Heemkronijk jaar:1994, jaargang:33, nummer:2, pag:71 -79
EEN ONBEKENDE BESCHRIJVING VAN STERKSEL UIT 1832
door: Peter Dekkers
Hoe klein het ook mocht zijn, de mannen die in de achttiende en negen- tiende eeuw door de Meierij reisden, verloren ook Sterksel niet uit het oog. Verschillende van deze reizigers hebben opgeschreven wat ze zagen.(1)
De vroegste beschrijving dateert van 1751. In dat jaar deed Isaak Tirion, boekdrukker te Amsterdam, de Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden van Jan Wagenaar (tweede deel: Staats-Brabant) het licht zien. Op pagina 149 geeft hij daar een beschrijving van Sterksel: "Sterksel, een kleine heerlykheid van zes huizen, of liever groote hoeven, behoorende aan de Abdye van Everbode in 't Oostenryks Brabant, legt één uur beoosten Leend en twee uuren bewesten Zomeren; het heeft een bosch van zeer zwaare eikenboomen, dog geen kerk. In 't kerkelyke nogtans behooren de ingezeetenen onder Maarheeze, zy betaalen niets in de beeden; maar in de verpondingen moeten ze f 367:4:-opbrengen. De gemeene middelen en 't hoofdgeld draagen ze in gemeenschap met Maarheeze.”(2)
In 1803 werd de Geschied- en aardrijkskundíge beschrijving der stad en Meierij van 's-Hertogenbosch uitgegeven, geschreven door dominee Stephan Hanewinkel. De historische informatie die hij geeft, is geheel voor zijn rekening, want niet steeds even nauwkeurig. Hanewinkel had in 1798 en 1799 twee reizen door de Meierij gemaakt.
"Sterksel is ene kleine Heerlykheid, liggende ene uur ten oosten van Leende in de heide en bevattende slechts 60 inwoners, welke allen van den landbouw leven. De Heer van Heze, Herbert gaf deze Heerlykheid, als een vry eigen goed, geen Leen onderworpen, aan de Abtdy van Everbode, in het Kwartier van Leuven in Brabant gelegen. Hertog Hendrik I van Brabant nam die bezitting dier Abtdy, bij brieven van 1220 in zyne bescherming, hetwelk door Hertog Jan II van Brabant in 1298, omtrent deze en andere bezittingen dier Abtdy, werdt vernieuwd. Schoon de Heer van Heze geen rechtsgebied (Jurisdictie) aan die Abtdy over Sterksel hadt gegeven, heeft zich dezelve echter van tyd tot tyd daarin gevestigd, waarover wel eens verschil is ontstaan: zo als ook tusschen de Bedezetters van Sterksel en die van Heze in 1532, welk verschil weder in 1680 vernieuwd werdt."(3)
De volgende beschrijving van Sterksel dateert van 1807, uit de Historischstatistische beschrijving van Brabant door Servaas van de Graaf.(4)
"Sterkzel. Een klein dorp of liever maar een Gehugt, het ligt ruim 3 uren ten Z.O. van Eindhoven, temidden in de heide, het heeft een dorren zandigen grond, en de weinig gecultiveerde landerijen, die het morgen, dooreengeslagen [= gemiddeld], nog geen 150 gls in koop gelden, zijn met rogge, haver, eve, en een weinig boekwijt gebouwd; de ingezetenen, die thans maar 60 zielen uitmaken (w), en kommerlijk leven, en moeten hun bestaan vinden uit den landbouw. In 1805 waren hier nog 106 runderbeesten. De gemeente van Sterkzels(5) heeft een eigen rechtbank, maar maakt een Schoutambt met Heeze uit.
Het gemeentebestuur bestaat uit vijf Leden, er is ook een Schout civiel en een secretaris. De wegen in en om dit Gehugt zijn buitengewoon zandig.(6) (w)
Ondertusschen, zoo er geen fout in de telling plaats hebbe, heeft zich de bevolking hier in de tijd van 3 jaren bijna verdubbeld: want in het District- en Gemeentens-reglement voor Peelland, vervat in de Publicatie van het Departementaal Bestuur van Brabant, dato 3 Febr. 1802, wordt gezegd, Sterkzel maar 34 à 35 zielen bevattende, behoort het Gemeente-bestuur aldaar uit vijf Leden te bestaan, en geen Gecommiteerden; en worden dezelve mede uitgezonderd van de ver- eischten van inwoning en gegoedheid binnen de gemeente. Zie art. VII van het voormelde Reglement."
Het duurt vervolgens tot 1820 dat wij weer een beschrijving van Sterksel tegenkomen. Ditmaal staat ze in een aardrijkskundig zakboekje voor de schooljeugd.(7) Sterksel staat hierin vermeld onder het kanton Asten: "Het dorp Zoerendonk of Zurendonk met het kleine gehucht Sterksel bevatten tezamen 558 inwoners." Beknopter kan het niet. Heze en Leende worden al even beknopt beschreven, reden waarom ik ze hier vermeld. Ze blijken vreemd genoeg onder het kanton Helmond te horen. "Heze, met zeer goede Wei- en Hooilanden aan weerszijden van de riviertjes de groote en kleine Rul, heeft 1670 inwoners, 2 Gereformeerde en ene Roomsche kerk.
Leende: een fraai en welbetimmerd dorp, goede Wei- en Hooilanden en 1364 inwoners; vele derzelven drijven, buiten 's Lands grooten handel in kooper.(8) Men houdt deze Heerlijkheid, uitgenomen Loon op Zand, voor de beste der gansche Meyerij."(9)
Ook vond ik een vermelding van Sterksel uit omstreeks 1825 in A.C. Brocks beschrijving van de Meierij.(10) Deze koster van de St.-Martinus-kerk in St.-Oedenrode wandelde vanachter zijn schrijftafel door de hele Meierij. Op pagina 198 en 199 van zijn beschrijving staat te lezen:
"Aan de grenzen van Leende langs de rivier de Sterkselse-Aa, ten Oosten van het Dorp, ligt het Gehucht genaamd Sterksel, welkers inwoöners, omtrent 60 in 't getal, in het Kerkelyk onder Maarheeze, maar in 't gerechte onder Heeze behooren (11)
Dit Gehucht, dat midden in de heide omtrent eene uur van Leende afligt, maakt eene Heerlykheid op zich zelven uit. Herbert Heer van Heeze gaf deze Heerlykheid, in de XII eeuw, als een vry eigen Goed, geen Leen onderworpen, aan de Abtdy van Everbode, gelegen in het Kwartier van Leuven, Hendrik I. Hertog van Brabant, nam die bezitting dezer Abtdy, by brieven van 1220, in zyne bescherming, hetwelk door Hertog Jan II. in 1298, omtrent deze, en andere bezittingen diër Abtdy wierd vernieuwd. Schoon de Heere van Heeze geen rechtsgebied (Jurisdictie) aan die Abtdy over Sterksel had gegeven, heeft zich dezelve van tijd tot tyd daarin bevestigt; waaröver wel eens verschillen zyn ontstaan, zoo ook tusschen de Bedezetters van Sterksel en die van Heeze, ten jaare 1532, en welke verschil weder in 1680 vernieuwd werd.
Gemelde Abtdy is tot derzelver vernietiging, op het einde der XVIII.de eeuw door de Franschen, in het bezit van deze Heerlijkheid Sterksel gebleven, dan naderhand zijn deze goederen, bestaande in eenige boeren hoeven, door het Fransche Gouvernement aan particulieren verkocht. Hier ligt een oud vervallen Kerkje."
En in de "By1aagen" na pagina 200:
"Van de Heerlykheid Sterksel meld de Heer le Roy, in zyn Verheerlykt Brabant, dat volgens eenen Brief, in de Abtdy van Everbode bewaard, dit goed Sterksel, of zoo het in gemelde giftbrief genoemd word Stercsele, ten jaare 1172, als een eige vry (alodiaal) goed, aan de Abtdy van Everbode gegeven wierd, door deszelfs bezitter Herbertus Heer van Hese. Vermogens deze gífte is gemelde Abtdy altyd in bezit geweest van deze kleine Heerlykheid tot haare vernietiging toe, wanneer Sterksel door koop overging aan Pompen inwoonër van Leende."
Verrassender vond ik echter wat ik aantrof in een verzameling aantekeningen van C.R. Hermans (1805-1869). Hermans was een bevlogen oudheidkundige in het Brabant van de 19de eeuw. Hij was rector van het Bossch' gymnasium en oprichter van het Provinciaal of Noordbrabants Genootschap, en hij verzamelde alles over Brabantse historie. Omstreeks 1832 maakte Hermans een reisje door de Meierij en schreef op wat hij onderweg zag. Het geluk wil dat hij ook in Sterksel kwam en daarover een paar interessante dingen noteerde.(12). "Sterksel: geen dorp, maar eene buurtschap. Thans is het burgerlijk aan Soerendonk en Gastel, en in het kerkelijke aan Maarheze onderhoorig. Is in het midden der heide geleegen. Zij is een vrije grondheerlijkheid, vroeger uit vijf, maar sedert 1824 uit zeven hoeven bestaande. Het geheele gehucht met de visscherij en jagt, benevens de hoeven, behoorden vroeger aan de rijke abdij van Everbode, bij Zichem, provincie Antwerpen gelegen, welke daarbij het hoog, laag en middelbaar rechtsgebied uitoefende. Uit eenen openen brief van het jaar 1220 blijkt dat de heer van Heze en Leende hetzelve aan gemelde abdij geschonken heeft. Bij de vernietiging dezer abdij door de Fransen op het laatst der vorige eeuw, verkocht de abt dit erfgoed aan A. Pompen, partikulier te Leende, voor eene som, zoo men zegt, van 12,000 gulden; onder beding echter van koopbreuk, zoodra de abdij weder mogt hersteld worden. De waarde echter is thans veel aanzienlijker, en men heeft er 25,000 gulden voor willen geven. Sterksels grondgebied is naar luid der grondteekening, bij den eigenaar berustende, een driehoek, van welken slechts een zijde bearbeid wordt, zijnde het overige gedeelte heide. Van deze heide maken de hoeve- naars veel gebruik, zoo met het weiden hunner talrijke schapen, als om van dezelve plag en uit dezelve turf te steken. Vroeger was daar ook een groot mastenbosch, dat nu bijna omgekapt is. Er staat eene vervallen kapel, aan de H. Catharina toegewijd; voor den ingang staat 16.. wanneer ik vermeen dat dezelve gebouwd zal zijn. Thans worden er de dooden in begraven. Bij de kapel heeft een speelhuis [= buitenhuis, landhuis] gestaan, waarvan de grondslagen nog te zien zijn. De inwoners bekostigen eenen schoolmeester, welke bij elken hoevenaar eene week gaat eeten. Voor het geheele gehucht is er eene gemeene bakoven. De schoorsteenen zijn in de oude hoeven in het midden van het huis gebouwd, waar men met gemak rondom gaan zitten kan. Bij middel van lange ijzeren draaibomen kan men de sopketel voor het vee tot voor in den stal heendraaijen."
Bevolking van Sterksel, 1796-1832(13)
jaar inwoners katholieken
1796 60 60
1829 70 70
1832 85 85
Hermans heeft hiermee enige raadsels de wereld uitgeholpen. Lang deed het gerucht de ronde dat Adriaan Pompen destijds, in 1796, nooit voor immers Sterksel betaald zou hebben. Dit was echter onmogelijk, aangezien de kwitantie voorhanden is, die zegt dat de "cooppenningen" ad 10.000 gulden betaald zijn. In 1752 had drossaard J .W.D. de Jongh van Sterksel echter nog 30.000 gulden voor Sterksel willen betalen! Hermans maakt ons nu duidelijk dat het destijds om een schijnverkoop ging, waar de erven Pompen echter nooit meer van af hebben willen zien. In 1813 was Adriaan Pompen overleden en twintig jaar later overleed zijn weduwe. In de periode 1834-1841 probeerde de inmiddels heropgerichte abdij van Averbode haar bezit Sterksel terug te kopen, maar vergeefs.(14) In Sterksel heeft deze kwestie sindsdien aanleiding gegeven tot legendevorming in het dorp: Pompen zou niet betaald hebben; Pompen had Sterksel maar voor tijdelijk in bezit gekregen en heeft zich niet aan zijn woord gehouden; Pompen zou Sterksel niet tot in het vierde geslacht bezitten.(15) Dit laatste kwam uit, want na de dood van Adriaans kleinzoon Jan Frans (overleden in 1901) verkocht diens schoonzoon de "heerlijkheid Sterksel" aan een ontginningsmaatschappij.
NOTEN
1 Zie ook P. Latjes, 'Heemkundig antiek', in Heemkronijk, jrg. 20 (1981).
2 Bede: algemene term voor belasting. Oorspronkelijk gebruikt voor het verzoek van de landsheer aan zijn onderdanen om een financiële bijdrage. Brabantse bede: een belasting, ontstaan medio 16de eeuw, die na 1648 op hetzelfde onroerend goed drukte als de verponding; men kende een grote en een kleine bede. Verponding: belasting op on- roerend goed. Gemene middelen: complex van belastingen, dat voor een groot deel uit accijnzen bestond. Hoofdgeld: belasting, waarbij men per persoon werd aangeslagen volgens een in Staats-Brabant weinig gedifferentieerd tarief. Zie voor dit alles A.C.M. Kappelhof, De belastingheffing in de Meierij van Den Bosch gedurende de Generali- teitsperiode (1648-1730), Tilburg, 1986.
3 Zie over dit geschil P.J.V. Dekkers, Herderlijke twist in Sterksels Arcadië: een grenskwestie tussen Heeze en Sterksel', in Heemkronijk, jrg. 32 (1993), nr. 1, p. 5-17.
4 S. van de Graaf, Historisch-statistische beschrijving van Brabant, de statistiek van dit departement in het algemeen en de statistische plaatselijke beschrijving der stad en meierij van 's-Hertogenbosch in het bijzonder. (Historisch-Statistische Beschrijving van het Koninkrijk Holland, I.) Amsterdam, 1807, p. 449.
5 Van 1803 tot 1810 was Sterksel een zelfstandige gemeente.
6 De leden waren de vijf hoevenaars van Sterksel; secretaris en schout was J.W.D. de Jongh uit Valkenswaard.
7 A. van Zutphen, Aardrijkskundige en Geschiedkundige beschrijving der Provincie Noord-Braband, Gorinchem, 1820, p. 68-71.
8 Leende stond bekend om zijn koperteuten.
9 Deze laatste zin stamt regelrecht uit de Historisch-statistische beschrijving van Brabant door Van de Graaf (zie noot 4).
10 A.C. Brock, De Stad en Meyerij van 's Hertogenbosch of derzelver beschrijving, z.pl., z.j. (ca. 1825), (handschrift, uitgegeven door Streekarchivariaat Langs Aa en Dommel, Veghel, 1978).
11 Dit laatste is onjuist; Sterksel was juridisch zelfstandig.
12 Deze aantekeningen bevinden zich in de handschriftenverzameling van het Noordbrabants Genootschap (ondergebracht in de bibliotheek van de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg), nr. 448.
13 Bron: Handschriftenverzameling Noordbrabants Genootschap. Zie noot 12.
14 P.J.V. Dekkers, 'Secularisatie van kloosterbezit in de achttiende eeuw in de Meierij van Den Bosch. Sterksel als een geval apart', in Brabants Heem, jrg. 44 (1992), p. 41-48.
15 G. van Asten in Heemkronyk, jrg. 2 (1964), p. 158.