Heemkronijk jaar:2011, jaargang:50, nummer:2, pag:31 -35
ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK OP DE WEIAKKERSKANHOEVE IN STERKSEL, EEN OPENBARING
door: Jan Broertjes
Inleiding
De kern van Sterksel is vanouds bekend aan en rond de Averbodeweg. Aan deze weg is in verband met geplande woningbouw uitgebreid archeologisch onderzoek verricht over vooral twee hoeven.
Dit onderzoek heeft geresulteerd in een prachtig boek waarin uitgebreid verslag wordt gedaan van het archeologisch onderzoek, gecombineerd met historische gegevens vanaf de Late Middeleeuwen tot heden. Daarnaast is er ook archeologisch onderzoek verricht aan de Weiakkers-Kanhoeve. De
32
naam akkers verraadt al dat het hier gaat om oude akkers die vanaf de Middeleeuwen veelvuldig zijn bemest vanuit de potstal. De mest bevatte ook veel abiotisch materiaal1 waardoor de akkers door de tijd langzamerhand werden opgehoogd. Dit waren gelukkige omstandigheden voor het archeologisch bodemarchief dat hierdoor geleidelijk werd toegedekt en op deze wijze behouden kon blijven. Dat is in de wereld van de archeologie bekend. Daarom werd hier dan ook een uitgebreid onderzoek gepland. Als regel wordt er eerst een bureauonderzoek uitgevoerd en geïnventariseerd wat er al van het te onderzoeken gebied bekend is. Dit kan eventueel worden aangevuld met een booronderzoek om te kijken hoe de opbouw is van het bodemprofiel. Als deze informatie positief is gaat men een plan maken voor een proefsleuvenonderzoek. Hier wordt dan echt bekeken of het terrein archeologische betekenis heeft. Vindt men allerlei sporen en vondsten dan wordt er vervolgens een nieuw plan gemaakt om waar nodig een vlakdekkend onderzoek uit te voeren. Deze procedure is voor het gebied Weiakkers-Kanhoeve ook gevolgd. Het uiteindelijke onderzoek heeft zeer belangrijke informatie opgeleverd waardoor de vroege geschiedenis van Sterksel met andere ogen moet worden bekeken.
Het onderzoek
Uit de omgeving zijn enkele vuurstenen artefacten uit de Steentijd bekend. In die tijd liepen hier jagerverzamelaars rond, een nomadenvolk zonder vaste woonlocatie. Op de Weiakkers zijn de voor Sterksel oudst bekende resten van landbouwers gevonden die dateren uit de IJzertijd (800-12 voor Christus). Het gaat hier om zaken die in de bodem zijn achtergebleven. Dit kunnen scherven van aardewerk of soms andere zaken zijn. Van
1 Hiermee worden de niet levende componenten van het milieu bedoeld, grofweg bodem water en lucht.
belang zijn vooral de sporen waar in die tijd palen of staanders van de boerderij hebben gestaan. Dit zijn wat donkerder gekleurde vlekken ten opzichte van de omgeving.
Meerdere sporen tonen hoe groot een boerderij uit die tijd was en geeft ook informatie over de indeling van de boerderij. De oudste dateert uit de Midden IJzertijd /begin Late IJzertijd en wel huis 3, 4 en 5. De richting van het huis is zuidwest-noordoost. De pijlen geven aan waar de ingangen wellicht zijn geweest. In het midden waren de staanders en aan de buitenkant waren twee rijen palen voor de wand en wellicht een overkapping. Het zijn wat je noemt tweebeukige huizen. Ze werden bewoond door mens en vee. Huis 4 heeft drie rijen palen waardoor het huis vierbeukig is. Onder de ingang werd een restant van een pot gevonden die in de bodem twee ronde gaten heeft. Gezien de plaats zou het hier kunnen gaan om een bouwoffer vóór de bouw of misschien toen het huis werd verlaten. Dit huis is west-oost gericht.
33
Huisplattegronden 1 en 2 dateren uit de Late IJzertijd. Deze zijn tweebeukig. Bij de huizen hebben ook bijgebouwen gestaan. Deze worden ook spiekers genoemd. Dit waren kleine gebouwtjes met meestal vier palen. Ook hebben ze soms zes palen en zelfs was er een met drie palen. Het model is veelal vierkant of rechthoekig en één daarvan was ruitvormig. Deze gebouwtjes dienden voor opslag van producten van de akkers zoals
graan. Ook wordt wel verondersteld dat ze hoger op palen stonden om de inhoud te beschermen tegen dieren. Er zijn er vijfendertig gevonden die uit de IJzertijd dateren. Er werd ook een vierkante greppelstructuur gevonden waarvan onduidelijk is wat de functie is geweest. De afmetingen zijn 3.5 bij 4 meter. Gaat het hier om een bijzonder gebouw of is het een grafmonument?
Wellicht zijn er afscheidingen op of om het erf geweest. Aanwijzingen hier zijn de vijf palenrijen die in dat beeld prima passen. Andere sporen zijn die van depressies en kuilen. Die kuilen kunnen gediend hebben als drinkkuilen. Uit de hierop volgende Romeinse periode werd niets gevonden. Het gebied werd dus een aantal eeuwen niet bewoond. Ook uit het vroegste deel van de Middeleeuwen is niets bekend. Pas in de Karolingische periode is er weer bewoning geweest. Dit is bekend geworden omdat er twee erven zijn gevonden. Erf A laat een huisplattegrond zien met een bijgebouw. Dit huis is zuidwest-noordoost gericht en bestaat uit vijf rijen palen. Het bijgebouw heeft zes palen. Een waterput werd niet op dit erf gevonden, deze heeft misschien gelegen net naast het opgravingsterrein. Uit de vulling van de paalkuilen werden elf scherven van Badorf-aardewerk, één fragment Mayenaardewerk en één scherf van Zuid-Nederlands aardewerk gevonden.
Op basis van deze aardewerkscherven wordt de bewoning in de tweede helft van de 8ste eeuw of de 9de eeuw gedateerd mede door
14C-onderzoek1 aan houtskool met waarden tussen 770 en 980 na Christus.
Op erf B werd naast een huisplattegrond en een bijgebouw ook een waterput gevonden.
Het huis heeft vier rijen palen en een middenpaal. Het bijgebouw heeft zes palen. De waterput bestond uit een uitgeholde boomstam. Op basis van het aardewerk wordt
1 Een natuurwetenschappelijke dateringsmethode. Deze berust op het voorkomen van de radioactieve koolstofisotoop 14C.
35
dit huis geplaatst in de tweede helft 8ste of de 9de eeuw. Onderzoek aan verkoolde zaden middels 14C-onderzoek geeft echter een datering tussen 575 en 665 na Christus. Hierdoor wordt dit huis iets ouder, in de 7de8ste eeuw geplaatst. Er is nog een derde erf gevonden met een huisplattegrond en een bijgebouw. Het bootvormig model van de huisplattegrond duidt op een model uit de 12de of 13de eeuw. Er is aardewerk uit Badorf en Mayen en ook Zuid-Nederlands handgemaakt aardewerk gevonden. Ook komt is er Pingsdorf en witbakkend Maaslandsaardewerk in voor. Op basis hiervan lijkt een datering 9de of vroege 10de eeuw aannemelijk te zijn. Maar gezien het voorkomen van Maaslands aardewerk is een datering 10de en begin 11de eeuw toch het beste. Het lijkt een overgangsvorm te zijn naar de 12de of 13de eeuw.
Samenvatting
Dit onderzoek heeft veel grondsporen opgeleverd waaruit diverse plattegronden van boerderijen konden worden gereconstrueerd. Het aantal materiële vondsten was niet erg omvangrijk maar voldoende om dateringen te
kunnen doen. De vondsten bestonden vooral uit potscherven. Er is wat metaal, bot, natuursteen, maalsteen en wetsteentjes gevonden. Het gebied werd bewoond in de IJzertijd. Bewoning uit de Romeinse tijd ontbreekt. Daarna was het weer bewoond van rond 600 tot 1100 na Christus. Of de bewoning continu is geweest laat zich niet vaststellen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de vroegste bewoning van Sterksel in het gebied van de Weiakkers was en niet in het gebied van de Averbodeweg. Dit is een beeld dat op veel plaatsen in Brabant ontstond. In de Late Middeleeuwen trok men geleidelijk richting de beek. Hier is men echter wat verder van de beek af gegaan. Het woongebied dat men achterliet wordt dan gebruikt als akkerland. woongebied dat men achterliet werd dan gebruikt als akkerland.
Bronnen:
Een biografie van de hoeves Ten Poel en In de Kan. Rapport RAAP 2155, 2011. Bewoning langs de Sterkselse Aa. ADC Arc heoprojecten, Rapport 1939, 2009.
37