Heemkronijk jaar:1984, jaargang:23, nummer:3, blz.89- 93
UIT DE ARCHIEFKIST
door: C.S. Smit
DE HEEZER KAPEL IN DE 18DE EEUW.
Ook uit deze eeuw zijn er van de kapel enkele bijzondere zaken vastgelegd die de moeite van het vertellen waard zijn.
We beginnen met het feit dat het dit jaar 200 jaar geleden is dat Reinoud Diederik van Tuyll van Serooskerken overleed.
In de jubileumuitgave van dit blad (1) en ook in een latere uitgave (2), is al uitgebreid aandacht besteed aan deze (veel te) jong overleden Heerlijkheidsheer. Uit stukken die zich in het kasteelarchief bevinden zijn echter nog een paar bijzonderheden gevonden over de begrafenis en over het rouwbord in de kapel. Volgens het Heezer begraafboek (3) werd Reinoud Diederik, die op 18 september overleed, de 21ste van dezelfde maand in of bij de parochiekerk, in het buurtschap Kerkhof, begraven. Dit blijkt ook uit de "Opdracht" die Ds. Theodorus Ross, predikant te Leende aan "De Hoog Ed. Geb. Jonk-Heer J.Tuyll van Serooskerken oudste zoon. . . . . ." schreef (4). Ook uit betalingen aan de koster-schoolmeester en de kerkmeesters van de Parochiale kerk gedaan valt een en ander af te leiden (5).
In de inventaris van de boedel van Reinoud Diederik (6) vonden we gegevens over de begrafenis. Het waren 6 Schepenen, geflankeerd door de vorsters en de schutters, die de Heer van de Heerlijkheid ten grave droegen. De begrafenisstoet bestond verder uit een koets met familieleden, terwijl personeelsleden "welke flambouwen droegen" het geheel completeerden. De Schepenen droegen voor deze gelegenheid rouwmantels en handschoenen. De op één na grootste post van de totale kosten was die voor het rouwbord, zijnde 121 guldens en 3 stuyvers. Voor vracht van Utrecht naar Den Bosch, per schip en per kar naar Heeze werd 8 guldens en 1 stuyver betaald. Tenslotte vroeg de smid voor het ophangen van het bord f 6,-.
Zoals uit de vroegere publikaties al bleek liet de douairière van Tuyll van Serooskerken een grafkelder in de kapel maken. De kapelmeester en ook secretaris Hermanus Janssen kon hiervoor f 12,- in ontvangst nemen. Hij noteerde hierover in de kapelmeestersrekening (7):
Ook vermeldenswaard uit de geschiedenis van de kapel is het gebruik dat men maakte van het koor van dit kerkgebouw. In de vorige aflevering zagen we al dat deze ruimte geen deel uitmaakte van de eigenlijke kerk. Daar het schip van de kerk toch groot genoeg was om de kleine protestantse gemeente te herbergen heeft men het koor door een muur van de kerk gescheiden. De ruimte was uitermate geschikt als schoollokaal. Het was dan ook hier dat de Heezer jeugd uit dit gedeelte van het dorp de lessen kon volgen. In de Heezer schepenprotocollen vonden we dat Willem Aelberts de eerste schoolmeester aan de kapel was na de reformatie. Hij was mee-gereformeerd, want al in 1644 aanvaardde hij de funktie van schoolmeester (8). Hij bleef deze funktie vervullen tot aan zijn dood in 1706. Na Willem Aelberts zijn er nog 9 protestantse schoolmeesters aan de Kapel geweest, totdat in 1795 de laatste, Hendrik Schaap, werd ontslagen (9).
Door de grote armoede die er heerste kwam ook het onderhoud van de Kapel danig in het gedrang. Hoewel er theoretisch toch wel de nodige inkomsten waren uit pacht van landerijen, bleven deze grotendeels oninbaar. Voortdurend werd er bij de borgemeesters over de slechte toestand van de Kapel geklaagd. Zo ook aan het eind van het jaar 1745.
Bij resolutie van de Raad van State van 21 april 1746 wordt inderdaad toegestaan een huis te kopen. Voor het huis echter bewoond kan worden moet het opgeknapt worden. Hiertoe ontbraken echter de nodige gelden. Nu werd toegestaan een bedrag van f 217,- tegen 3% te lenen (11).
Het koor van de kapel raakt dus het jonge volkje kwijt, maar de volgende gebruikers melden zich alweer. Op de vergadering van de Schepenen van zaterdag 22 maart 1749:
De huurtermijn zal 12 jaar zijn. De verhuurders zullen voor ”brant en ligt“ zorgen. De capelmeesters zullen de raadkamer onderhouden "met vegen en stofferen en te doen en laten repareren den vloer en wat daer aen verders te repareren is" (12).
De huurprijzen zijn als volgt:
Heeze betaalt f 28,- en 8 stuivers voor "vuur en ligt".
Voor Leende en Zesgehuchten zijn deze bedragen 6 gld. en 2 st. resp. 3 gld. en 1 st.
Uit stukken in het kerkarchief blijkt dat de bestuurders gebruik blijven maken van deze ruimte tot 1811 (13). In de laatste rekening van de kapelmeesters zien we dat er nog diverse jaren huurschuld is blijven staan. Deze rekening geeft ook een goed beeld van de moeilijkheden die men ondervond met het financieren van de onderhoudskosten.
BRONVERMELDING EN OPMERKINGEN
(1) Kolen, E.G.H.L., "Het graf of rouwbord in de N.H. Kerk te Heeze". Jubileum Heemkronijk, 1981, nr. 3/4.
(2) Cornelissen, M.M.P., "De heraldische Genealogische en geschiedkundige betekenis van het graf- en rouwbord in de N.H. Kerk te Heeze". Heemkronijk, 1982, nr.1.
(3) RA. Heeze 5 fol.64 verso.
(4) Kasteelarchief Heeze inv. nr. D62 bundel 7.
(5) Idem D56.
(6) Idem C44.
(7) Kapelmeestersrekening 1782-1791.
Deze rekeningen bevinden zich in het oud archief van de Gemeente Heeze, dat enkele jaren geleden is overgebracht naar het Streekarchief Z.O. Brabant. Het archief is inmiddels geinventariseerd en de inventaris is "binnenkort" klaar.
(8) Heeze R152 fol. 189. De heer van Asten noemt er in zijn artikel: "Schoolmeesters aan de kapel te Heeze", 6 van hen; In: Heemkronijk sept. 1978.
In het doop- en trouwboek van Heeze (RA Heeze 4) wordt de eerste schoolmeester Aelbrechts genoemd.
(9) Zie voor Hendrik Schaap: Heemkronijk april 1981 en december 1979.
(10) Oud archief Gem. Heeze, Resolutieboek nr.3, fol.57 e.v
(11) Groot placaatboek 7de deel blz. 733 en 734.
Het Corpus van Heeze leent het geld van Gerrit van de Poel á 2½ aanvangend 24 dec. 1749. (Heeze R111 fol.91 verso).
(12) Als 10) fol. 101.
Met juffr. Nobel wordt bedoeld; Johanna Catharina de Jongh, weduwe van de Heezer secretaris Johan Casper Nobel. Johanna C. werd te Heeze gedoopt op 4 dec. 1689 als dochter van Drost Johan de Jongh en Maria Nijnens.
(13) Archief N.H. Kerk Heeze c.a. inv. nr. 52-1 en 3.