Heemkronijk jaar:1982, jaargang:21, nummer:1, blz.5 - 15
Heemkronyk, jrg.21, nr.1, blz.5
GÉRAAR VAN ASTEN, EEN ECHTE HEEZENAAR
door: A.G.W.G. van Asten
"Om met mijn eerste herinnering te beginnen”, dat is de bewaarschool. Daar ging ik reeds als driejarige naar toe. Het was toen nogal primitief geregeld. Daar was geen stenen vloer in het vertrek maar alles was zand, zodat we konden graven. Zuster Doxia vertelde en zuster Peternelleke deed de bewaarschool. In de zomerdag als het heet was, zaten de kinderen nogal eens te knikkebollen. De zusters deden dan de schortjes af en hingen deze over het hoofd van de kinderen, zodat de vliegen hen niet konden plagen. Er werden spelletjes met ons gedaan zoals: Daar komt een regenbui, dan moesten we tokkelen op de bank; er komt hagel dan roffelen op de bank; en er komt onweer dan donderden wij erop los met de vuistjes op de banken. Buiten stond een lindeboom; aan een van zijn takken hing een touw Daar hebben we net zo lang mee getrokken tot de tak eraf viel.
Deze bewaarschool was vooraan in het oude klooster in één groot vertrek. We zaten daar met zo'n 50 kinderen van drie tot zes jaar. Achteraan waren de klassen van de meisjes. In ieder lokaal zaten ze in banken, die voor vijf kinderen bedoeld waren, maar waar er altijd zes inzaten, omdat anders niet alle kinderen een plaats hadden. ‘s Morgens om acht uur was hier ook de catechismusles. Om kwart vóór negen was de katechismusles uit. Bij Betje "Schaft" (1) stonden in de zomerdag altijd twee emmers water met één pollepel aan de deur, zodat ieder zijn dorst kon lessen. We aten onze boterham en gingen dan naar school. Waarom Betje, "Schaft" genoemd werd? Nou dat kwam, omdat ze van Borkel en Schaft kwam en iedereen kende haar niet anders dan Betje Schaft.
Op de lagere school heb ik bij meester Deckers gezeten. Hij was een zeer goede meester, die orde hield in de klas. Hij hoefde maar even vanonder zijn bril te kijken en het was stil in de klas. Toen meester Deckers vertrok door een benoeming elders, kwam meester de Vreede. Deze was minder streng. Dan was er nog een meester. Hij was een halve kwast, die veel door het raam keek en met zijn tong bolle wangen maakte. De jongens zeiden dan: "Hij staat weer te prummelen". Als hij kwade zin had sloeg hij zo hard op de banken, dat de inktpotten omhoog vlogen. Dit gebeurde ook eens bij een jongen. Hij pakte toen het schrift, dat vol inkt zat wreef dat bij de jongen door het gezicht en zei: "Ga nu maar naar huis". Er heeft toentertijd ook een onderwijzer met kromme benen aan school gestaan. Vandaar zijn bijnaam "De Kromme". Hij hoorde niet goed, maar toch bleef hij als onderwijzer gehandhaafd, misschien uit medelijden.
Het onderwijs was nog openbaar. In 1920 werd het Bijzonder Onderwijs bij wet gelijkgeschakeld met het openbaar onderwijs en kregen we in Heeze voor het eerst katholieke scholen. De jongensschool stond op dezelfde plaats, waar nu de Rafaël kleuterschool staat aan de Jan Deckersstraat. Er waren drie lokalen, maar in 1910 of 1911 zijn er twee lokalen bijgebouwd. Dit was hard nodig omdat we dikwijls maar halve dagen naar school konden en zodoende niet veel leerden. Bij de uitbreiding van de school is er nog een huis afgebroken en daar woonde Piet Kerkhof (2) in.
Voor de kinderen was het een plezierige tijd, maar leren deden ze niet veel. Ik ben, net als veel jongens, intern op school geweest. Zo zat ik drie jaar bij de fraters in Oss; mijn broer Jac in Grave en broer Jan bij de Damianen in St. Oedenrode. Daarna ben ik nog even in Langeweg op school geweest, maar toen sukkelde ik veel met mijn klieren. Ik ben weer thuisgekomen en gaan werken op de boerderij, dat toen voor mijn gezondheid het beste was. Op de leerlooierij van mijn vader heb ik niet veel meer gewerkt. Wij looiden en boerden thuis tegelijk. Na de oorlog 1914- 1918 zijn wij thuis met looien opgehouden. We zaten in Heeze niet zo gunstig voor de afzet van leer. Daarvoor moest je meer aan de kanten van Tilburg en Waalwijk zitten. We boerden steeds meer en hebben van lieverlee de looikuipen opgeruimd. Er zaten thuis tien looikuipen in de grond. Ze waren twee meter diep en maten twee meter doorsnede. De huiden kochten we in Tilburg van een jood. Het leer wat we maakten was zoolleer en werd opgekocht door de schoenmakers in de omgeving tot in de Peel toe. Ook Harrie Boelens uit is altijd klant bij ons geweest. Op de looierij en boerderij werkte één knecht, Tinus van de Linden. Als de huiden gekocht werden zat de beharing er nog op. Deze huiden werden in de Dommel op Ginderover geweekt tot de haren loslieten. Dit gebeurde door aan weerszijden van de Dommel een paal te slaan. Door middel van een touw werden de huiden daar aan gehangen. Vervolgens schaafden wij de huiden, dat wil zeggen wij ontdeden ze van de haren. Daarna gingen de huiden de kuipen in, waar ze twee jaren in bleven zitten. De huiden werden op elkaar gestapeld met daartussen een laagje droge run (gemalen eikenschors). Om het half jaar werden de huiden eruit gehaald, beklopt en op dezelfde wijze er weer ingedaan, totdat na twee jaren de huiden in goed zoolleer waren omgezet. Van de afval van de looierij, " de run ", stookten wij de kachel. Deze kachel was gemetseld met een pot erin, een zogenaamde runstoof. Als de kachel gevuld werd met run, werd er in het midden een paal ingezet en rondom werden twee manden droge run aan gestampt. Daarna werd er onderin een gaatje gemaakt door de run tot aan de paal. Vervolgens werd de paal eruit getrokken en werd de kachel aangestookt. Deze brandde wel een halve dag zodat de middagpot er gemakkelijk op gekookt kon worden. In Leende waren ook een paar leerlooiers, zoals van Engelen en Siemkens. In Heeze waren behalve wij nog een paar leerlooiers namelijk Geert-oom van den Berg (3). Ook schoenmaker Verest (4) had een paar looikuipen, hoewel hij hoofdzakelijk voor zichzelf looide. Zoals ik reeds verteld heb, ben ik aan het boeren gegaan. Daardoor ben ik in het verenigingsleven terechtgekomen.
Dit had voornamelijk betrekking op het boerenbedrijf.
Eerst ben ik lid geworden van de bijenvereniging (5). Zij bestond reeds lang, maar rond de jaren '20 van deze eeuw trad zij toe tot de Bijen-houdersbond van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond. Er kwam toen ook een nieuw reglement van de N.C.B. In Heeze waren toen ongeveer twintig imkers. De honing werd afgezet bij de honingzemerij van de N.C.B. te Boxtel. De korven van de imkers stonden altijd op het erf. Zelden werden zij naar de heide gebracht, omdat daar geen toezicht was en diefstal van honing wel eens voorkwam.
Bij de oprichting van de stoomzuivelfabriek ben ik niet betrokken geweest (6).
Wel ben ik een van de medeoprichters van de rijvereniging van Heeze. Zo ongeveer in de jaren 1920, maar precies weet ik dit niet meer. In het begin was er veel animo voor, maar op den duur liep het mis en de vereniging ging ter ziele; later is ze weer heropgericht (7). Waar notulen en papieren gebleven zijn, weet ik niet, maar waarschijnlijk bij de Boerenbond. Ten tijde van deze rijvereniging is er in Heeze door hen nog een groot concours-hippique gehouden (8). Zelfs minister Deckers (9) was aanwezig. Dit concours was georganiseerd op ‘t Kruis te Heeze in een weiland van Janus Leyten (10). Ook ben ik vanaf het begin lid geweest van de fok- en contrôlevereniging Heeze-Leende. Dit ging uit van de N.C.B. te Tilburg. Ik ben gedurende een aantal jaren secretaris geweest. Ieder jaar was er fokdag van het rundvee. Dit alles gebeurde om de kwaliteit en de productie van het vee te verbeteren. Ik ben even medeoprichter van de Stierhouderij (11). Dit was van erg groot belang om vee te kunnen fokken. De aanschaf van springstieren was erg kostbaar maar leverde uiteindelijk goed jong vee op. De stieren stonden bij één van de leden, zoals bij Louw Verberne aan ‘t Kruis, Janus Leyten ook aan ‘t Kruis. Later stonden ze altijd bij Tjeu van de Vin aan de Muggenberg. Daar heeft onder andere de kampioenstier Elsjes-Prins II gestaan. De stieren waren erg duur en als ik me goed herinner heeft Elsjes-Prins II fl.200.— gekost. Enkele tientallen jaren geleden was dat een kapitaal. De stieren werden meestal gekocht in het land van Cuyck.
Toen de K.I.(kunstmatige inseminatie) begon, kwam onze "stierhouderij de Eendracht" in gevaar en ging al snel ter ziele (12). Enkele boeren, die niets in de K.I. zagen, hebben nog jaren de stierhouderij voortgezet. Op 4 mei 1940 stierf mijn vader, Driek van Asten. Hij was kerkmeester, evenals zijn vader. In zijn plaats ben ik benoemd. Op 10 mei 1940 brak de oorlog uit en het was maar goed dat vader dit niet meer heeft meegemaakt, want hij was erg gebeten op de Duitsers. Zelfs onder het bedienen op zijn sterfbed moest deken de Bruin nog zeggen; "Driek makt ouw eigen toch nie zo druk over die Duitsers", want hij bleef er maar over praten.
Zoals ik reeds vertelde werd ik kerkmeester. Naast mij waren nog kerkmeester Willem van Werde uit de Emmerikstraat 22. Janus van Asten van Strabrecht en bakker Janus Scheutjens van de Emmerikstraat. In die tijd vergaderden de kerkmeesters maar enkele malen per jaar. De deken was voorzitter en secretaris. Dit was zo bij deken de Bruin, deken van Haaren en bij deken Berkelmans. Bij de huidige deken Somers is dit allemaal veranderd. Vanwege mijn leeftijd ben ik toen ook op moeten stappen. We hebben in 1967 (13) feest gevierd, omdat het kerkmeester-schap 100 jaar in de familie was. Vier generaties van Asten als kerkmeester en ik ben de laatste geweest.
Ik heb ook in het bestuur van de Boerenleenbank gezeten (14). Het was tot vóór de oorlog een echte agrarische bank. Niet-agrariers kwamen er niet aan te pas. Later werden ook deze mensen geholpen, dat was gewoon de plicht van de bank. De bank was tot na de oorlog in het woonhuis van diverse kassiers gevestigd. De eerste vestiging was aan de Emmerikstraat 46 in 1898; kassier G. van Asten (15) tevens gemeente-secretaris en gemeenteontvanger. Vervolgens is de bank verhuisd naar Kapelstraat 49. In 1928 is de bank verhuisd naar Strabrech 50 en in 1957 is het eerste echte bankgebouw gebouwd aan de Kapelstraat 80 (16).
Vroeger vergaderden wij met het bestuur van de bank altijd overdag op de dagen, dat het voor de kassiers het beste uitkwam. Zij hadden namelijk naast hun kashouderschap nog een ander beroep. De eerste brandkast, die op de Boerenleenbank stond, kwam uit Heeze. Smid Petrus Pantaleon van Gennip uit de Kapelstraat (17). Deze brandkast is later weer bij de bank terecht gekomen en is nu een curieus bezit van de Rabobank. Het verhaal wil, dat de smid zelf in het bijzijn van het kerkbestuur de brandkast in een brandstapel heeft getest (18). Als ik goed ben ingelicht was de prijs fl. 100. De smid ging daarna zijn dorst lessen en op weg naar huis kreeg hij behoefte aan gezelschap en klopte nog maar eens ergens aan. Men riep voor het opendoen; "Wie is daar?" De smid antwoordde, "Petrus Prosper Panteleon van Gennip" waarop men riep, "ga maar weg want zoveel volk laten wij niet binnen".
Verder ben ik lid geweest van de Jonge Boerenstand (19).
In mijn jonge jaren werd er ook nog al eens " getafeld ". Dat gebeurde wanneer bij een aanstaand huwelijk één van beide partijen het uitmaakte, zodat het huwelijk geen doorgang kon vinden. De buurt en vooral de " jonkheid " zorgde dat ten huize van de " schuldige " met ketelmuziek alles overhoop gehaald werd. Vooral de wanmolen werd goed gehanteerd, zodat kaf en rommel in het rond stoven; landbouwwerktuigen werden in- en uit elkaar gedraaid, enz. Vernielingen bleven soms niet uit en de politie moest meerdere malen de rust herstellen. Meestal liep het met een sisser af.
Ook heb ik nog meegemaakt dat de spoorlijn Eindhoven - Weert werd aangelegd. In 1910 zijn ze begonnen en in 1913 is de lijn geopend (20). De arbeiders aan deze spoorlijn waren bijna allemaal poldermannen uit het land van Althena en de Biesbosch. Zij huisden in een grote houten keet, die in Geldrop stond. Twee vrouwen zorgden voor hen. Veel last van deze mensen hadden we niet, als je ze af en toe een appel of peer liet pakken uit de tuin waren ze dik tevreden. Het aanleggen van de spoorlijn ging geheel met de hand. Ik herinner me nog de plek waar het oude station gestaan heeft. Daar is met de hand een meters dikke moerlaag uitgegraven, waarna het gat werd opgevuld met zand. Tussen de Emmerikstraat en de Stationstraat is onder de spoorlijn nog wat moer blijven zitten. Ze hebben dan ook veel op deze plek aan de spoorlijn moeten sleutelen, omdat het altijd iets zakkende was. De grond, die de spoorwegen opkochten voor het aanleggen van de lijn was niet duur. In Heeze zijn weinig huizen afgebroken voor de lijn. Het huis van Mintje den "Dekker" (21) stond naast ons huis midden op de aan te leggen spoorbaan en daarnaast op de plek van het spoorwachtershuis Emmerikstraat 27 het huis van mijn oom G. van Asten. Deze twee huizen zijn afgebroken. Mijn oom kwam te wonen op Kapelstraat 49 en Mintje den Dekker bouwde een huis langs de spoorlijn thans Emmerikstraat 29, bewoond door N. van de Werde. Op het huis van Mintje den "Dekker" heeft ongeveer vijf jaar een baak gestaan. Deze diende als richtpunt vanuit Geldrop en Maarheeze bij het aanleggen van deze lijn. Deze baak was zéér hoog en was rood,wit,blauw gekleurd. De feestelijke opening bestond uit het laten rijden van een trein van Eindhoven naar Weert. De gemeentebesturen van Eindhoven, Tongeren, Geldrop, Zesgehuchten, Heeze, Maarheeze en Weert zaten in de trein, die versierd was met talrijke vlaggen. Het openingsfeest was in Eindhoven. Veel mensen waren komen kijken om deze eerste trein te zien.
In Geldrop bestaat de spoorlijn geheel uit hoogspoor met tunnels eronder voor de wegen. In Heeze was men fel tegen deze hoogbouw. Mijn vader was er ook tegen, want een hoge dijk naast zijn huis stond hem niks aan, vooral omdat het zicht op de kerktoren verdween en zo was het bij veel mensen. Het was ook veel duurder en er zouden meer huizen wegmoeten doordat de baan veel breder werd.Er zijn in mijn jongensjaren maar weinig mensen, die meer indruk op mij gemaakt hebben als Helmus "Kuus" (22). Het was een zonderlinge mens, maar ene goeie". Hij werkte veel voor mijn vader vooral in de oogsttijd. De naam "Kuus" kreeg hij, omdat hij iedere week naar de varkensmarkt in Eindhoven ging. Hij kocht daar wel eens een big en die droeg hij in een zak op zijn rug en zo ging hij te voet of met de tram naar Heeze. Eens hield de politie hem aan. Hij mocht de big niet meer in de zak vervoeren, omdat zij zo te weinig lucht kreeg. Maar Helmus zei; "ik kan hem toch nie in mijne broekzak stoppen en sjouwde verder". Als Helmus 's zondags naar de kerk ging, stond hij al een half uur van tevoren aan de kerk midden op straat met zijn pijp in de mond. Klokslag tien uur ging hij naar binnen. Na de mis stond hij voorop bij het Wilhelminaboompje naast het "puistje" waarop de veldwachter het nieuws voorlas. Terwijl hij luisterde viel zijn pijp wel eens uit zijn mond van verbazing, natuurlijk onder gelach van de jeugd. Het was altijd erg druk als Driek de Veldwachter (23) alles voorlas, zoals verkopingen van hout, vee, grond, vruchten en gemeentevoorschriften. In de stukken van de notaris en de gemeente kwamen nogal eens moeilijke woorden voor en dan zei hij altijd "tutterdentuttut" en las verder. Het publiek vond dit zeer vermakelijk en zei;" hij is weer eens aan het tutteren".
VOETNOTEN
1. Caféhoudster aan de Jan Deckersstraat 53. Huidige café de Valk.
2. Piet Kerkhof, vader en opa van J. Kerkhof, Stationstraat 13.
3. Broer van grootmoeder van Asten. Gestorven in 1913. Hij woonde op de hoek van de Voortlaan/Emmerikstraat naast H. Scheutjens en was leerlooier van beroep;
4. Schoenmaker Verest woonde op Ginderover 29, waar thans van
Hienen woont.
5. De broederschap van Sint Ambrosius bestond in Heeze reeds vanaf
1809. Het reglement is nog in origineel geschreven staat aanwezig. In
1888 is dit gewijzigd ten huize van P.H. van Dijk te Heeze. Deze Peer
van Dijk was hotelhouder in het huidige Hostellerie du Chateau aan de Kapelstraat.
6. De vereniging der Coöperatieve Stoomzuivelfabriek "Heeze-Leende" te Heeze is opgericht 9 april 1919. In het jaarverslag boekjaar 22 juni-31 december 1917 lezen we, dat met een batig saldo van fl. 742.04 werd gesloten.
7. De rijvereniging "St. Martinus" werd opgericht en ingeschreven op 23 october 1929 bij de landelijke rijverenigingen van de N.C.B. te Tilburg.
8. Dit concours-hippique werd gehouden op 15-16 en 17 september
1934. Er was ook een grote landbouwtentoonstelling aan verbonden.
Deze was georganiseerd door de R.K. Jonge Boerenstand en R.K.
Boerinnenbond van de kring Eindhoven.
9. Mr.Dr. Laurentius Nicolaas Deckers, geboren en getogen Heezenaar, studeerde in Leuven en Leiden politieke-sociale- en rechtsweten- schappen. Was lid van de 2de kamer en minister van Defensie en Landbouw en Visscherij geweest.
10. Janus Leyten woonde toen aan het Kruis 21, thans bewoond door P.Scheepers.
11. Stierhouderij "De Eendracht" van de N.C.B. te Heeze opgericht op 12 januari 1920. Koninklijk goedgekeurd 10 april 1920 KB nr. 53.
Uit de aanwezige administratie 1953 - 1957 blijkt, dat toen nog 138
boeren in Heeze lid waren van deze vereniging.
12. Bij vergadering van 5 maart 1957 is de "Eendracht" ontbonden.
13. Kerkmeesters in de familie van Asten:
1) Henricus van Asten, geboren 1829, overleden 30 october 1871.
2) Johannes van Asten, geboren 19 october 1830, overleden 6 januari 1912
3) Henricus Gerardus van Asten, geboren 13 november 1860,
4 mei 1940.
4) Gerardus van Asten, geboren 25 september 1901.
14. De Boerenleenbank Heeze werd opgericht in 1898.
15. G. van Asten, geboren 2 december 1862, overleden 29 februari 1928, secretaris van de gemeente Heeze, eerste kassier van de
Boerenleenbank, Vice-President der H. Vincentiusvereniging.
16. In 1956 werd P.F. v.d. Heuvel benoemd tot kassier der Boeren-
leenbank. Het bestuur begon samen met de nieuwe kassier een
nieuw kantoor te bouwen, wat op 5 november 1957 werd geopend.
17. Kapelstraat 35, nu garage Schilders; vroeger stond hier de smidse
van Petrus, Prosper Pantaleon van Gennip.
18. De smid leverde de brandkast af op 25 november 1898.
19. 0p 4 october 1921 werd de Jonge Boerenstand opgericht als
onderafdeling van de Plaatselijke Boerenbond. 1ste voorzitter Fried
van de Paal, Oude Kerkhof 5 Heeze. 1ste secretaris Jac. van Asten,
Emmerikstraat 31 Heeze.
20. De spoorlijn Eindhoven-Weert werd op 30 october 1913 feestelijk
geopend. De feestelijkheden waren geconcentreerd in Eindhoven, waar het gemeentebestuur een diner aanbood.
21. Mintje "den Dekker" in de burgelijke staat Wilhelmina Wijffelaars-
geboren Maas. Haar man was strodekker, vandaar de bijnaam "den
Dekker". Zij woonde samen met haar zus als weduwe ten tijde van de aanleg van de spoorbaan in dit huis.
22. Helmus "Kuus" stond bij de burgelijke stand ingeschreven als Helmus Lammers. Hij woonde op een boerderijtje op de Sterkselseweg, vanuit het dorp links voordat men de Heipolderstraat ingaat. Het boerderijtje is door brand verwoest.
23. Driek de veldwachter, in de burgelijke stand Driek Vrijsen, wonende in het pand Nieuwendijk 56, nu bewoond door B. van Lierop.