Heemkronijk jaar:1990, jaargang:29, nummer:3, pag:81 -82
HET WEGGELOPEN ZWIJNTJE
door: Guusje Veldhuizen
Vroeger was het de normaalste zaak van de wereld dat dorpsbewoners ervoor de eigen voedselvoorziening wat klein vee op na hielden: kippen, 'n melkgeitje en enkele biggetjes.
Vooral in de magere oorlogsjaren '40 - '45 was het bittere noodzaak, met dat verschil dat de toenmalige overheid wilde weten: wie, wat en hoeveel. Men had er dus een vergunning voor nodig. Het voordeel was dat je met die registratiekaart veevoedselbonnen kreeg toegewezen.
Ook de familie Engelen die met acht 'kiendjes' op de Heezerse Leenderweg woonde tussen de molen en de 'VIF-pudding', hield twee varkentjes achter in het schuurtje, met de intentie ze rond en vet op te voeden. Daar ze maar voor één beestje vergunning had, dus ook maar een bonnenkaart, was ook in het varkenskot schraalhans keukenmeester; uitgesloten dat twee veelvraatjes in de groei daarop konden gedijen.
Bij de bevriende boerenbond aan de overkant viel nog wel eens iets te matsen, maar toch . . .. De beesten groeiden wel, maar alleen in de hoogte, wat een raar gezicht was; twee magere scharminkeltjes op hoge pootjes! Alleen hun snuitjes geleken nog op hun moeder.
Helaas, vet of mager, de voorraadkast van de familie was leeg, waarom besloten werd één biggetje te wassen en op te peuzelen. Vanzelfsprekend was het beestje het er niet mee eens en protesteerde luidkeels. Zijn lotgenoot die alleen achterbleef, wist drommels goed wat al dat spektakel betekende; dacht nerveus: hier ben ik niet meer veilig, het kosthuis is slecht, dus . . . wegwezen! Midden in de nacht nam het slimme dier een aanloop en sprong dwars door het ruitje de vrijheid tegemoet. De tuin lag dichtbij de spoorrails, waar het diertje luidruchtig knorrend en wroetend tussen mals groenvoer, spoedig werd opgemerkt door baanwachter Berkers.
Met zijn ‘knijpkat' tastte de spoorman zich behoedzaam ‘n weg door de inktzwarte nacht en hoopte te vinden wat zijn oren hoorden: 'n varkentje! Met lokende klakgeluidjes kwam de man dichterbij, maar het dier vertrouwde geen mens meer! Juist toen de wachter zijn buit in het vizier kreeg, nam knorrepot voor de tweede maal een sprong in de duisternis. Dit gebeurde zo onverwacht en onhandig dat de beambte een lelijke smak maakte en met een gebroken been werd uitgeschakeld.
Genietend van zijn vrijheid en al het lekkers wat langs de rails groeide, belandde het rose biggetje in de moestuin van oudburgemeester Van de Ven in de Emmerikstraat. Een waar paradijs: sappige worteltjes, zoete aardbeien, malse sla; de ongenode gast zwelgde er in met veel kabaal. En dat werd zijn noodlot, want de jolige jonge dochters van de oud-burgemeester brachten de kleine uurtjes met wat vrienden door in het tuinhuisje, waar ze door de vreemde geluiden gestoord werden. Grote hilariteit bij het jong volk toen ze de veroorzaker hiervan ontdekten en ze met veel gegiechel en schade het op drift geraakte dier in het schuurtje opsloten.
Toen in alle vroegte vader Giel Engelen de ontsnapping ontdekte, ging hij meteen op onderzoek uit. Al spoedig kwam hij een jager tegen, die mét vergunning op jacht was op de zwarte zwijnen, die door het langdurige oorlogsgeweld in de Ardennen, naar onze contreien waren afgedwaald. Vroeg Giel aan de man: “Als ge ene witte tegenkomt, niet schieten, want die is van mij.”
Maar de tamtam had al gewerkt. "Ga maar naar Van de Ven, daar zit ie in het schuurtje!"
Verstopt in ‘n jutezak werd de clandestiene vluchteling thuisbezorgd en met goede zorgen omringd.
Maar hij bleef wantrouwend.
En terecht!
BRONVERMELDING
Dit verhaal werd verteld door Giel Engelen uit Heeze.