Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:1, blz.15- 19
ONDER DE TOREN
door: A.P. Ketelaars
DE NAZARETHSCHOOL
De aanleiding tot dit artikel is gelegen in het feit dat broeder Gustaaf, behorende tot de congregatie van de Broeders van 0.L.Vrouw van Lourdes uit Dongen, op 19 november 1983 een punt zette achter zijn loopbaan als docent aan de Albertus Magnus MAVO in de Heggestraat te Geldrop.
De Broeders uit Dongen vestigden zich in 1931 in Geldrop in een klooster dat dicht naast de uit 1916 daterende Nazarethschool was gebouwd; de school deed voordien dienst als openbare lagere school, waarvan de heer De Kort bovenmeester was (zijn deftig woonhuis was gelegen in de vroegere Kerkstraat ter hoogte van de huidige passage, die via de Bezorgershof toegang geeft tot de Langstraat en de Korte Kerkstraat).
Met de komst van de Broeders begon in 1931 het bijzonder onderwijs. Zonder andere onderwijsinstellingen tekort te willen doen meen ik te mogen stellen dat het onderwijs van de Broeders het beste was in zijn soort dat in Geldrop werd aangeboden. Ik doel hierbij op de vooroorlogse periode waarin ik waarlijk het genoegen had van 1932-1938 de Nazarethschool te mogen bezoeken.
Vanuit een dubbele roeping als religieus en onderwijzer hadden en namen de Broeders alle tijd om de jongens uit Geldrop-Centrum een optimale begeleiding te geven, waartegen het onderwijs door leken gegeven onmogelijk kon konkurreren. De Broeders vormden een hechte en homogene groep; enerzijds vanwege hun zwarte togen die tot op de grond reikten en anderzijds door de gezamenlijke, idealistische doelstellingen die zij voor ogen hadden. De togen waren in handige snit uitgevoerd; ze hadden diepe steekzakken en waren op de borst voorzien van een soort bef, waarachter allerlei paperassen gestoken konden worden. Ook konden ze er hun handen in kwijt, wat in de winter extra voordeel bood. Op hun hoofd droegen de broeders een kalotje, zoals we dat nu bij de Paus nog wel zien.
Hun uitmonstering werd gekompleteerd door een grote rozenkrans die nu alleen nog maar antiquarisch te verkrijgen is. De schooldag begon met het bijwonen van de H. Mis. Om zeven uur 's morgens werd ik met de overige gezinsleden uit bed getrommeld en naar de Brigidakerk gezonden. In de zomer was dat geen ramp, in de winter daarentegen betekende het naar de kerk gaan een ware kwelling. Om vanuit een onverwarmde woning door de koude ochtend een ijzige kerk te moeten binnentreden was al een penitentie op zich. Ondanks onze korte broeken met vrij lange en ruime broekspijpen had je 's winters altijd paarse knieën, die meestal ook nog ontsierd werden door 'roofjes' die je als schooljongen nu eenmaal door allerlei ongelukjes kon oplopen. Tijdens de H.is zat je met de klasgenoten onder het toeziend oog van de broeder te wachten tot het afgelopen was. Het kwam wel eens voor dat een misdienaar het zware missaal liet vallen, wat een welkome afleiding betekende.
Na deze bezoeking volgde onmiddellijk bij het begin van de lessen de beloning. Er werd nauwkeurig genoteerd wie al dan niet naar de kerk was geweest. Liegen baatte niet, want de klasseonderwijzer wist deksels goed wie de H. Mis "met eerbied, aandacht en goede manieren" had bijgewoond. Het aantal absenten werd op het rapport vermeld, waarbij in dit geval het laagste cijfer het hoogst werd gewaardeerd.
Het luiden van de schoolbel was het sein om in de rij te gaan staan; lijnrecht, je kon er een meetlat langs leggen. Bij de tweede bel viel er een doodse stilte. Na de derde bel schoven de jongens stilzwijgend naar binnen. Ik kwam in de eerste klas bij broeder Thetard terecht, die door ons broeder 'Tik-tak' werd genoemd. Het was een goede broeder, omdat hij zelden sloeg. Hij leerde ons vrij snel lezen met behulp van het leesplankje behorende bij de leesmethode "Ik lees al". Het schrijven gaf meer problemen. We kregen de beschikking over een penhouder met de welbekende kroontjespen, waarmee minstens een maand gedaan moest worden. Behalve om te schrijven werd de penhouder ook voor andere, zij het minder heilzame doeleinden gebruikt. Je kon er je buurman stiekem mee prikken. Veel penhouders kregen na verloop van tijd het aanzien van een verfkwast door het voortdurend sabbelen op het uiteinde ervan. Ofschoon we bij de aanvang van het schooljaar van onze zorgzame ouders zelfgemaakte inktlappen meekregen, gebruikten we die slechts met mate. Het lag meer voor de hand de pen aan de rechterbroekspijp af te vegen; dat gaf een bijzonder geluid vanwege de geribbelde stof van mijn manchester-broek. Ook de inktpot gaf aanleiding tot allerlei spektakulaire handelingen. Eens kon ik de verleiding niet weerstaan om de inhoud ervan langzaam in de nek van mijn voorbuurman te gieten. Een geweldig pak slaag van broeder-overste was er het gevolg van. Deze tuchtiging werd uitgevoerd ten aanschouwe van de hoogste klas, wat ik toen als zeer vernederend heb ervaren. Het bijvullen van de inktpotjes behoorde tot het voorrecht van de ijverige en brave leerlingen; het is mij nooit ten deel gevallen.
Van de tweede klas herinner ik me weinig. Voor de klas stond broeder Martialis, een lange, schrale man, die een ‘goeie-hand-van-slaan’ had; lijfstraffen waren nog niet uit den boze. Van broeder Bernulfus leerde ik in de derde klas de tafels van vermenigvuldiging uit het hoofd opzeggen. Wat het precies inhield begreep ik destijds niet goed, maar later heb ik er wel veel gemak van gehad. Het deed je plezier om met het opdreunen van de tafels straffeloos een grote keel op te kunnen zetten. De klas naast ons probeerde op haar beurt het geluid te overtreffen, wat soms welwillend werd toegestaan. Het motiveerde immers om goed mee te doen.
Op dezelfde manier werden de plaatsnamen van Nederland in het geheugen geprent; te beginnen met de provincie Groningen en ein- digend met Java, inklusief de namen van de vulkanen. Het aanleren van de vele jaartallen ging op dezelfde wijze. Genoemde methode mag misschien saai lijken, maar als kind vond ik het leuk om te doen.
Bij broeder Melchior leerden we in de vierde klas de breuken, waarop je je heerlijk kon uitkuren. Hij gaf ook natuurkundeles en deed ons stomverbaasd staan door zijn ware toverkunsten; hij leek een alchimist van het zuiverste water.
Tijdens het speelkwartier fungeerde broeder Melchior vaak als E.H.B.0.'er. Dat was wel nodig, omdat het middengedeelte van de speelplaats bedekt was met sintels, die afkomstig waren van de centrale verwarming, die gestookt werd door Marinus, een manusje van alles. Het kwam nog al eens voor dat de jongens hun knieën in de sintels kapot vielen of getroffen werden door een sneeuwbal waarin sintelgruis was verwerkt. Broeder Melchior smeerde dan de gekwetste lichaamsdelen met bijtende jodium in en viste vervolgens de sintels er uit, een ingreep die je manmoedig had te doorstaan.
In de hogere klassen werd avondstudie gegeven. Er werd op school huiswerk gemaakt van half vijf tot kwart voor zes. Zo vervelend was dat niet, want in de zomertijd was het heerlijk koel in de hoge klaslokalen, terwijl er in de winter goed gestookt werd; dat was thuis niet altijd het geval. Zij die hogerop wilden, kregen Franse les uit de bekende boekjes van Arnaux. Het was een goede voorbereiding op eventueel vervolg-onderwijs.
Het behoeft nauwelijks enige uitleg dat het onderwijs in die tijd doordrenkt was met Roomse ideeën; het zou zelfs vreemd zijn geweest als dat niet zo was. De Bijbel en andere leesboeken hebben een onvergetelijke indruk op mij gemaakt. De illustraties waren in mijn ogen uniek. De Christusfiguur vormde steevast het middelpunt van de suggestieve bijbelprenten, waarbij het hoofd omgeven werd door een nimbus van het diepste rood, terwijl de overige figuren van een zwart aureool waren voorzien. In de verhalen werd het verschil tussen goed en kwaad breed uitgemeten. De duivel die het kwaad symboliseerde en er gevaarlijk uitzag, kon niet blijvend angst inboezemen, omdat je wist dat de engel Michael tenslotte "Satan en de andere boze geesten die tot verderf der zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug” zou drijven.
Bij menigeen j zal het leren van de katechismus nog vers in het geheugen staan; de vaak hoogdravende en onbegrijpelijke taal gaf nog al eens tot misverstanden aanleiding. Zo werd eens op de vraag wat er met de boze engelen gebeurde geantwoord, dat zij "in de verf" werden gestort in plaats van "in het verderf". Dat dit tot luide lachsalvo's leidde laat zich gemakkelijk raden. Behalve kerkelijke liederen bouwden we ook een repetoire van wereldse liederen op. Ook hiervan blonken de teksten niet uit door helderheid, hetgeen nauwelijks een beletsel vormde om ze uit volle borst mee te zingen: ". . . het nakroost dier gespierde braven (= de dappere Batavieren). . .". Voor de muzikale knapen werd een plaats ingeruimd in het jongenskoor onder de onvolprezen leiding van de broeders Johannes en Bartolomeus. Tussen de middag werd er flink geoefend. De dicipline was uitermate streng, maar wierp rijke vruchten af. Hoogtepunten voor de koorknapen vormden het meezingen met het mannenkoor op het hoogfeest van Kerstmis en Pasen.
Een van de vele buitenschoolse aktiviteiten die de Broeders organiseerden was een Vlaamse Kermis; behalve dat dit vermaak opleverde voor jong en oud werd er tevens geld ingezameld voor een goed doel. Een dergelijke spellendag werd o.m. gehouden in de Coevering. Het frisse putwater van Mieke-de-Vetpot was uitstekend geschikt om limonadesiroop tot in het oneindige aan te lengen.
Ook werden talrijke toneelstukken ingestudeerd. Ze werden uitgevoerd in "Den Bond", een Bondsgebouw aan het Bogardeind tegenover het huidige ziekenhuis gelegen, in 1905 gebouwd en eigendom van het R.K. Kerkbestuur. Toen de Geldropse bioscoop "het Alhambratheater", gelegen op de hoek Heuvel-Langstraat in 1941 afbrandde werd het Bondsgebouw vrijwillig overgedaan en omgebouwd tot bioscoopzaal, zodat de filmvoorstellingen door konden gaan. In 1975 viel ook dit gebouw onder de slopershamer (1). Thans ligt op die plaats nog steeds een stuk braakliggend terrein.
Een aardige bijzonderheid: de huidige Commissaris van de Koningin in Brabant, Dries van Agt, was één van de leerlingen van deze school. De Broeders uit Dongen kunnen tevreden zijn.
Nazarethschool staat er nog; een massief stoer gebouw, dat binnenkort een andere bestemming zal krijgen. Het is een monument uit de bloeitijd van het "Rijke Roomsche Leven", een tastbare herinnering aan het schoolleven van allen die ooit de Nazarethschool hebben bezocht.
BRONVERMELDING
(1) "Vrije tijdsbesteding in Geldrop tussen 1900 en 1945", Haans, P.
dl.l, de Jeugd. Uit de reeks: Bijdrage tot de lokale geschiedenis van
Geldrop; 1983, p.42-41
Foto's: Gemeentelijke Oudheidkamer Geldrop.