d'Welck doende (nr.4)

Heemkronijk jaar:1990, jaargang:29, nummer:4, pag:133 -138

D'WELCK DOENDE

 

 

door: J.J.F.  de Waal                               

 

Oude akten met beschrijvingen van secties op lijken zijn veelal te vinden in het rechterlijk archief van de plaatselijke schepenen. Ze behoren doorgaans tot de stukken van criminele processen. Het betreft dan lijkschouwingen, dat wil zeggen geneeskundige onderzoeken van stoffelijke overschotten op last van de justitie om de doodsoorzaak vast te stellen. In Heeze vond zo'n lijkschouwing op 1 januari 1671 plaats en daarover gaat deze aflevering van de r briek    "D'welck doende" (1).

Frans Jan van Can uit Heeze raakte op 28 december 1670 slaags met zijn dorpsgenoot Corst Aert Goossens. De laatste was op die dag bij het Hoog Schoor schapen aan het hoeden in de wei van de eerste. Toen Van Can daar bezwaar tegen maakte omdat hij de wei voor zijn eigen vee nodig had, gebeurde het dat "Corst Aert Goossens hem op staende voet mette steel van zijn schaepsveurck sloegh soodat den steel in twee stucken viel".

Vervolgens trok de schapenhoeder zijn mes. Van Can wist hem echter tegen de grond te werken en het mes uit zijn hand te wringen. Terwijl hij wegliep, kwam Goossens overeind en zette hem achterna. Van Can gleed uit, waarna de schapenhoeder hem te pakken kreeg. Goossens takelde Van Can nu zo toe dat hij twee dagen later overleed.

 

EEN  LIJKSCHOUWING

Op de eerste dag van het nieuwe jaar verrichtten Th. Verheyden, doctor in de medicijnen, meester C. van den Broeck, chirurgijn te Eindhoven, en meester Michiel, chirurgijn te Heeze, onder toezicht van twee plaatselijke schepenen een lijkschouwing op het stoffelijk overschot van Frans Jan van Can. Ze maakten hiertoe aan de rechterzijde in het hoofd van de overledene een opening boven het oor, zodat de hersenpan bloot kwam liggen. Daar namen ze een enigszins krom lopende barst of scheur in de hersenpan waar. De geneeskundigen stelden vast dat de barst de dood van het slachtoffer had veroorzaakt.

 

Regel 1-2:     "wij schepenen, dese onderteeckent," = wij schepenen,       die deze (akte) hebben ondertekend. Het betrekkelijk voornaamwoord, volgend op schepenen, is evenals de persoonsvorm in de originele tekst weggelaten.

 Regel 4:         ”dochtoor in de medecijnen" = doctor in de medicijnen; arts; geneesheer. Een doctor in de medicijnen voerde de titel: Medicinae Doctor; afgekort: M.D.

Hij was academisch gevormd en vaak meer geleerde dan practicus. Men noemde hem ook medicijn. Medicinae doctores waren de meerderen van de chirurgijns (zie regel 5-6), bij wier opleiding ze    betrokken werden. Ze oefenden toezicht uit op het werk van de chirurgijns.

Regel 5-6:            ”chirurgijn" = niet-academisch gevormde practicus op   het gebied van de gezondheidszorg. Een soort medische klusjesman. Aan hem vooral was vroeger het eigenlijke medische handwerk toevertrouwd: het behandelen en verbinden van wonden, het zetten van breuken, het trekken van kiezen en tanden en vooral het aderlaten. In veel steden hadden chirurgijns zich aaneengesloten tot een gilde. De aanduiding meester (afgekort: mr.) vóór de naam van de chirurgijns geeft hun status of vakbekwaamheid binnen het gilde aan, zoals dat bijvoorbeeld ook in een gilde van timmer lieden bij een meester-timmer- man gebruikelijk was.

Regel 8:         "door ordre van" = op bevel van; op last van.            "stadthouder" = plaatsvervanger. In dit geval is het de plaatsvervanger van de drossaard van de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten. De drossaard trad op als vertegenwoordiger van de heer van de heerlijkheid en had bij rechtspraak tot taak recht te vorderen van de schepenen. Hij kan in dat opzicht met een huidige officier van justitie vergeleken worden. Het eerste deel van het samengestelde woord stadhouder is stad in de betekenis van het verouderde woord voor  (woon)-plaats in onze taal; vergelijk ook het Duitse woord Statt. Het tweede deel van de samenstelling is houder in de betekenis van beheerder, bestuurder. Het met stadhouder verwante woord luitenant is afgeleid van het Franse woord lieutenant, dat letterlijk plaatshoudend of stadhoudend betekent. De stadhouders uit onze vaderlandse geschiedenis waren oorspronkelijk de personen die in plaats van de vorst een deel van diens rijk bestuurden.

Regel 8-9:     "nomine officie", moet zijn: nomine officii = uit hoofde         van zijn ambt; letterlijk uit het Latijn vertaald: uit naam van het ambt. De stadhouder, plaatsvervanger van de drossaard, trad in de zaak van deze doodslag op als aanlegger of eiser. Hij deed dat uit hoofde van de functie van de drossaard.

Regel 11:       "cruysweeghs" = kruisweegs, wat hier zal betekenen: in      de richting of vorm van een kruis; als een kruis. “

Regel 11-12: "schotel ofte panne des hoofts" = hersenpan. Schotel en panne kunnen beide ook afzonderlijk hersenpan betekenen.

Regel 12:       "bloot ende naeckt ontdeckt” = ontbloot. Veel voorkomende, typische wijze van uitdrukken in oude teksten. Bloot en naakt is een tautologie (het herhalen van een zelfde denkbeeld met een andere uitdrukking) voor bloot. Bovendien werd de hersenpan niet bloot of naakt van haar bedekking ontdaan, maar zij werd van haar bedekking ontdaan, zodat zij bloot was.

Regel 13:       "gesien ende bevonden" = gezien; opgemerkt; geconstateerd. Ook hier weer een tautologie van een veel voorkomend type (zie regel 12). Vergelijk ook: "berste oft scheure" (regel 13-14).

Regel 14:       "hooftpanne" : hersenpan (zie regel 11- 12).

Regel 15:       "halffmaensgewijse" = (gebogen lopende) in de vorm         van een halve maan.

Regel 17:       ”actum" = Latijn voor: gedaan; meestal als afsluiting van een akte: opgemaakt.

Regel 18:       -  "ut supra" = Latijn voor: als boven; verwijzing naar de datum in de eerste regel van deze akte; komt dikwijls in dergelijke stukken voor.

                         -  "in oirconden" = tot getuigenis; tot verklaring.

                         -  "et . . .” = et(cetera). De streep na de letter t in de originele tekst betekent een afkorting (een suspensie).

                         -   ”ondert . . . “ = ondert(ekend). De streep na de letter t in de originele tekst betekent een afkorting (een suspensie).

Regel 19:        ”V . . hoeven" = V(er)hoeven. De eerste letter, een  doorgestreepte letter v, is de normale afkorting (een contractie) van ver of voor.

Regel 20-21:    "principael" = hoofd; hier: oorspronkelijk. Dus de oorspronkelijke tekst, waar de tekst in deze akte een afschrift van is.

Regel 21:           "is accorderende" = overeenkomt. Het gezegde als zinsdeel bevat in oude teksten veelvuldig deelwoordconstructies van het type: hij is lopende = hij loopt.

Regel 22:            -   ”attestere ick" = getuig ik.

                            -   ”secrs" = afkorting (contractie) van het woord: secr(etari)s. Met bovengeschreven horizontale afkortingsstreep.

Regel 23:          “dese onderteeckent” = te lezen als: die deze (akte)  hebben ondertekend. Zie ook regel 1-2.

Regel 24:          “januarij" = januarii. Genitivus of tweede naamval van (zie ook het Latijnse woord januarius (de maand). In plaats van    
 r. 1) de laatste letter i wordt in vormen als januarii dikwijls de letter j geschreven. Zo ook in Romeinse cijfers, bijvoorbeeld: viij = viii = acht.

 

NOOT

(1)                 Zie voor een toelichting van de titel van deze rubriek: ”Heemkronijk", jrg. 29 (1990), nr. 1/2, blz. 25. Een afschrift van de akte over de bedoelde lijkschouwing berust met overige bijbehorende stukken in het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. Archief van de Raad van Brabant, inventarisnummer 466, dossier 6.

 

Ga terug