maanden na het opmaken van het testament van Jacob de la Geneste. 10 Julianus Hendrik Willem Johan Neomagus Delft 1827Heeze 1881, trouwde in 1870 in Heeze met Johanna Christina Abbing, in 1832 geboren in Hoorn.
9
waarde van 440 gulden; een hypothecaire schuldvordering ten laste van de bouwlieden
Francis en Jacoba Cox te Maarheeze, rentende 4½ procent groot 500 gulden, de akte was verleden bij notaris Freher op 16 september 1860; een onderhandse schuldvordering op Jacobus Kouwenberg in Leende, getekend op 1 januari 1865; idem ten laste van Hendrik Joppen in Leende 180 gulden tegen 4¼ procent; renten 22,30 gulden, diversen 50 gulden en contant geld 25,20 gulden. Totaal 3.067,50, waarvan de helft is f 1.533,75. Tegenover deze vorderingen stonden de doods- en begrafeniskosten, kerkelijke diensten etcetera, samen 260,77 gulden. Resteerde een erfenis voor de weduwe van 1.272,98 gulden. Na een ingewikkelde berekening volgde hieruit dat aan successierecht 53,37 gulden verschuldigd was.
Ook de weduwe sterft
Veertien jaar na haar man kwam ook weduwe Maria Catharina de la Geneste-Koppens te overlijden. Op woensdag 22 december 1886, ’s avonds om negen uur. Meer is over haar sterven niet bekend. Zij was 75 jaar en liet kind noch kraai achter. Haar testament had ze zelf op verzegeld papier geschreven, kosten voor recht 80 cents en voor 38 opcenten kwam daar nog 30,5 cents bij. Bij elkaar f 1,105. Gestopt in een met een lakzegel gedichte envelop was het testament naar notaris Neomagus in Heeze gegaan. Getuigen daarvan waren rijksontvanger Hendrik Gerrit van Santen en onbezoldigd rijksveldwachter Martinus van Ekart, beiden woonachtig in Heeze. Na haar dood bleek de doktersweduwe koopman Johannes Michael de Vocht in Oirschot te hebben aangewezen als universele erfgenaam van al haar onroerende en roerende goederen. De Vocht 1828-1895 was geboren in de gemeente Bladel en Netersel, en in 1857 getrouwd met burgemeestersdochter Joanna Catharina Kemps 1828-1897 uit Leende. Haar ouders waren Paulus Kemps 1797-1860, burgemeester van Leende van 1851-1859 en Romualda Keunen 1802-1879 uit Dommelen. Bij hun huwelijk vestigden Johannes de Vocht en Joannes Kemps zich in Oirschot, waar ze 7 kinderen ter wereld brachten. Mogelijk waren Maria en Joanne in hun Leendse tijd vriendinnen van elkaar geworden.
Openbare verkoping
Op maandag 10 januari 1887 is ‘ten sterfhuize’ van de weduwe de openbare verkoping gehouden van de inboedel en andere roerende zaken. De advertentie daarvoor stond geplaatst in de Meierijsche Courant van 5 januari. De publieke verkoop vond plaats op verzoek van Johannes Franciscus Kooijmans 1858-1926 uit Tongelre, organist te Heeze. In 1881 was hij daar als 22-jarige getrouwd met Johanna Petronella Simons 1858-1920 uit Stratum. De verkoping vond plaats door Frederik Johannes Heesjler, boekhouder te Helmond, als gemachtigde van notaris Franciscus Xaverius Hubertus Schrijvers te
10
Heeze. De verkoping geschiedde bij opbieding in Nederlands geld. Het geboden eindbedrag zou met tien procent worden verhoogd voor de kosten van zegels, registratierechten, advertenties en notarieel salaris. In tegenwoordigheid van organist Kooijmans en de Heezer grofsmid Pantaleon Peter Prosper van Gennip 1828-1904 werden ruim 100 kavels geveild. René de Leuw produceerde een lijst van kopers, merendeels afkomstig uit Leende. Maar ook uit Eindhoven, Heeze, Maarheeze, Helmond en Valkenswaard. Onder hen een kapelaan, koopman, smid, herbergier, bakker, looier, timmerman, vleeshouwer. De spullen varieerden van dieren (geiten en een schaap), zilveren sierraden, een geweer, linnengoed, huisraad, potten, pannen, manden, gereedschap, kachels, lampen, schilderijen, klot en mutserd. De totale opbrengst beliep 763,98 gulden.
Huis en grond
Op 28 februari 1887 kwam de publieke verkoop van het huis en de grond aan de beurt, met op 7 maart de finale. Beide veilingen vonden plaats in de herberg van de weduwe Wouters te Leenderstrijp. Net als bij de roerende goederen stonden de verkopingen onder leiding van notaris Schrijvers uit Heeze. De totale opbrengst bedroeg uiteindelijk 6.218 gulden. Er waren 36 verschillende kopen. De eerste bestond uit het huis met stal, schuur, bakhuis, erf, tuin en bouwland, totale grootte 44are80. De tweede koop betrof een tegenovergelegen tuin van 7 are. Verder waren er 17 stukken bouwland, 12 weilanden en een stuk bouw- en weiland verspreid over het dorp: Breedvennen, Langakkers, Broekakker, Molenschut, Oude Beemden, Waterstraat, Ren, Dijksche velden, Riesten, Padakker, Zoeijen, Zandberg en Frankenberg. Ook nog drie percelen hakhout, 24a20 tot 33a10 groot, ze lagen in de Busch, de Broeken en de Achterste Donkerbroeken en er was nog een dennenbos van 24a70 in de Jansberg/Jansborg. De akkers varieerden in grootte van 8a70 tot 42a60, de weilanden van 7a40 tot 40a30. Op de eerste koopdag zette
burgemeester Cornelis Notten voor 1.610 gulden in op het huis c.a. Het aantal biedingen op deze kavel bedroeg 90 slagen. Bieders op de andere percelen waren koperslager Johannes Hendrikus van Engelen, Wouter Hompes, Theodorus Pompen Wzn (5 percelen), Godefridus van Engelen, looier Gerardus van Engelen (2), koperslager Adam van Engelen, smid Jacobus Francis van Asten 2, Adriaan van der Laak (2), Johannes van Gerwen, Leonardus van Kuijk, Johannes van Nunen, Arnoldus van Weert, Johannes Henselmans, Francis Maas Joostzn, Martinus Bax (2), Johannes Verhoeven Hendrikzn, Martinus van Hoof, Martinus Cardinaal, Hendrikus Joppen Jaczn, Hendrikus Joppen Joszn, Joseph van Hooff Jzn, Jacobus Verhoeven Chrzn, Hendrik Verhoeven Chrzn (2,) Peter Bax Hdrzn en Gerardus Jutten. Het aantal slagen per perceel liep hier van 2 tot 7. Houthandelaar Theodorus Vroomans en barbier Francis van Lieshout fungeerden voor de notaris als getuigen.
Finale verkoop
Bij de slotveiling trad veldwachter Jan van der Linden op als gemachtigde namens universeel erfgenaam Johannes de Vocht in Oirschot, eigenaar van de eerste 35 percelen. Petronella Eijsbouts, weduwe van Francis Stooters en de schrijfkunde niet eigen, was de gemachtigde voor perceel 36, het hakhout in de Achterste Donkerbroeken, dat voor 14 gulden gekocht werd door Gerardus Jutten. Josephus Simkens (de kroon) kocht huis en erf voor 1.900 gulden, Henricus Stasfar de tuin aan de overzijde voor 124 gulden. Andere kopers waren ten slotte Godefridus van Engelen 2 kavels voor 102 gulden, Theodorus Pompen 3 kavels voor 474 gulden, Francis Pompen 2 voor 514 gulden, Adriaan van der Laak 1 voor 120 gulden, landbouwer Leonardus van Kuijk 1 voor 57 gld, Gerardus van Engelen ten behoeve van Antonius van Engelen 1 voor 225 gld, herbergierster Catharina Vromans weduwe van Adrianus van Engelen 1 voor 185 gld, Adam van Engelen namens de parochie in de persoon van pastoor Johannes Smits 1 voor
11
162 gld, Jacobus van Asten 1 voor 120 gld, de eerder genoemde Antonius van Engelen 2 voor 104 gld, Arnoldus van Weert 2 voor 420 gld ten behoeve van hemzelf alsmede Allegonda, Franciscus en Wilhelmus van Weert, en 1 voor 102 gld ten behoeve van postiljon Francis van der Kruijs, Adrianus Thijs 1 voor 165 gld, Johannes Henselmans 1 voor 105 gld, Francis Maas Joostzn 1 voor 75 gld, Martinus Bax 2 voor 170 gld, Hendrikus Joppen Jaczn 2 voor 122 gld, Jan Engelen 1 voor 135 gld, Martinus van Hoof tbv Petronella Ras weduwe van Hendrik van Hoof 1 voor 127 gld, Peter J. Bax tbv Elisabeth Deelen weduwe van Laurens Bax 1 voor 108 gld, Leonardus van de Kruijs 1 voor 330 gld
tbv Maria C. Joppen weduwe van Petrus van der Kruijs, Hendrik Joppen Joszn 1 voor 100 gld, Jacobus Verhoeven Chrzn 1 voor 255 gld, Hendrik Verhoeven Chrzn 1 voor 51 gld, Peter Bax Hzn 1 voor 42 gld. Als getuigen bij deze slotveiling traden timmerman Hendrik Dielis uit Leenderstrijp en landbouwer Josephus van Laarhoven op. Een vijftal kopers verklaarden ‘wegens ongeleerdheid’ hun namen niet te kunnen tekenen. Het waren: Arnoldus van Weert Francis Maas, Hendrik Joppen, Jacobus en Hendrik Verhoeven.
Bron www.geborenin1809.nl
12