Heemkronijk jaar:1992, jaargang:31, nummer:1/2, pag:64
HET HEEM: AANGEBOREN OF VERWORVEN?
door: Anton van der Lee
De redaktie van Heemkronijk heeft bij gelegenheid van het 30-jarig jubileum heel wat overhoop gehaald met de vijf vragen en de vijf stellingen waarop reacties worden gevraagd. Het is duidelijk, dat hier mensen bezig zijn, die de heemkunde au serieux nemen. Terecht! En toch bekruipt mij, als een rechtgeaard Brabander die het relativeren al van kinds af aan wordt bijgebracht, het merkwaardige gevoel, dat wij vaak geneigd zijn onze bezigheden te voorzien van een gewichtigheid die lichtelijk overtrokken is. De zin van heemkundebeoefening?
Is het een schande om stiekem toe te geven, dat we er ons vooral mee bezighouden omdat we het leuk vinden? En als we dat hebben vastgesteld, is er echt wel een indrukwekkende wetenschappelijke vlag te ontwerpen, die de lading van onze favoriete vrijetijdsbesteding kan dekken.
Het is in kort bestek onmogelijk te reageren op alle vragen en stellingen. Daarom wil ik - opgegroeid in een oude boerderij in Loon op Zand en woonachtig in een Bossche nieuwbouwwijk - me beperken tot de stelling, dat voor een allochtone bewoner van een doorsneewijk ergens in een Brabantse gemeente heemkunde nauwelijks of geen zin zou hebben. Ik ga ervan uit, dat het heem van de desbetreffende allochtoon wel wat ruimer is dan alleen maar zijn eigen nieuwbouwwijk. En wanneer ik dan de heemkunde zie als het kennen van de woonomgeving in al haar facetten, op het ontmoetingspunt van verleden en toekomst, dan denk ik dat er voor die nieuwkomer nog heel wat zinnigs te doen is. Alles staat en valt met de vraag: als hoe definitief beschouw je een heem? Is een heem aangeboren of verworven?
In ons taalgebruik kennen wij het begrip "ontheemden“. We denken dan aan mensen die hun vertrouwde omgeving meestal door omstandigheden noodgedwongen hebben verlaten en die over-geplant zijn naar een vreemde omgeving, vaak met een andere kultuur en een ander klimaat. We hebben er medelijden mee, we vinden ze zielig en we hebben er alle begrip voor, dat ze "heemwee" hebben naar hun vroegere huis en haard. We vinden het ook vanzelfsprekend, dat ze hun vroegere heem in de loop van de tijd steeds meer gaan idealiseren, het bekende verschijnsel van het herinneringsoptimisme: de vervelende dingen worden het eerst vergeten. Maar in wezen zijn de mensen die van de ene naar de andere plaats verhuizen, even goed ontheemden: ook zij verliezen hun heem en ook bij hen kunnen door idealisering van hun vroegere situatie verlangens naar hun "goeie ouwe tijd“ gaan optreden. Je ziet het vaak gebeuren dat mensen na hun pensionering zouden willen terugkeren naar hun geboortedorp. Doen ze dat ook werkelijk, dan volgt meestal de grote teleurstelling; ze vinden er al niet meer terug wat ze er in werkelijkheid hebben achtergelaten en bovendien wordt het geïdealiseerde droombeeld dan nog vervangen door de nuchtere realiteit.
Naar mijn overtuiging is een heem niet aangeboren. Het is geen onveranderlijk persoonlijk gegeven. Het is een dynamisch geheel, een voortdurende positieve acceptatie van de omgeving in haar vele aspecten. De allochtoon van de nieuwbouwwijk kan zich met die positieve instelling binnen niet al te lange tijd een nieuw heem verwerven en zich weer "thuis" voelen. In één opzicht is hij echter in het nadeel: een nieuwbouwwijk hangt meestal als los zand aan elkaar en zelfs in onze nieuwe dorpswijken kennen de buren elkaar maar nauwelijks. Hierdoor komt het saamhorigheidsgevoel, dat in dorpen en oude stadsbuurten zo sterk aanwezig kan zijn, niet tot ont-wikkeling. Ook de sociale controle blijft er ontbreken. Gelukkig maar, zullen sommigen denken die sociale controle graag vertalen als ongewenste bemoeizucht van de buren.
De werkelijkheid ligt anders. Amerikaanse onderzoekingen hebben uitgewezen, dat de toename van de criminaliteit voor een heel groot deel te wijten is aan de teloorgang van de sociale controle. Amerika is een land van verhuizers: gemiddeld verhuist de bij het arbeidsproces betrokken Amerikaan eens in de drie jaar. Hij schiet nergens meer wortel, is ontheemd in de meest extreme zin van het woord en zijn gedrag wordt niet meer mede bepaald door de normen van de groep, de leefgemeenschap.
We weten uit ervaring, hoe in een hechte gemeenschap het normenstelsel funktioneert. "Voor het oog van het kerkvolk" wordt veel gelaten of gedaan; op afwijkend gedrag staan zware sancties, in laatste instantie uitstoting. Maar daar staat dan wel tegenover, dat die gemeenschap de leden veel te bieden heeft. Ze geeft het veilige gevoel van erbij te horen, opgenomen te zijn; ze biedt zekerheden over wat wel en niet kan of mag; ze neemt op die manier veel beslissingen voor de mensen en maakt zo het leven gemakkelijker en aangenamer. Ze geeft overzichtelijkheid door kleinschaligheid.
Onaangepasten hebben het veel moeilijker; juist die voelen zich vaak "unheimisch".
In ons land - en ook in Brabant - hebben we met dezelfde proble-matiek te maken, zij het dan in wat minder ernstige vorm. De woningnood na de Tweede Wereldoorlog en de gemiddelde verkleining van de gezinnen bij een toenemend aantal inwoners hebben geleid tot met de liniaal ontworpen nieuwe wijken, die vaak niet of nauwelijks assimileerden met de bestaande gemeenschappen. Hoeveel plaatsen in Brabant bestaan tegenwoordig uit een "oud dorp" en een "nieuw dorp"?
In hoeveel dorpen leeft de grote frustratie over het feit dat de nieuwkomers zich nestelen in allerlei bestuursfunkties, zowel in het verenigingsleven als in de plaatselijke politiek? Gemakshalve wordt daarbij dan vergeten, dat de autochtonen zich uit laksheid voor die funkties niet beschikbaar hebben gesteld. Waarom zou je je ook druk maken, zolang een ander dat wil doen?
Belangrijker dan de vraag of heemkundebeoefening voor de allochtone nieuwbouwwijkers zinvol is, lijkt het mij dat we ons afvragen hoe we deze mensen kunnen opvangen en bij ons werk betrekken. Misschien kan daaromtrent een stelling worden gepo-neerd bij gelegenheid van het 40- jarig jubileum van Heemkronijk.