Heemkronijk jaar:1994, jaargang:33, nummer:4, pag:135 -154
KAMPBELEVENISSEN VAN EEN LEENDSE BURGEMEESTER, 1944-1945 (2)
door: G.J.A. Manders (†)
Inleiding
(Het eerste deel van de kampbelevenissen van wijlen G.J.A. Manders (1901-1978) is verschenen in de Heemkronyk, jaargang 33 (1994), nummer 3, bladzijde 85-104. De schrijver van deze inleiding is J.J.F. de Waal. De persoonlijke tekst van Manders, die hij op 23 mei 1946 heeft voltooid, begint op bladzijde 143.)
Zoals uit het vorige deel duidelijk is geworden, verbleven de Leendse burgemeester Manders en zijn collega’s uit Heeze, Geldrop, Son en Breugel, Bakel en Milheeze, Bergeyk en Luyksgestel, Oost-, West- en Middel- beers sinds 6 juli 1944 in Vught. Hun redelijke verwachting dat ze spoedig vrij zouden komen, werd op dinsdag 5 september 1944 gaandeweg de bodem ingeslagen. Grote radeloosheid moet zich van de gevangenen in kamp Vught (officieel: Konzentrationslager Herzogenbusch) meester hebben gemaakt, toen ze gewaar werden dat hun reis, in plaats van naar de vrijheid, voerde naar het hol van de leeuw, het land van de Duitse bezetter. Het bericht van Radio Londen op die datum, dat Breda bevrijd was en de geallieerde troepen oprukten naar Rotterdam, veroorzaakte een chaos die de naam Dolle Dinsdag kreeg. Het nieuws klopte helaas niet, maar zaaide wel paniek onder de Duitsers en NSB'ers. In deze sfeer werd kamp Vught ontruimd.
Op 5 september (Dolle Dinsdag) waren wel tientallen gevangenen van wie men de papieren nog niet had, vrijgelaten. 's Middags werden de gevangenen uit het SS-Lager, allen mannen, in een lange goederentrein geladen, die intussen op station Vught was aangekomen. en vervolgens afgevoerd richting Sachsenhausen. De overgebleven kampbewoners wachtten in Vught angstig gespannen af wat er met hen zou gebeuren. De volgende dag, 6 september, werden ook zij, behalve de strafgijzelaars, op transport gesteld naar Sachsenhausen (de mannen) en Ravensbrück (de vrouwen). Tijdens deze laatste transporten van 5 en 6 september 1944 zijn ruim 2800 mannelijke gevangenen, onder wie ook ongeveer 250 Fransen en Belgen, naar Sachsenhausen gevoerd en 653 vrouwen naar Ravensbrück. Vught werd op 26 oktober bevrijd, een dag later het kamp.
In Vught maakten de toegezonden voedselpakketten, als ze niet door de bewakers werden leeggeroofd, het leven van de gevangenen wat dragelijker. Iedere twee weken mochten de gevangenen naar huis schrijven, maar hun brieven werden door de Duitsers gecensureerd om te voorkomen dat de buitenwereld weet zou krijgen van wat zich in het kamp afspeelde. De Nederlandse bevolking had daar maar een vage notie van.
Slechts één schriftelijk bericht van haar man heeft mevrouw Manders vanuit kamp Vught kunnen bereiken. Het was op een sigarettenvloeitje geschreven en in een sigaret gerold. De tekst, die van 3 september 1944 dateert, luidde:
"Gisteren ben ik in het kamp Vught gekomen en ik loop hier nu rond met een gestreept pak en een kalen kop. Ik maak het opperbest. Vraag spoedig aan Theo of hij kan zorg dragen, dat ik hier bij Philips tewerk gesteld kan worden, indien het nog noodig is. Stuur nu spoedig een pakje van hoogstens 3 K.G. No. 11076. Doe er vooral wat in bij den boterham en zorg iedere week een pakje minstens. We zitten nu weer met 7 burgemeesters bij elkaar. Vele groeten aan alle bekenden. Jo, tot spoedig. Heel veel kusjes voor de kinderen en voor jou.
Fried.
't Pakje sturen aan G.J.A. Manders, nr. 11076 K.L. Herzogenbusch."
Om de meer dan 1400 Nederlanders die in het Duitse concentratiekamp Sachsenhausen het leven lieten, te gedenken, is vijftig jaar na Dolle Dinsdag op 6 september 1994 in Vught het Sachsenhausen-monument onthuld. Het staat op een waardige plaats in het Reeburgpark, niet ver van het gemeentehuis. Gonny Vendeville uit Overveen heeft het ontworpen. Het cirkelvormige zwarte bovenstuk bevat een felrode driehoek met de letter H. De rode driehoek werd destijds in de kampen door politieke gevangenen gedragen, de H stond voor de Nederlandse nationaliteit. Op het bovenstuk staat de tekst: 'Sachsenhausen, 1940-1945, sterker dan de dood'. In het monument is een urn met as uit het kamp geplaatst.
Tijdens een indrukwekkende bijeenkomst heeft de onthulling van het monument in aanwezigheid van tweehonderd nabestaanden plaats-gevonden. Het gedenkteken had nergens toepasselijker kunnen staan dan in Vught.
Des te verbijsterender was de ontdekking van de bekladding van het nieuwe Sachsenhausen-monument in de eerste nacht na de onthulling. De daders konden tot dusver niet worden opgespoord. Wel drie 15-jarige jongens, die bekenden het dekzeil over het monument vóór de onthulling in brand te hebben gestoken 'om hun eigen daden in de krant, op de radio en televisie te kunnen terugzien of -horen'. Dat laatste is ze wonderwel gelukt.
De plannen van het verzet in Den Bosch om de gevangenen van kamp Vught te bevrijden, waren mislukt omdat voldoende wapens en mensen ontbraken. Zo strandde ook een poging om de spoorlijn te saboteren. Manders verhaalt dat zijn dorpsgenoot drs. Harrie Beliën nog een briefje uit de trein gegooid heeft met onder andere de mededeling dat de burgemeester naar Duitsland onderweg was. Leendenaar drs. Harrie Beliën woont op het ogenblik in zijn geboortedorp. Hij werd destijds ook weggevoerd uit kamp Vught en heeft evenals burgemeester Manders concentratiekamp Sachsenhausen dus overleefd.
Nog op Nederlands gebied, in de buurt van Oss, wisten zes gevangenen uit de trein te ontsnappen. Een van hen zat bij de Leendse burgemeester in de wagon. Manders' beschrijving maakt de dreiging die naar aanleiding van die ontsnapping voor alle aanwezigen ontstond, voelbaar.
Concentratiekamp Sachsenhausen lag bij de Berlijnse voorstad Oraniënburg. Al in de zomer van 1936 werd met de aanleg van het kamp een begin gemaakt. Het was ingericht naar het voorbeeld en volgens het patroon van concentratiekamp Dachau bij München. Het behoorde in september 1939, aan het begin van de oorlog, tot een van de zes ‘officiële’ concentratiekampen van de SS. In Sachsenhausen verbleven op 31 december 1941 10.705 gevangenen. Dit aantal liep in de volgende jaren snel op: 16.577 (31-12-'42), 28.224 (31-12-'43), 47.709 (31-12-'44), 56.624 (31-12-'45).
In augustus 1943 was Sachsenhausen na Auschwitz het grootste concentratiekamp. Op 31 december 1941 waren in elke barak van Sachsenhausen gemiddeld 210 gevangenen ondergebracht, terwijl die normaal plaats bood aan 146 man; op 31 januari 1945 waren dat er zelfs meer dan 1100. Vanaf de opening van concentratiekamp Sachsenhausen tot het laatste oorlogsjaar werden er 205.000 gevangenen ingeschreven, van wie er 84.000 (42 procent) zijn omgekomen.
Een groot deel van de gevangenen moest werken in ondernemingen van de SS. Er waren vóór de oorlog drie van dergelijke ondernemingen opgericht, zoals de Deutsche Erd- und Steinwerke GmbH, voor de produktie van granietblokken, bakstenen en dergelijke. Deze onderneming ging zich eveneens toeleggen op het assembleren en repareren van vliegtuigen. Zijn eerste ervaringen als gevangene van Sachsenhausen deed Manders dan ook op in de nabijgelegen Heinkel-vliegtuigfabrieken.
Eind september 1944 werd de Leendse burgemeester met zijn collega’s jhr. mr. Theo Serraris uit Heeze, Wim Wijtvliet uit Bakel en Milheeze, Jan Smulders uit Oost-, West- en Middelbeers en Henk Veeneman uit Son en Breugel in de Grosz Ziegelwerke ‘Klinker’ bij Sachsenhausen tewerkgesteld. 'Klinker' was ook een van de fabrieken van de Deutsche Erd- und Steinwerke GmbH. Concentratiekamp Sachsenhausen - en eveneens Neuengamme - werd in een streek gebouwd waar klei gedolven kon worden, geschikt voor verwerking tot bakstenen. De stenen zouden worden gebruikt voor openbare werken en voor gigantische gebouwen in Duitse steden. Van het grote 'Klinker'-werk zijn de plannen maar voor een kwart gerealiseerd. Doorgaans waren er 1000 à 2000 gevangenen te gelijk aan het werk. De fabriek voor bakstenen werd op een gegeven moment door een fabriek voor antitankgranaten vervangen.
Manders beschrijft zijn verblijf in de Heinkelfabrieken, waar "heel Vught" lag met nog enkele duizenden Polen, gevangen genomen bij de opstand van Warschau. Deze mannen waren betrokken geweest bij het dramatische gevecht om de Poolse hoofdstad te bevrijden van de Duitse bezetter. De bloedige strijd duurde van 1 augustus tot 2 oktober 1944. Bij de capilulatie voor de Duitsers waren 22.000 van de 40.000 Poolse partizanen gesneuveld, gewond of vermist; 200.000 burgers van Warschau waren omgekomen. Hitler liet Warschau met de grond gelijk maken, 90 procent van de stad werd toen verwoest.
In de Heinkelfabrieken is door de gevangenen ook gebeden. Ondanks het strenge verbod hielden geestelijken voor kleine groepjes korte oefeningen. Een van de geestelijken in Manders' omgeving was de secretaris van de bisschop van Roermond, drs. J.L. Moonen, in de illegaliteit bekend als 'Oom Leo'. Oorlogsgeschiedschrijver L. de Jong noemt hem "een van de grote figuren uit het Limburgs verzet" (dl. 8, blz. 538). Moonen belandde eind 1944 in het Revier, het kampziekenhuis, van Sachsenhausen, werd vandaar op 6 februari 1945 naar concentratiekamp Bergen-Belsen gebracht, waar hij op Paasmaandag 2 april 1945 aan tyfus is overleden. De koningin verleende hem postuum het verzetskruis.
De hierna op bladzijde 143-154 gepubliceerde tekst van Manders' verslag beslaat de periode van Dolle Dinsdag (5 september 1944) tot en met Kerstmis 1944. De Leendse burgemeester schrijft met afschuw over de kerstviering "in dit barbaarsche wreede heidendom". 'Stille Nacht, Heilige Nacht' in het concentratiekamp Sachsenhausen en het werkcommando 'Klinker' waar terzelfder tijd gevangenen werden opgehangen en gemarteld, kan men zich groter waanzin voorstellen?
In de interessante bijlage van het Eindhovens Dagblad van 17 september 1994 ter gelegenheid van de bevrijdingsherdenking komt deze 'viering' ook ter sprake op pagina 5. Daar leest men over de verzetsstrijdster Joke van Hapert-Lathouwers, wier (toen nog) verloofde, Jan van Hapert, op 15 juni 1944 had deelgenomen aan de overval op het distributiekantoor in Bladel en was ondergedoken. Vader Simon van Hapert en zijn dochter An werden daarvoor gearresteerd: "Van Hapert sr. werd via Vught naar het concentratiekamp Sachsenhausen bij Oraniënburg gezonden. Kampgenoot en oud-burgemeester Manders van Leende herinnerde zich nog de kerstzang van Simon van Hapert. Maar deze keerde niet terug..."
J.J.F. de Waal
Mijn belevenissen in de concentratiekampen van 6 Juli 1944 tot mijn bevrijding op 3 Mei 1945 en het tijdvak daarna tot mijn thuiskomst op 24 Juni 1945
(Vervolg van de Heemkronyk, jrg. 33 (1994), nr. 3, blz. 104)
Dinsdag 5 Sept. '44
De redding is nabij. De gevangenen gaan niet meer werken. Den geheelen morgen van 6.00 uur tot 12.00 uur op het appel. Geweldige ontploffingen hooren we van alle zijden. Vervoerd zullen we wel niet meer kunnen worden. Zouden we door de partisanen ontzet worden? Om 12.00 uur gaan we eten. Eten laten staan, aantreden voor z.g. baden. Alleen handdoek medenemen. Zoodoende werd ook geen eten meegenomen. Uren op het appel en des middags werden we ingeladen in beestenwagens met 80 man in iederen wagen. Waar gaan we heen? Hoe lang duurt de reis?
't Is alles onzeker. Zouden we dan toch vervoerd kunnen worden? De trein vertrekt. Vele briefjes van de gevangenen aan hun naaste verwanten werden uit de wagons geworpen met een laatsten groet. Vele van deze briefjes zijn door de zorg van welwillende burgers op de plaats van bestemming gekomen. Zoo ook een van mijn dorpsgenoot Drs. Harrie Beliën, waarin hij mededeelde, dat ik ook naar Duitschland vertrokken was. In de wagons staan we mannetje naast mannetje. Geen eten, geen drinken. De wagons geheel gesloten, zoodat alle uitzicht ontnomen was.
De behoeften moeten in de wagon gedaan worden. Zieken en flauwgevallenen moeten in de wagon blijven liggen. Op deze reis hebben we tot Zaterdag avond een stuk brood gehad met een stukje worst. Goddank het regent. Het van het dak van den wagon afdruppelende water wordt in dekseltjes of zooiets dergelijks opgevangen. Dat was het drinkwater.
Op Hollandsch gebied is nog iemand uit onze wagon ontsnapt. Kogels regende het langs de wagon voor de trein stil stond. Allen zouden we gefusileerd worden. De soldaten werden opgesteld. Allen moesten uitstappen. Ons laatste uur was geslagen en in stilte baden velen, neergehurkt in een hoek, bang voor de kogels, welke zouden worden afgevuurd. Door overreding van den Lageroudste, die ook in onze wagon zat, is er verder aan het dreigement geen gevolg gegeven.
‘t Is Zaterdagmorgen. We hebben 4 lange dagen in de wagons doorge- bracht. Allen uitstappen. We zagen, dat op de wagons met groote letters stond geschreven: "Partisanen". Natuurlijk een misleiding voor het Duitsche volk. We waren aangekomen in Oraniënburg bij het kamp Sachsenhausen ongeveer 30 km. N.O. van Berlijn. Te voet naar het kamp. Blij dat we uit de wagens waren.
Sachsenhausen
Hoe ziet er zoo’n Duitsch concentratiekamp uit? Bijna alle gevangenkampen lijken op elkaar. Men marcheert er door een poort naar binnen met ontbloot hoofd, duimen op de naad van de broek. Strak vooruitziende en in korte pas alwaar een S.S. man het aantal telt, dat vooraf door den leider van den troep wordt gemeld. Men komt op een groote binnenplaats, waaromheen houten barakken met de groote woorden o.m. "Sauberkeit, Gehorsamkeit, Reinheit enz." In eenige barakken is ondergebracht de ziekenzaal ofwel het "Revier" genaamd, schrijfbureau, arbeidsbureau, keukens e.a. De S.S. kazernes liggen buiten het kamp. Wanneer men in het kamp een S.S. man tegenkomt, moet men met een ruk de muts afnemen en strak vooruitzien.
De blokken zijn verdeeld in tweeën, genummerd en daarachter de letter A of B. Iedere afdeeling heeft een woongelegenheid en een slaapelegenheid. Op ieder blok een waschruimte.
Als hoofd van een blok staat een blokoudste, meestal een Duitsch misdadiger, daaronder een schrijver en een kameroudste, de Stubeälteste. De blokoudste is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in het blok en hij is tevens kameroudste van afdeeling A. Een Blokoudste is iemand met groot gezag; vanzelfsprekend heeft hij dus behoorlijk te eten en behoeft hij niet te werken.
Heinkelfabrieken
In Sachsenhausen hebben wij des avonds het eerste eten gehad na 5 dagen vasten. Den volgenden dag zijn we na den geheelen nacht geadministreerd en gecontroleerd te zijn te voet gegaan naar de aldaar gelegen Heinkelfabrieken. Intusschen was ook het transport, dat den dag na ons uit Vught vertrokken was, in Sachsenhausen aangekomen. De voettocht was barbaarsch.
Iedereen moest mede. Gebrekkigen, zieken enz. Er werd geslagen, gesmeten, gesnauwd. Zieken, die meestrompelden werden door de begeleidende honden gebeten en voortgesleurd. Zelfs de Duitsche vrouwen die dit alles aanzagen, zoo'n armzaligen langen stoet, schudden vaak meewarig het hoofd en hadden tranen in de oogen.
Op de Heinkelfabrieken, alwaar we practisch niet behoefden te werken, was het slecht. Slecht gelegerd in een groote tochtige vliegtuighal, welke kapot gebombardeerd was, geen ziekenhuis, geen waschgelegenheden, geen toiletten. Elken nacht vaak meerdere malen uit de kribben in de bosschen wegens luchtgevaar. Geen jassen voor de koude en dat bij regen of heldere vrieslucht. Wij hadden ook geen ondergoed. Geen handdoek, geen zakdoek. Stelt U zich dat alles eens voor, daarbij komende, dat zeer velen verkouden waren en aan dysenterie leden. Des morgens om 4 uur opstaan, zeer lange appèls in regen en koude. Voortdurend overdag opgejaagd en geslagen te worden. Daarbij zeer weinig eten. De eerste groote ellende in de Duitsche concentratiekampen werd ondervonden. Met honderden gingen we vaak vanwege de koude tegen elkander staan als een zwerm met bijen. Het is voorgekomen, dat een van degenen, die midden in de groep stond, werd doodgedrukt. Eindelijk kregen we papieren onderbroeken. Ik was er twee machtig kunnen worden. Deze heb ik los geknipt en daarvan heb ik een soort kasuivel gemaakt. M’n rug en m'n borst waren nu beschermd tegen de windkoude. Kraken deed het geweldig en daarvoor moest opgepast worden, dat geen kapo het hoorde. Bovendien lag je vanwege de koude en van het stelen van je goed altijd gekleed te bed. Zelfs moest men het hoofd op de klompen leggen wilde men den volgenden dag niet barrevoets gaan. Was men iets kwijt, bijkrijgen deed men het niet meer. Zoo werden daar de dagen doorgebracht in vuiligheid en nietsdoenerij. Geheel Vught lag daar met nog enkele duizenden Polen, die wegens de opstand in Warschau, gevangen genomen waren. Wij hadden daar een vast kringetje van 13 personen, bijna allen collega's. Geen daarvan is teruggekeerd naar zijn gezin. Des morgens werden eenige rozenhoedjes al wandelend met elkander gebeden. Des middags werden korte oefeningen gehouden door eenige geestelijken. Verder kregen we dan vaak zogenaamde gymnastiek, welke bestond uit hardloopen, marcheeren en hurken zitten. Ik had ook een groep van ongeveer 200 man voor mijn rekening gekregen om les te geven. De gevangenen stonden daar erg op. De secretaris van den Bisschop van Roermond, de ZeerEerwaarde Heer Moonen en andere geestelijken en bekenden waren altijd de eersten om bij mijn groep te komen. U begrijpt wel, dat de gymnastiekles wel anders was, als die gegeven door de kapo's. Mijn lesgeven bestond uit: vingers buigen en strekken. Geen vermoeienissen. De lessen door de kapo's gegeven: hardloopen hurken zitten.
De orde werd onder deze massa menschen met veel slaan gehandhaafd. Eenmaal zag ik hoe iemand, die z'n haar niet had laten knippen, omdat hij als Nederlander toch als Germaan beschouwd werd en dus zijn haar mocht laten groeien, met een bierflesch werd doodgeslagen. Een volgende séance. Iemand had gerookt des avonds na het appel. Stokslagen waren het gevolg, gepaard gaande met een vreeselijk gekerm. Er werd door de gevangenen gefloten en geroepen "Häftling, Häftling". Een 200 man moest voor straf op de hurken gaan zitten, waaronder ook burgemeester Magnee uit Bergeijk en ik. Om de tien man kregen er vijf 25 stokslagen. Wij zijn er buiten gevallen. Ik heb nadien de gepijnigde lichamen gezien. De menschen konden geruimen tijd niet meer zitten of liggen.
Transporten
Dagelijks gingen er van de Heinkelfabrieken transporten naar de werkkampen. Blij waren we weder weg te kunnen van dat geeseloord, ofschoon we groote vrees hadden van transporten, daar die de meeste sterfgevallen gaven. Eind september kwamen ook wij aan de beurt. Weer geheel ontkleed. M'n papieren hemd werd afgenomen. Wat men weer eens van ‘n ander of van ‘n doode aan kleeding machtig had kunnen worden werd afgenomen en met ons dun pakje aan kwam ik met de collega’s uit Heeze, Bakel, Middelbeers en Son in de Grosz Ziegelwerke "Klinker" nabij het kamp Sachsenhausen aan. De sterkeren waren voor dit kamp uitgekozen, daar zwaar werk verricht zou moeten worden.
"Klinker"
Na aankomst met den trein aldaar, mochten we in verband met de koude met een 400 man in een aardappelkelder. Daarin zijn we den geheelen nacht gebleven om weder geadministreerd te worden. Omstreeks 3.00 uur kwamen we in barak 4A. We troffen het, want we waren met 5 collega's in dezelfde barak. In onze afdeeling waren we met 160 man. Met 2 personen in een smalle krib. De burgemeester van Heeze was mijn directe sIaapgenoot. Veel lief en leed zouden we met elkander in dit kamp moeten deelen. In deze kleine slaapzaal sliepen we als het ware in hondenhokken. Voor dit aantal menschen waren 2 smalle gangetjes van ongeveer 50 cm. breed en 8 m. lang. Bij het opstaan om 4.00 uur moesten allen zich terstond aankleeden. Alles doen in liggende houding. Rechtop zitten in bed is onmogelijk. Dit leert echter allemaal. Direct na het opstaan naar het waschlokaaltje. 300 man moet zich gelijktijdig wasschen. Hoe is dit mogelijk, vooral als men er rekening mede moet houden, dat men geen kleeren op zijn bed kan laten liggen, in verband met het stelen. En in het waschlokaal moest men het bovenlijf ontbloot hebben. De rest van je goed kon je nergens wegleggen. 't Eenig mogelijke was dus om je bovenkleeren in je broek te verbergen. Was je in het gelukkige bezit van een handdoek, dan moest je die op een of andere wijze aan je broek vastbin- den, anders werd hij je ontstolen. Om half vijf eten. Dit bestond uit een honden bakje met 3/4 liter watersoep. Om 5 uur naar buiten. De dag was buiten begonnen en we kwamen niet meer binnen voor des avonds half zeven.
In de "Klinker" was ik oorspronkelijk ingedeeld als opperman. Zwaar werk is daar verzet moeten worden. De eerste weken moesten we den geheelen dag zware betonnen palen voor een bouwwerk sjouwen. Met 8 man hadden we met een paal op onze magere schouders een zware last. Daar komt een witkiel, ‘n soort Duitsche opzichter aan. Eenige trappen. Minstens 3 man moesten onder den paal uit. De anderen moesten dan alleen de zware last torsen. Allen, die dit werk moesten doen zijn dan ook wegens zwakte naar Sachsenhausen getransporteerd en allen zijn overleden ook onzen z.g. voorman kapelaan Hein Logmann. Wat heb ik menig tientje van een rozenhoedje met hem gebeden, wanneer we naast elkander liepen om zware vrachten te trekken of voort te duwen. Later ben ik met den burgemeester van Heeze in het z.g. boschcommando gekomen. Dit was het zwaarste commando op Klinker. Den geheelen dag zeer hard werken. Steenen lossen en op stapels zetten, steigerplanken vervoeren, specie maken en aanbrengen bij de metselaars. En wat ik veel heb moeten doen met collega Serraris was: Water dragen voor het aanmaken van cement. Dit was 'n aangenaam werk. Den geheelen dag met 2 emmers water loopen. Men kon eens met een ander spreken aan de pomp. Van de 2 emmers werd er minstens altijd een over den bak gegooid om niet te vlug gereed te zijn. Dit water moest op ongeveer 150 meter afstand gehaald worden. Dit boschcommando moest op ongeveer 20 minuten loopen van het kamp "Klinker" een nieuwe granatenfabriek bouwen.
Wat was "Klinker"? 'n Steenfabriek, maar niet in hoofdzaak. In de steen-ovens waren onder gebracht de granatenfabriek en de ijzergieterijen. Vanzelfsprekend was dit om militaire redenen gedaan in verband met luchtgevaar. Zoo'n fabriek moest nu ook gebouwd worden in een bosch. Het opperen en het grond uitspaden heb ik daar wel geleerd. Oorspronkelijk kwam er niet veel van terecht. Veel werd er door de S.S. geslagen. In den aanvang kon ik niet snel genoeg de steenen doorgeven. 'n S.S. man zou het mij voordoen. Hij stelde zich voor mij op. Niet snel genoeg kon ik de steenen met twee tegelijk opvangen en netjes wegzetten. De S.S. man werd kwaad, nam een gebroken steen, gooide mij naar het hoofd op ongeveer 3 meter afstand, waardoor ik een bloedende wonde aan het hoofd opliep. Dit niet voldoende zijnde wierp hij nog een steen, welke mij aan de rechterhand verwondde en vervolgens een, welke ik met de linkerhand opving. Geheel bebloed moest ik doorwerken. Zelfs afwasschen was niet toegestaan. Wanneer een wagentje met cement of steenen uit de rails liep, hetgeen door het slechte materiaal vaak geschiedde dan werd er flink geslagen. 'n Agent van politie, Keijzer genaamd, die bij mij werkte, liet een steigerplank vallen. De Bauführer trapte hem zoodanig, dat zijn been gebroken was. Toch moest hij daarmee doorwerken en toen dit niet lukte, daar hij niet meer op zijn beenen kon staan, werd hij al trappende van het terrein gesleept.
Van half December tot half Januari heeft het daar tusschen 10 en 25 graden gevroren. Wat moesten de opperlui nu doen? Om 5 uur 's morgens stonden we buiten. Daarna moesten we tot ongeveer 8 uur wachten in de felle koude wind met weinig kleeren aan tot de S.S.wachten kwamen met hun honden om ons te begeleiden naar het werk. De weg liep over een spoorrails. De tocht van en naar het bosch ging altijd in een zeer gejaagd tempo met veel snauwen en slaan. Op het terrein kon niets gemetseld worden met 25 graden vorst. Dan maar graven. Den geheelen langen dag met pikhouweel en schop onder streng toezicht. Het was monnikenwerk met deze temperatuur. Des middags kregen we om 12.00 uur 'n kwartiertje pauze, waarin we twee dunne sneedjes brood kregen met een half schijfje worst. Wanneer we 's avonds thuis kwamen, dan kregen we 1/2 liter koolrabi soep en ‘n stuk brood. Dan gauw naar bed, indien we tenminste geen luizencontrole hadden, hetgeen altijd gebeurde Donderdags avonds en op Zondagmiddag.
Om de 14 dagen hadden we des Zondags vrij. Dan moest dezen dag door gebracht worden met je te laten scheren, waarvoor je tenminste 2 uur in de rij moest staan, want Polen en Russen gingen gewoonlijk voor. Bedden schoonmaken. Dekens kloppen. Des middags hielden we een samenkomst met kapelaan Hermus uit Amby. Dit was onze geestelijke oefening. Bovendien kregen we na een poos Zondags 5 cigaretten. Deze heb ik nooit gerookt, maar altijd gegeven aan Willy Houwen uit Helden-Panningen. Deze werkte als bakker in de bakkerij. Voor mijn cigaretten kreeg ik dan een stuk brood hetwelk hij van de bakkerij meesmokkelde. Alleen met Kerstmis heb ik een cigaret gerookt. Velen waren erg verzot op cigaretten. Dat men met 10 man aan een cigaret rookte was geen zeldzaamheid. Zelfs waren er gevangenen die liever rookten dan aten. Deze stierven gewoonlijk vrij gauw. Kerstboom was in het midden van de appelplaats opgericht met daarin brandende lichtjes. De dag voor Kerstmis, het vredefeest, liepen we des avonds stram in de houding door de poort. Aan weerszijden van de poort mitrailleurs in stelling en eenige soldaten met het geweer in den aanslag gereed. 'n Muziekkapel, gevormd uit de gevangenen, speelde onder den kerstboom het "Stille Nacht Heilige Nacht". Wat een huivering ging er door ons heen. Een kerstfeest in dit barbaarsche wreede heidendom. Wat dachten we aan thuis, waar ze alles gereed maakten voor de viering van deze heilige dagen.
Kerstmis 1944
Omstreeks dezen tijd moesten we op Zondag om 12.00 uur aantreden. Lang appèl. Zakken werden gecontroleerd enz. Toch was er iets bijzonders. Wat was er in het midden van de appelplaats opgesteld, waaromheen we een carré hadden moeten vormen? Spoedig zouden we het weten. De strafafdeling moest aantreden. Twee beulen ieder met een zeer opvallende gele en roode trui aan waren uit Sachsenhausen expres overgekomen om stokslagen uit te deelen. De slachtoffers werden op een bok in gebogen houding gebonden en na voorlezing van hetgeen ze misdaan hadden, bijv. rooken onder het werk enz. werden een groot aantal stokslagen uitgedeeld. Vreeselijk hard werd er dan geslagen ten aanzien van alle gevangenen. In Sachsenhausen werden er dien dag enkelen opgehangen. Dit is het Duitsche Kerstfeest.
(Wordt vervolgd)