Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:2, blz.69- 74
UIT DE ARCHIEFKIST
door: C.S. Smit
DE HEEZER KAPEL IN DE 19DE EEUW.
Er is al heel wat geschreven over de kapel in de vorige eeuw. Zo werd bij de behandeling van Ds. Kremer in deze serie uitvoerig stilgestaan bij de brand in de toren in 1859 en de vervelende nasleep van dit gebeuren. (1)
Uit een doos met archiefmateriaal van de Hervormde Gemeente, die onlangs in het kasteelarchief gevonden werd, kwamen interessante documenten boven water. Zo vonden we een stukje perkament dat herinnerde aan de herstellingen na de torenbrand (2). Daaruit blijkt, dat mevrouw de Douairière Baronesse van Tuyll van Serooskerken- van Westrenen het haantje van de toren geschonken heeft. Het perkament werd in een koperen buis in de bol onder het haantje geplaatst. De tekst, opgesteld door de kerkvoogd uit die dagen, P.A. van Beusekom, luidt:(Vertaald: De hen is geschonken door de hoogedele vrouwe Baronesse van Tuyll van Serooskerken, vrouwe van Heeze, Leende en Zes Gehuchten, oud 64 jaren. Heeze 16 juli 1860.)
Ook werd er al geschreven over het feit hoe in 1837 de kerk verrijkt werd met een orgel. Slechts met een enkel zinnetje werden de herstellingen van 1834 aangeroerd. We zullen hier nu wat verder op ingaan.
Er bevinden zich in de "archiefkist" vele stukken die samen een goed beeld geven van wat er zich zoal afspeelde rond de kapel in die dagen. In het voorjaar van 1829 ondernam de kerkvoogdij (4) aktie om tot rigoreuze herstellingen van het kerkgebouw te komen. Naar het zich aanvankelijk liet aanzien zou men met een subsidie van f 500,- van de Algemene Synode (5) wel geholpen zijn. Al spoedig kwam men echter tot de konklusie dat dit toch wel erg optimistisch was. In april 1830 werd opnieuw een aanvraag om subsidie ingediend. Nu zowel bij de Synode als bij Z.H. de Koning, beide ten bedrage van f 700,-:
De kerkeraad meende nu niet langer te moeten "verbeiden" om met de herstellingen een aanvang te maken. Men nam het besluit om toestemming tot aanbesteding te vragen bij het Provinciaal College van Toezicht op de Kerkelijke Administratie en om de vermoedelijk tekort schietende gelden aan te mogen vullen door verkoop van een paar stukken land en enige bomen, "die in hunne groei geen voordeel meer aanbragten." Nadat de toestemming ontvangen was werd besloten de aanbesteding te doen plaatsvinden op 11 augustus 1334, "naar een bestek door den bouwkundige A. van Gaal te Geldrop opgemaakt."
De notaris Freher was zo "edelmoedig" deze aanbesteding zonder enige kosten te doen. De toestand van de kapel in die tijd is goed te vergelijken met die uit het begin van deze eeuw. We lezen in het bewaard gebleven Bestek en voorwaarden van eenige vernieuwingen en herstellingen.
Artikel l. “
De onroerende goederen die verkocht werden, waren een perceel bouwland genaamd de Bulders in huur bij de schoolmeester Cornelis van Heuven en een stuk weiland in huur bij J.D. baron van Tuyll van Serooskerken.
De aanbesteding vond op de geplande datum plaats en werd aangenomen door de Heezer burgemeester Adriaan Jan Deelen.
Toen de toestemming binnen was kon de bouw beginnen. Op 20 augustus 1834 kon Deelen schrijven dat hij de toestemming om aan de herstellingen te beginnen in goede orde had ontvangen. (9)
Over de werkzaamheden en ook over het weer in gebruik nemen van de herstelde kapel is door Ds. Kremer niets op papier gezet. Wel maakte hij de volgende aantekening:
Wat betreft de afmetingen verschilde de kapel uit de vorige eeuw nauwelijks van de huidige.
Het grote verschil is dat het gebouw 1800 gedraaid is. D.w.z. de consistorie is van de oostkant naar de westkant verhuisd. Op 30 juli 1906 gaf het Gemeentebestuur van Heeze toestemming om het fundament van de noordermuur 1 meter naar buiten te plaatsen. (11) Opmerkelijk is het dat de kansel in 1906 op dezelfde plaats is gebleven. De trap in de consistorie gaf toegang tot een zoldertje waar het orgel stond. De muur tussen kerk en consistorie liep niet helemaal door naar boven, zodat er in feite een open verbinding was tussen de 2 ruimten. De kerkgangers gingen via het portaal de kerk binnen. Tegenover het portaal bevond zich het luihuis, een niet naar buiten afgesloten ruimte. Dit laatste was gebruikelijk, omdat iedere burger in geval van brand of andere calamiteit in staat moest zijn de klok te luiden. Wanneer de klok buiten de geregelde tijden geluid werd was het alarm! Het is begrijpelijk dat misbruik streng gestraft werd.
Buiten een stookplaats in de consistorie kende de kapel geen verwarming. Een vuur werd alleen gestookt tijdens vergaderingen of tijdens de schooluren. We komen hier in de volgende aflevering op terug.
Op de tekening zijn alleen de vaste banken getekend. Deze boden plaats aan totaal 88 personen. In het middenschip stonden ook nog een aantal stoelen. In 1834 was het de Leender schilder P.J. Beliën die voor 10ct. per stuk 34 stoelen verniste (12). Nemen we aan dat dit het totale aantal was, dan konden in de oude kapel 122 mensen een (zit)plaats vinden. Dit aantal is in de huidige kapel ca. 150. In de oude kapel waren 3 banken gereserveerd voor de familie van Tuyll van Serooskerken en ”denzelver dienstboden". Deze traditie, een plaats in de kerk voor de Heerlijkheidsheer, is ook in het moderne interieur van 1961 gehandhaafd. Het zal niet toevallig zijn dat het precies dezelfde plaats is als destijds. De bank is bekleed met groene stof en in het midden van de rugleuning bevindt zich het wapen van de familie van Tuyll. Het is geborduurd door freule Henriette C.S. van Tuyll van Se- rooskerken, een achternicht van de Heezer freules. Freule Henriette was een regelmatige bezoekster van Heeze (13). Toen in verband met de activiteiten van Ds. Kremer als ogendominee het kerkbezoek drastisch toenam werd er (in 1640) een regeling getroffen in de verdeling der plaatsen.
Ds. Kremer schrijft hierover in het notulenboek: (14)
De gemeenteleden kregen banken toegewezen, terwijl de vreem-delingen tegen betaling van 10 ct. op de niet gereserveerde banken konden plaatsnemen. De koster-voorlezer Louis Damen werd aangeboden tegen een vergoeding van 10% de gelden "op te zamelen". Na de kerkdienst moest hij deze gelden "storten in handen van den oudsten diaken".
Een speciale regeling werd getroffen voor de vrouw van de marechaussee van Vuren. Zij mocht een plaats kiezen "uit de niet der gemeente aangewezene zitplaatsen". Mevrouw van Vuren was het die iedere week de kerk schoonmaakte. In 1846 werd de regeling herzien. In dat jaar werd n.l. het plaatsengeld ingevoerd. De prijzen varieerden van f. 11,25 tot f. 2,-- per bank per jaar. Op een bepaalde bank werd 50 ct. korting gegeven, "wegens tochtzijde der kerk". Wanneer men niet betalen kon hoefde men niet thuis te blijven, want "de behoeftige leden der gemeente kunnen ene kosteloze zitplaats op de achter aan geplaatste matten stoelen verkrijgen".
BRONVERMELDING EN OPMERKINGEN
(1) Heemkronijk october 1979
(2) Een copie hiervan bevindt zich in het kerkvoogdij- archief.
(3) Vertaling van mevrouw J.J. Spaamer-Buursink uit Eindhoven.
(4) De kerkvoogdij behartigt de stoffelijke belangen in de Hervormde Gemeente. Zij bestond in Heeze vele jaren uit een kerkvoogd en 2 notabelen. Een van de notabelen was vaak de predikant. De kerkvoogdij was een zelfstandig bestuur zonder verantwoording aan de kerkeraad. Sinds de nieuwe kerkorde, 1951, maakt op papier de kerkvoogdij wel deel uit van de kerkeraad. Vele kerkvoogdijen (w.o. ook Heeze) hebben zich echter veel later "aangepast" of zijn nog steeds zelfstandig.
De kerkvoogd in de tijd van de kapelherstellingen was J.D. Baron van Tuyll van Serooskerken. Hij was de eerste Heezer kerkvoogd en als zodanig in 1821 benoemd. Op 25 maart 1822 werden door de kapelmeesters W. Vroomans en F. van Gennip "alle onder hen berust hebbende papieren en boeken aan de Kerkvoogd overgedragen". De kerkvoogdij was de vervanging van de kerk- of kapelmeesters. Zoals misschien bekend bekleedde ook S.J. Baron van Tuyll van Serooskerken gedurende meer dan 50 jaar het ambt van kerkvoogd van de Hervormde Gemeente Heeze c.a.
(5) Het hoogste bestuursorgaan in de Ned. Herv. Kerk.
(6) Aantekeningen in het notulenboek van de kerkeraads- vergaderingen, inventarisnr. 2, blz. 284.
(7) Idem, blz. 289 e.v.
(8) Kerkvoogdijarchief inv. nr. 45-5.
(9) Idem nr. 45-12.
(10) Als 6) blz. 299.
(11) Kerkvoogdijarchief 1906.
(12) Rekening bevindt zich bij de bijlagen van de jaarrekening van de kerkvoogdij van het jaar 1834.
(13) Haar naam staat op een stuk perkament dat achter op de bekleding is bevestigd. Zie ook Gens Nostra 1947 blz.304 "Herinneringen aan Heeze".
(14) Inventaris nr.3 blz.9. Ook het verder in de tekst aangehaalde komt uit dit notulenboek.