"Alles wat hier leeft, spint, twernt of weeft," ofwel: De geschiedenis van Geldrop en Zesgehuchten

Heemkronijk jaar:1988, jaargang:27, nummer:1, pag:10 -13

 "ALLES WAT HIER LEEFT, SPINT, TWERNT OF WEEFT." OFWEL: DE GESCHIEDENIS VAN GELDROP EN ZESGEHUCHTEN DOOR JEAN COENEN.

door: Max M.P. Cornelissen

 

Voor ons ligt een boek. Driehonderdvierenveertig pagina's dik. Uitgegeven op A4-formaat, dus 297 x 215 mm groot. Opgezet in twee kolommen per pagina; met royale kantlijn waarop in kursief bijschriften o.a. voor foto's zijn geplaatst. Het geheel is gedrukt op 100 grams houtvrij papier en prachtig gebonden. Het is een feestuitgave van de   Rabobank B.A. te Geldrop. Men kan er ook waardig mee voor de dag komen, zowel door de verzorgde uitvoering als de keuze van auteur, de Geldroppenaar Jean Coenen. Jean heeft als historicus een voortreffelijke naam in de regio opgebouwd; door zich niet alleen als 'n zeer betrokken en nijver geschiedkundige maar ook als een onverdroten speurder naar nieuwe historische feiten te doen leren kennen. Vandaar dat wij als heemkundekring aan de verschijning van het boek niet voorbij willen én kunnen gaan.

Van de pakweg 321 pagina's met historische feiten, begint op pagina 71 al de Franse Tijd. Het hoofdaksent is dus op de tijd vanaf de Bataafse Republiek gevallen. Zelf zegt Jean in zijn inleiding er dit van: "De nadruk komt evenwel te liggen op de periode van 1895 tot 1940.” Inderdaad neemt die periode ook zo'n tweehonderd pagina's in beslag. En zo kunnen we dus een globale verhouding weergeven: van de verre oudheid tot 1795 70 pagina's, voor de volgende honderd jaar nog eens vijftig, en voor de laatste eeuw tweehonderd.

 

JEUGDHERINNERING.

Wie dus al op een zekere leeftijd is gekomen, zal vol nostalgie in het boek bladeren en lezen. Bladeren, omdat Jean Coenen erin geslaagd is uit vele verzamelingen, de Oudheidkamer te Geldrop en zijn eigen fotoarchief goede historische opnamen te vergaren. Er zijn zo de nodige amateurkiekjes bij en oude ansichtkaarten, maar ook opnamen van bekende Geldropse fotografen als Van den Bichelaer, Hendrikx, Van Hout, Koch en Beekmans. Wie zich autochtoon mag noemen, zal vertederd kijken bij al die herinneringen. Begrijpelijk dat ook tekstueel zoveel aandacht aan die laatste eeuw is gegeven. En als een Rabobank bij een 90-jarig bestaan zo'n boek uitgeeft, is de aandacht voor de plaats van deze bank juist in het licht van de geschiedenis van de tijd verklaar-baar.

Jean Coenen vult met zijn aangeboren gevoel voor details zijn beschrij-vingen met een rijke mix van herkenbare feiten en verfijnde achtergrondinformatie. Zo komen velen nu nog achter de werkelijkheid van het verleden!

 

ACHTERGROND

Enkele voorbeelden mogen dat duidelijk maken. Wie precies wil weten hoe het met het textielbedrijf van de firma Van Agt stond, kan op pagina 301 lezen dat het bedrijf nooit echt is opgeheven maar met de dood van Mies van Agt op 4 december 1985 gewoon ophield te bestaan. Wie de problemen rond Jansen de Wit wil doorgronden, raden we pagina 304 aan, gevolgd door 305 om meer over Tweka te vernemen.

Ruzies bij koren? Op pagina 312 meldt Jean: "Ruzies waren binnen de kerkkoren evenmin vreemd."

Vastgelegd is ook dat in 1966 de GGD de scholen bezocht en daarbij 15.569 leerlingen aan een onderzoek ”voor wat betreft hun gezichtsscherpte, het gebit, de houding en het spraakvermogen” onderwierp. Zo'n feit is wellicht wat te veel van het goede, maar het is misschien ook gekozen om even een kanttekening te maken van de wijze waarop de gezondheidszorg werd uitgeoefend. Met de bezuini-gingen van thans, waarbij de ambulance van het Annaziekenhuis werd afgeschaft (pagina 322), staat een en ander in schril contrast. Het kan niet anders of Jean Coenen heeft ook een rijk gebruik gemaakt van de diverse afleveringen van onze Heemkronijk. Namen van bekende medewerkers aan dit blad, uit verleden en heden, duiken in zijn literatuurlijst op. Ook zijn eigen aandeel daarin is vermeldenswaard.

OBJEKTIEF

 

Over plaatselijke geschiedenis zijn vooral de laatste jaren vele boeken verschenen. In vele daarvan wordt de fout gemaakt om eigen meningen, postgevatte verkeerde inzichten, eigen verdichtsels en zelfs fantasietjes op de lezer los te laten. Wat in het boek van Jean Coenen opvalt, is zijn ingehouden manier van schrijven. Of beter: zijn objektiviteit.

Ook hier een voorbeeld van.

In vele Brabantse stads- en dorpsbeschrijvingen wordt omstandig geschreven over calvinistische pesterijen, uitbuiting en vul zelf maar aan. Jean schrijft op pagina 57, nadat hij gekonstateerd heeft dat de poging om de protestantisering te bevorderen mislukt was: "De protestanten en katholieken leefden na die tijd (1672) vreedzaam naast elkaar, zonder al te veel problemen. Slechts een enkele protestant kreeg moeilijkheden met de katholieken, meestal had dit meer te maken met de functie van de persoon, dan met diens geloof, aangezien vooral Schepenen de dupe werden. Uiteraard was er ook regelmatig kritiek op de katholieke schepenen, maar als een protestantse schepen iets had gedaan, volgde altijd scheldwoorden als 'bliksemse geus'. Zo ontving schepen Jan de Groot in 1751 een dreigbrief waanzin stond dat hij zich diende te melden in de schuurkerk.”

Een sleutelgat vol lood, een doorgesneden klokketouw, het ingooien van de kerkglazen, het verstoren van kerkdiensten met geschreeuw en lawaai, het waren deze 'Paepsche Stoutigheden' die als akties om reakties vroegen.

 

WIKKEN EN WEGEN

Voorzichtigheid betracht Coenen ook als het gaat om de moeilijke oorlogsjaren 1940-1944. Ook hier wikt en weegt hij zijn oordeel.

Met die laatste zinsnede is het werk van Jean Coenen goed getypeerd. Hij is  -op verantwoorde wijze-  selektief te werk gegaan. Ook dat maakt zijn geschiedenis van Geldrop tot een goed en sterk boek.

Ga terug