Graven naar belangstelling

Heemkronijk jaar:1992, jaargang:31, nummer:1/2, pag:51

GRAVEN NAAR BELANGSTELLING

door: Willem Beex

 

Mijn kennismaking met heemkundebeoefening

De eerste keer dat ik echt met de heemkundebeoefening kennis maakte, was in een verlaten middelbare school te Boxtel, waar toen-tertijd de archeologische studiedagen werden gehouden. Daar mijn oom en mijn vader tot de "Pioniers" van Brabants Heem behoren, was het voorheen wel duidelijk geweest dat het om iets bijzonders en belangrijks moest gaan. Als klein kind vind je het namelijk onvoorstelbaar dat zij zich voor iets onbenulligs inzetten.

Mijn eerste “Studiedagen" maakte ik echter mee als puber; ik verkeerde dus in een ontwikkelingsfase waarin deze vorm van argumentatie meestal verwatert en "vaderlijke activiteiten" niet tot de meest populaire onderwerpen behoren. De school ademde verder de sfeer, met alle bijhorende geuren en kleuren, die ik ook op het Hertog Jan College te Valkenswaard doordeweeks tegenkwam. De tijd en plaats voor een serieuze ontmoeting hadden niet ongunstiger kunnen zijn dan deze.

Toch werd deze eerste bijeenkomst een plezierige, daar de net ontwaakte vooroordelen onmiddellijk de kop ingedrukt werden. Heemkunde was niet alleen een bezigheid voor grijsaards, zo bleek, en behoorde niet alleen in het schemerduister van archieven uitgevoerd te worden.

Een groep jonge amateurarcheologen, die later als de "Kempen-bende" door het leven zou gaan, bleek enthousiast op jacht naar nieuwe vindplaatsen en deed haar best om de gedane ontdekkingen in een nieuw licht te plaatsen. Heidevelden, akkers en oude plaatsen bleken ineens (nieuwe) aanwijzingen te leveren voor de reconstructie van het verleden. En in het jeugdig enthousiasme van de leden van de groep sprak het als vanzelf dat de nieuwe inzichten juist op deze studiedagen naar voren gebracht moesten worden. Nog steeds komt een groot aantal van hen met grote regelmaat spreken en luisteren.

Wat voor mij toen extra duidelijk werd, was dat we niet in een statische omgeving leven. Wat we nu zien is het resultaat van een gestage ontwikkeling. En om de huidige omgeving beter te begrijpen, is een kennis van deze ontwikkeling nodig. Heemkunde draagt hier in ieder geval op haar eigen manier aan bij. Ze mobiliseert een grote groep mensen, die zich anders niet met deze materie (kunnen) bezighouden. Het zijn tevens de mensen die zich in hun eigen omgeving thuis voelen en die zich de toegang kunnen verschaffen tot de meest onooglijke details die de samenleving vorm hebben gegeven.

 

Betekenis en motivatie

De "zin" van het bezig zijn met plaatselijke cultuur is een relatief begrip. In elke omgeving, zelfs in een moderne stad als Brasilia, zijn landschappelijke, architecturale, maatschappelijke en (pre)histori-sche zaken, die een inzicht verschaffen in de lokale geschiedenis en samenleving. Wie zich in een omgeving thuis voelt, zal zich op een of andere manier dit inzicht verschaffen, of verschaft hebben, in gebruiken en in geografische kennis. In welke vorm dat geschiedt is afhankelijk van de tijd, de kennis en de mogelijkheden die een individu tot zijn beschikking heeft. Het meest simpele voorbeeld is een gedegen kennis van de lokale horeca-etablissementen.

Een streekhistoricus staat aan de andere kant van de balans. Als de eigen lokale interesse gewekt is, op welk niveau dan ook, dan zal deze interesse zich verplaatsen naar elke bestemming waar men naar toe reist, of verhuist. Bij een recente congresreis naar Bratislava kwam ik er via enkele nieuw opgedane kennissen snel achter waar het interessantste gedeelte van het oude centrum lag, hoe de indeling van de stad was, waar lekker en goedkoop gegeten kon worden, wat de prijs en kwaliteit van bloemen op een lokale markt bleken te zijn en hoeveel ordediensten, met wisselende bevoegd-heden, er rondliepen. Het vertoeven in deze stad werd er erg aangenaam door, terwijl ik er zonder enige reisgids naar toe was gegaan. Momenteel woon ik in Amsterdam trouwens op de plek waar de oude "lijnbaan" voor de V.O.C.-schepen gelegen was.

De reden, en daarmee de zin, van heemkundebeoefening is voor mij derhalve een goede kijk krijgen op de huidige situatie in een omgeving, iets wat iedereen doet die wil weten waar hij is. Dit kan vanuit elke invalshoek plaatsvinden. Heemkunde volgt daarbij alleen een (meer) wetenschappelijke benadering. Met deze gestructureerde kijk kan de heemkunde bovendien fundamenteel bijdragen aan een beter inzicht in vraagstukken op cultureel gebied in de meest ruime zin van bet woord. Vele wetenschappelijke promoties zijn gebaseerd op het aandragen van feiten en inzichten vanuit de heemkunde. En als een lokale voedingsbodem gunstig is, is hij een kweekschool voor de betere wetenschappers. Voor de heemkundigen persoonlijk is er de voldoening om in de meest alledaagse aanblikken meer te zien dan alleen een object of een landschap.

 

Profilering

Op de vraag of heemkundigen zich duidelijk genoeg profleren kan mijn antwoord kort zijn. Nee!!

Deze uitspraak kan alleen genuanceerd worden door de oorspronkelijke doelstellingen ten aanzien van adviezen op het culturele beleid. Een functie waarin de heemkunde, ook zonder daad- werkelijk politiek betrokken te zijn, naar mijn mening een rol kan vervullen.

Een dergelijke harde uitspraak heeft een toelichting nodig. Ik kan twee beredeneerde aanwijzingen geven. Eén vanuit mijn eigen vak, archeologie, en één vanuit mijn "jeugdige" kennissenkring in Geldrop. Gelukkig heb ik ook voorbeelden om een tegengestelde houding te bespeuren.

In mijn eigen vak, de archeologie, heb ik meegemaakt dat de bezuinigingen toesloegen. Daardoor moest ook het aantal abonne-menten worden doorgelicht. Een tijdschrift als "Brabants Heem" werd hiervan de dupe. Juist waar heemkundigen als specialisten op lokale informatie wezenlijke informatie kunnen brengen, bleek het aanbod in het tijdschrift niet "essentieel genoeg" om gehandhaafd te worden. Dat diverse mensen van ons instituut nog steeds actief zijn binnen het blad, zorgde voor de noodzakelijke continuïteit. Maar juist de heemkunde moet, met haar werkgroepen en beleid, in staat zijn een dergelijke beoordeling te logenstraffen.

In mijn eigen omgeving te Geldrop is de heemkunde vrijwel onbekend. Ook pogingen mijnerzijds leverden weinig op. Men kiest liever voor voetbal of het café. Daar een vriendenclub voor mij geen potentiéle lijst van deelnemers aan een vereniging is, beperkten mijn opmerkingen zich tot het attenderen op bijzondere fenomenen. Dit resulteerde echter onlangs in een reis van een groot deel van deze mensen naar Italië, voornamelijk omdat Joegoslavië afgesloten was, maar waarbij iedereen toch redelijk intensief naar de oudheden is wezen kijken. Zowel het landschap als de cultuur bleken behoorlijk tot de verbeelding te hebben gesproken en mijn hernieuwde opmerkingen hadden ineens veel meer effect.

 

Naar aanleiding van wat ze daar hadden gezien, werd een groot deel duidelijk van wat ik in het "Kempische" altijd al had verteld. Dit geeft aan dat een lange lijst van mogelijk geïnteresseerden nog altijd niet bereikt wordt, wat hun verdere actieve deelname ook moge zijn.

Als contrast gelden enthousiaste deelnemers aan de opgravingen te Geldrop. Hierbij vermeld ik ook de deelnemers van de Archeologische Werkgroep van het Philips van Horne College te Weert. Is archeologie slechts één van de vormen van de beoefening van heemkunde, door de organisatiemogelijkheden in kampen en doelgerichte activiteiten, is een jonge generatie te benaderen. En deze nieuwe "lichting" is vervolgens ingevoerd in de zaken, die heemkunde als doelstelling heeft én ze weet dat heemkundebeoefening niet per definitie saai hoeft te zijn.

Daarnaast blijkt het eveneens mogelijk, gezien het voorbeeld van de opgraving te Geldrop, bestuurders van een gemeente de waarde van het cultureel erfgoed te laten inzien. Het is een concreet voorbeeld waarin mijn "Nee" gelukkig genuanceerd moet worden. De lokale werkgroep archeologie waarschuwde op tijd voor een ingrijpend nieuwbouwplan, waardoor een onderzoek, met gemeentelijke subsidie, mogelijk werd. Nog belangrijker was de rol van de afdeling tijdens de onderhandelingsfase, door haar representatieve functie namens de lokale bevolking. Dat door dit onderzoek de eerste nederzetting uit de Laat-Romeinse Tijd in de centrale Brabantse gebieden gevonden werd, kon niemand bevroeden, maar de daaruit voortvloeiende inzichten zijn aanzienlijk.

Mijn "Nee" is derhalve een aanklacht ten aanzien van zowel het jeugdbeleid, als het ondersteunende maatschappelijke belang van de heemkunde. Op beide gebieden is er een scala aan mogelijkheden en niet alleen in de archeologie.

Voor mij is duidelijk dat heemkunde niet voldoende "leeft" binnen de uitgebreide groep aan mogelijke kandidaten van welke achtergrond en leeftijd dan ook. Bij de jeugd is "heemkunde" haast een "fout" woord. Ten aanzien van ingrijpen in het landschap, of de cultuur, is de heemkunde vooralsnog te veel op het tweede plan aanwezig. Naast de beleidsmedewerkers vanuit een wetenschappelijke of een gemeentelijke hoek, allen betrokken bij een oordeel, kan de heem-kunde een aanvullend standpunt innemen. Een standpunt vanuit de lokale samenleving. Dit klinkt misschien zwaarder dan dat het in werkelijkheid is, maar juist in kwesties waar geen wettelijke regelingen voorhanden zijn voor bescherming van monumenten, van welke aard dan ook, is een oordeel van de heemkunde als extra graadmeter welkom.

 

Autochtoon en allochtoon

Het al of niet autochtoon zijn heeft - in Brabant, maar ook daarbuiten - mijns inziens geen enkele invloed op een persoonlijke keuze van iemand om bij "heemkunde" te gaan.

Voor de autochtoon én de allochtoon heeft heemkunde pas een zin als ze zich thuisvoelen in hun omgeving en wanneer ze daarna opmerkzaam gemaakt worden op de "heemkundige" elementen in hun omgeving. Waar was ik op het ogenblik dat ik voor de eerste keer meegesleept werd (zie boven)?

In Harlingen bevond ik mij, voor veldwerk, in een volkswijk, waar geschiedenis, archeologie en cultuur nauwelijks aan de orde van de dag waren. Doordat we ons hoofdkwartier daar hadden moeten opslaan, hebben we met les geven aan de scholen, het houden van een open dag en door alledaagse gesprekken, velen het nut van ons onderzoek kunnen laten inzien. Het is onzin te verwachten dat iedereen begrepen heeft wat we deden, maar men wist van ons onderzoek en in het algemeen was men enthousiast. Kennis en inzicht geven de heemkunde zin. En daar zal ze hard aan moeten werken.

 

Milieu en archief

De heemkunde is mijns inziens geen milieugroepering. Elke specifieke taak op dit gebied is derhalve niet aan de orde. Anders is het wanneer het om het behoud van landschappelijke elementen gaat. Denk hierbij aan de beschermde dorpsgezichten, of karakteristieke omgevingen als de heidevelden, oude akkercomplexen en veen-gebieden. In deze gevallen speelt ook een sterke culturele factor, iets waarin de heemkunde haar eigen taak kan hebben. In dit geval zal een heemkundig advies kunnen bijdragen aan milieubeleid, maar altijd op andere gronden. Net zoals er naast een milieuwetgeving ook een aparte monumentenwetgeving bestaat!

Het archiefwerk is altijd een onderdeel van de heemkunde geweest. De inzet van mensen, die de (historische) stukken over hun omgeving verzameld en bestudeerd hebben, heeft vele nieuwe inzichten en gedetailleerde informatie opgeleverd. Het archief is echter niet de enige plaats waar heemkunde beoefend wordt. Een opmerking als "weg uit het archief“ is derhalve volstrekt irrelevant. Als deze uit-spraak echter veelvuldig gehoord wordt, dan is het wel een teken aan de wand voor de bekendheid van de overige activiteiten. In dat geval moet het een signaal zijn om meer aandacht aan de veelzijdigheid van heemkunde te besteden. Als de stelling dat de Europese integratie de doodsteek voor de heemkundebeoefening is, juist zou zijn, dan had de wetenschap al lang opgehouden te bestaan. Juist het internationale aspect van de universitaire wereld heeft veel bijge-dragen aan haar ontwikkeling. En heemkunde is niet meer dan de meest lokaal gebonden, en een gemakkelijk toegankelijke, variant hiervan. Daarnaast zal er, als een geïntegreerd Europa daadwerkelijk bewaarheid wordt, tevens een grotere behoefte ontstaan aan lokale deskundigen, die bovenal door een heemkunde geleverd kunnen worden.

Reorganisaties, die centralisatie van overheden en eventuele bezuini-gingen veroorzaken, kunnen wel negatief werken voor een lokale heemkunde in die zin dat subsidies en contacten van en met de overheid mogelijk verminderen. Het specialisme moet dan echter niet als een handicap genomen worden maar, als men het zuiver economisch wil spelen, als een uniek produkt van een streek.

 

Frustratie?

De door de werkgroep gestelde vragen zorgen voor een zinvolle mening omtrent de status van de heemkunde. Als “geïnterviewde” word ik tot een duidelijk oordeel gedwongen en ik heb erop gelet mijn eerste indrukken zo zorgvuldig mogelijk neer te schrijven.

Met de stellingen heb ik persoonlijk grote moeite. Hier lijkt een brok frustratie in verweven te zijn. Het zijn opmerkingen die inderdaad de ronde doen, maar waar een moderne heemkunde zich niet door in de verdediging zou moeten laten drukken. Eigenlijk is het onnodig op deze stellingen in te gaan, anders dan met het beter tonen van het scala aan activiteiten, die de heemkunde te bieden heeft. Ik hoop door mijn opmerkingen een deel van deze frustraties weggenomen te hebben, dan wel een aanzet gegeven te hebben om de heemkunde te stimuleren.

Ga terug