Doortje van den Konijnenberg

Heemkronijk jaar:1992, jaargang:31, nummer:3, pag:113 -127

DOORTJE VAN DEN KONIJNENBERG

De laatste baker van Heeze

door: Guusje Veldhuizen

 

In Heeze was ze een begrip! Iedereen kende haar als 'Doortje' en net als de pastoor, de bakker en ”den dokter” die ook dagelijks aan de weg timmerden, had ze geen nadere aanduiding nodig.

Tussen 1930 en pakweg 1965 gaf ze aan duizenden (!) moeders in barensnood de zekerheid dat het allemaal wel goed zou komen, en voor even zovele nieuwe mensenkinderen stond ze borg op het cruciale moment van hun zijn, geboren worden. Dikwijls mét en even zovele keren zonder de legendarische dokter Pietje Theeuwen (1) hielp ze in Heeze, twee- tot drieduizend borelinkskes bij de start van hun leven.

Haar ongehandschoende handen waren de eerste die het nuchtere wichtje mochten koesteren en …. bakeren. De dokter en de zuster waren door toevalligheid van het leven op elkaar aangewezen en pasten bij elkaar als de aantrekkingskracht van twee uitersten. Allebei startten en eindigden ze hun medische loopbaan tussen 1930 en 1965, maar ook gedurende al die lange jaren waren ze overburen in de Emmerikstraat. Dat was niet alleen gemakkelijk in die communicatiearme tijd, er ontstond zodoende ook die speciale band van “ons kent ons”!

 

Hiermee houdt verder iedere gelijkenis op. Kan men nu nog - 25 jaar na dato - over dokter Pietje, zonder overdrijving, uit de losse pols een trilogie schrijven met de meest fantastische verhalen in alle kleur-schakeringen, over zijn 'rechterhand' baker Doortje heerst stilte, zoals ze in haar dove wereld in stilte haar werk deed en er nooit over praatte; dát deed men niet, zelfs zonder zwijgplicht. Zodoende kwamen haar eigen kinderen rond hun vijftiende jaar er pas achter wat moeder eigenlijk ging doen, wanneer ze op hun vraag altijd antwoordde: "Ik ga weer ‘n kiendje wassen!"

Over de laatste baker van Heeze, Doortje van den Konijnenberg (haar meisjesnaam die ze beroepshalve bleef voeren), geen spannende verhalen of aardige anekdotes. Wat dan wel? Alles en iedereen heeft zo zijn eigen geschiedenis, al is deze nog zo nederig. We zullen zien wat ze in dit geval te vertellen heeft.

 

Het ouderlijk nest

Nog geen twee jaar is de kleine Doortje, als op 26 oktober 1898 haar vader plotseling sterft! Het moet wel een onverwachte dood geweest zijn, want drie weken eerder had de 64-jarige 'jonge' vader Antony van den Konijnenberg nog op het gemeentehuis in Someren aangifte gedaan van de geboorte van zijn elfde kind, Wilhelmina.

Vader Antony over wie de archieven prijsgeven dat hij zijn brood afwisselend verdiende als wever, winkelier en venter, had op dat moment en voor die tijd al een heel leven achter de rug; een leven zwaar van zorgen en geploeter. Twee ”huisvrouwen' en twee kinderen uit die vorige huwelijken had hij al ten grave gedragen voordat hij de 26-jarige Marieke van Otterdijk trouwde, een jonge, flinke, maar vooral gezonde vrouw.

Zes dochters en een zoon had Marieke hem geschonken, maar de tijd was hem niet gegeven ze groot te brengen. Door zijn tragische dood waren alle ingrediënten voor het grote drama aanwezig; moeder Marieke van Otterdijk werd op haar achtendertigste weduwe met de zorg voor zeven kinderen tussen de elf jaar en drie weken!

Geen wonder dat jonge kinderen vroeg op eigen benen werden gezet. Na de lagere school werd al snel een arbeidsplaatsje gezocht, want het leven zelf was een goede leerschool en iedere stuiver meer maakte je onafhankelijker van de armenzorg.

Zodoende verhuisde al twee jaar later het dertienjarige oudste dochtertje Hendrika naar Heeze om te gaan werken als dienstbode voor dag en nacht in het gezin van de weduwnaar Johannes van Lith en zijn twee zonen van 12 en 15 jaar. 

 

Een familie van bakers

Moeder Marieke was na de dood van haar man nog in de kracht van haar leven, beheerste het vak van naaister en …. leerde bakeren. Van wie? Haar moeder of buurvrouwen of al doende? Zeer waarschijnlijk was haar 'leermeester' haar eigen tante Petronella Otterdijk- Snijders (zus van moeder) (2), een bevoegde vroedvrouw en in dienst van de gemeente Someren. Het is een beetje gissen, maar zeer waarschijnlijk heeft tante Petronella, bij gebrek aan opvolging en zelf ook niet meer van de jongste, het vak in de praktijk aan Marieke geleerd.

De Helmondse krant "De Zuid-Willemsvaart" van 21 mei 1910 schrijft: "Den 10de Mei herdacht de weduwe A. van Otterdijk (Petronella) den dag, waarop zij voor 50 jaar alhier tot vroedvrouw werd benoemd." (Tante Petronella is dan 83 jaar!)

Zes jaar later, op 19 februari 1916, meldt de krant een ingezonden stuk uit Someren:

"Naar ik verneem is het gemeentebestuur van plan een gediplomeerde vroedvrouw aan te stellen. Eene sollicitante moet zich reeds voorgedragen hebben. Iets beters, iets noodzakelijkers kan er wel gedaan worden. De nog levende is, (Petronella Snijders) o jammer, haast bij de negentig jaren oud en dus niet meer in staat de helpende hand te bieden. Verstandig, welbespraakt, vlug, handig, was zij de vrouw op de rechte plaats en verdient  als zodanig onze hooge achting. Moge de nieuwe hare voetstappen drukken! Dan kan er een einde komen aan het onbevoegd, onhandig, roekeloos optreden van enkele vrouwen, die in den laatsten tijd zoo verwaten waren te meenen, dat ook zij genoeg in staat waren bij het vrouwelijk geslacht in den noodigen gevallen te kunnen optreden en diensten te verleenen. 't Is maar jammer, dat door hare onbedrevenheid droevige gevolgen te noemen zijn."

 

Onbevoegd maar noodzakelijk

Hoewel in de tweede helft van de negentiende eeuw de meeste steden een vroedvrouw in dienst hadden, waren grote delen van het platteland verstoken van snelle, betrouwbare hulp bij bevallingen. Zo waren in 1881 de Kempen, Noordoost-Brabant (de noordelijke Peel) en de  dorpen rondom Breda wel aangewezen op de goed bedoelende maar niet opgeleide bakers.

In veel van deze plattelandsgemeenten was zelfs geen arts gevestigd! Daardoor kwam het 'onbevoegd verlossen' geregeld voor uit pure noodzaak. Dit betekende, dat de moeder of buurvrouw de aanstaande moeder tijdens de bevalling wel moest bijstaan! Soms werd er wel geprobeerd een vroedvrouw of dokter te halen, maar dat duurde vaak te lang. Zo'n buurvrouw of moeder kon een zekere handigheid krijgen in het assisteren bij de bevalling en op grond hiervan ook bij andere dorpsgenoten de helpende hand bieden.

 

Van oudsher hield de baker, vaak een oudere vrouw uit het dorp, zich met kraamzorg bezig: het verzorgen van moeder en kind en het huishouden. De bevolking had daarom veel vertrouwen in haar;  geen wonder dat zij daarom ook bij de bevalling hielp (3).

Op de hierboven geschetste situatie vormde het kleine dorpje Heeze een uitzondering. In het streekarchief vond ik een lijstje waarop vanaf 1810 in Heeze wonende en werkende vroed- en heelmeesters, chirurgijnen en dokters in de medicijnen voorkomen (4).

 

Verhuizen en nóg meer kinderen

Om wat voor redenen dan ook, de weduwe Marieke van den Konijnenberg- van Otterdijk verliet in 1905 met zes van haar kinderen haar bakermat Someren en verhuisde naar Heeze.

Ze vond woonruimte in buurtschap het Kruis en …. hertrouwde een jaar later met de 45- jarige weduwnaar mét …. vijf kinderen! (5) Hoeveel kinders kreeg moeder  Marieke toen onder haar vleugels?

Zoals  gezegd: de dertienjarigen werden al snel uitbesteed e, maar de bezorgdheid om al die kinderen zal er niet minder om zijn geweest.

 

Doortje

Haar dochter Doortje, hoofdpersoon in dit verhaal, was toen inmiddels tien jaar en moest nog enkele jaren bij de nonnetjes naar school in het toenmalige klooster. (Nu het gemeenschapshuis ‘Het Tovernest’)

Drie jaar later moest ook dit durske, bijna nog een kind, gaan dienen in  huishoudens van de ‘gegoeden’, in Geldrop, Eindhoven en Helmond. Dienen, een mooi werkwoord voor een slecht betaald baantje, waarin je als  daghitje of intern van ‘s morgens heel vroeg tot 's avonds laat de orders  van mevrouw moest uitvoeren. Een getuigschrift uit die tijd vermeldt dat Doortje een zeer goede kokkin bleek te zijn. 

 

 

 

 In de voetsporen van moeder: …. bakeren!

De moeder van Doortje, Marieke Otterdijk (het was zeker traditie dat bakers hun meisjesnaam bleven voeren), was na het grootbrengen van al die kinderen én dertig jaar bakeren moe en oud geworden. Ze dacht aan opvolging en dacht aan haar dochter Doortje. Deze - inmiddels dertigjaar en nog ongehuwd - kreeg de mogelijkheid om in het Binnenziekenhuis in Eindhoven een professionele opleiding te volgen voor baker.

Op 13 april 1929 ontving ze na een driejarige opleiding haar diploma voor BAKER en kwam ze in dienst van het WIT-GELE KRUIS in Heeze, dat daar in 1923 was opgericht. Je zou kunnen stellen dat baker Doortje in dienst was op oproepbasis. Wanneer een vrouw in verwachting was, dan ging deze eerst naar de dokter en vervolgens naar baker Doortje om dit te melden en de bakerhulp te reserveren. Dan viel soms het volgende dialoogje te beluisteren: …. Moeder met een stel kinders rond haar rokken kwam bij Doortje (in de winkel). "Ja, Doortje, ik ben weer aangeteld hoor, ik ben er weer bijl" Vroeg kleine Jantje heel geïnteresseerd "waar bende gij bij, moeder?" Ach jonge, bij de 'Schut' natuurlijk!"

De baker noteerde dan in haar schrift de naam, adres en de verwachte datum van geboorte en bemoeide zich verder niet meer met de vrouw tot het moment dat de bevalling begon.

 

Baker voor het leven

Het eerste jaar liep de jonge baker Doortje nog met haar moeder mee, vooral om ervaring op te doen, maar ook omdat er in die preutse tijd nog mensen waren die het ongepast vonden dat er een ongehuwde vrouw aan het kraambed stond!! (ook religieuzen mochten volgens de ordevoorschriften niet bij  bevallingen aanwezig zijn in die tijd).

Nadat Doortje van den Konijnenberg op 5 november 1931 getrouwd was met Willem van Eert, kon haar moeder met een gerust hart haar werkzaamheden overdragen aan haar dochter. De oude baker van Heeze, Marieke van Otterdijk, was toen 72 jaar!

 

Een druk bezet leven

Willem van Eert en Doortje startten omstreeks 1934 een winkeltje in van alles in de voorkamer van hun kleine dorpswoning in de Emmerikstraat. Galanterieën, serviesgoed, wat speelgoed, drogis-terijspullen en allerlei spulletjes die een huishouden uit de jaren dertig nodig had. Willem en Doortje kregen drie kinderen.

Naast het intensieve werk van huishouding, kinderen en winkel, werd er veel en ongeregeld een beroep op de baker gedaan. Het was de tijd van de grote gezinnen; op een bevolking van 3000 zielen in Heeze werden jaarlijks om en nabij de 100 kinderen thuis geboren, gemiddeld twee per week en dikwijls midden in de nacht.

In de jaren dertig was de gezondheidszorg op het platteland van Brabant nog in een zeer primitief stadium. Daar was de huisarts dokter Theeuwen die letterlijk dag en nacht en zeven dagen in de week beschikbaar moest zijn voor de bevolking van Heeze én Leende en een grote straal dun bevolkt gebied rondom, zonder verharde wegen! Vanzelf dat een goede samenwerking vereist was met zijn twee onmisbare hulpen: de wijkzuster Wachters en baker Doortje. Een eigen wijkgebouw was er nog niet. Zuster Wachters hield iedere dag 'n spreekuurtje in het R.K. Bondsgebouw, het gemeenschapshuis van toen, meestal in het middaguur. Zodoende kreeg ze veel kinderen met kleine ongevalletjes te behandelen, zoals kapotte knieën, want jongetjes droegen korte broeken

 

Communicatie

De telefoon was nog een zeldzaam gebruiksvoorwerp. Nu we zelf bijna op iedere kamer zelfs een draadloze onder handbereik hebben, kunnen we ons niet voorstellen hoe te leven zonder. Tussen 1930 en ongeveer 1955 hadden de dokter, pastoor, fabrikant en postkantoor een aansluiting, plus misschien nog enkele bevoorrechte particulieren.

Wanneer een aanstaande moeder de tijd rijp achtte, stuurde ze iemand om de baker te halen. Doortje eiste wel dat ‘s nachts iemand haar begeleidde, want de buurtschappen waren ver en eenzaam, de wegen onverhard en onverlicht, ook tot ver na de oorlog.

De baker zorgde dat alles klaar stond voor de bevalling en stuurde weer iemand om de dokter te halen wanneer het moment daar was. Het was een soort eer om hem nooit te vroeg te laten komen (tijd was nog geen geld maar wel kostbaarder). Kwam de dokter als het kind al was geboren en alles was in orde, dan was er alle reden om een glaasje brandewijn met kandijsuiker te drinken op de gezondheid van moeder en kind. Vervolgens werden de pastoor en de wijkzuster van het nieuws op de hoogte gebracht. Waren het uur van de geboorte en het weer een beetje redelijk, dan werd het kind nog dezelfde dag gedoopt (bij de katholieken). Het kind werd ten doop gehouden door de peetouders of door baker Doortje die zodoende peettante werd van tientallen Heezenaartjes. Was de boreling wat aan de minne kant, de kerk ver of het weer bar en boos, dan kreeg het kind een nooddoop, verricht door de dokter of de zuster. Hiermee eindigde de taak van de baker.

De volgende zes dagen kwam de wijkzuster - een gediplomeerde verpleegster - twee keer per dag moeder en kind verzorgen. De zorg voor huishouding en andere kinderen werd gedaan door familie en buren.

 

Arm en vindingrijk

Improviseren was in de arme tijd van crisis en oorlog een kunst en pure noodzaak. Zo kwam baker Doortje eens in een gezin waar de meest elementaire dingen ontbraken. De woning een hutje, het bed het woord niet waard, nauwelijks water, vuur, kleding of voedsel aanwezig. Wel veel vuile koude kiendjes, wel tien in getal, die eerst niet zichtbaar waren, doordat ze muisstil bij elkaar in een bedstee zaten. Toen Doortje iets hoorde en richting bedstee keek, zag ze tien verschrikte smoeltjes tussen, boven en onder het gordijn gluren. Toen bleek dat pa een held op sokken was voor de komende gebeurtenis, stuurde ze deze het bos in om hout te sprokkelen voor het fornuis en een konijn te strikken om te eten. De overlevering vertelt niet waar ze al die kiendjes onderbracht tijdens de geboorte van nummer elf. Zelf bracht de baker in die armoetijd zeep, handdoeken, gaasjes en dergelijke mee.

Eens, het was zeker een onverwachte gebeurtenis, was voor het kind nog geen vezel te vinden, waardoor 'miss Nightingale' even van rol veranderde in de Barmhartige Samaritaan door zonder aarzelen haar schort in  repen te scheuren om het kind in te wikkelen.

Een andere herinnering uit die  jaren was nog schrijnender. Een  vrouw in barensnood moest naar  het ziekenhuis omdat er van alles verkeerd dreigde te gaan, doch haar weinige kleren lagen in de tobbe te weken.

Zonder omwegen trok Doortje haar kleren van de man aan en zelfs zijn nog vuile laarzen. Toch was dit geen uitzondering! Om die reden kregen alle derdeklaspatiënten in die tijd ziekenhuiskleding aan. Lange katoenen nachtponnen voor de vrouwen en gestreepte piama's voor de mannen. Maar er viel gelukkig ook nog wel eens te lachen. Eens kwam Doortje bij een kraamvrouw die heel creatief van een juten zak een soort jakje had gemaakt met precies in front het opschrift: "MOEDERS VLUG KOKENDE HAVERMOUT".

De vijf oorlogsjaren waren ongetwijfeld de moeilijkste, vooral door de diepe duisternis in de nacht. De beroemde ”knijpkat” en de afgeschermde carbidlamp op de fiets konden een straaltje verlichting geven. Eens werd de zeer slecht horende baker door een Duitser aangehouden. Daar Doortje de man niet had gehoord schrok ze zich bijna een hartverlamming.

 

Om zich beter herkenbaar te maken droeg ze voortaan ”s nachts een bruine lange sluier en kreeg ze van dokter Theeuwen een ‘Ausweis’.

 

Zilveren jubileum en insigne van de federatie

In september 1954 werd baker Doortje in de schijnwerpers gezet na vijfentwintig jaar bakerschap in dienst van het Wit-Gele Kruis. Iedereen wil wel eens een aai over z'n bol en zodoende had Doortje zich erg op deze dag verheugd. De dag begon om negen uur met een H. Mis uit dankbaarheid, opgedragen door deken Berkelmans in een volle kerk. Heel mooi, maar toch had Doortje haar eerste teleurstelling nog niet verwerkt. Ze zou namelijk van huis naar kerk begeleid worden door honderden kinderen, allemaal eens haar borelinkskes. Dat plan was kennelijk mislukt, want er stonden maar twee kinderen voor de deur. De receptie werd gegeven in het wijkgebouw, de voormalige St. Aloysiusschool, die was herschapen in een bloementuin, door bloemstukken van o.a. de baron, de hele middenstand, en particulieren. Er stonden ook veel taarten! Die waren toen nog “in” om te geven. Het ontvangstcomité was indrukwekkend: het voltallige Wit-Gele-Kruisbestuur, de deken en zijn beide kapelaans, burgemeester Cox, wethouder Eijsermans, secretaris Van de Heijden, de wijkzusters Houtsma, Beunen en Wachters, dokter Theeuwen met zijn vrouw. Door de speech van vice-voorzitter Verberne weten we hoe het wegenbestand er in die dagen uitzag: "Bij dag en nacht heeft Doortje zich ingezet voor het Wit-Gele Kruis, bij goed of slecht weer, over gebaande wegen of door karresporen, over doorploegde wegen, over smalle glibberige paadjes of door grote modderpoelen(!), altijd was ze present als er een beroep op haar gedaan werd."

Hij speldde haar het insigne van de Federatie op. De pastoor dankte Doortje o.a. voor de vele nooddopen die door haar waren verricht;   “…. door Doortje gedaan, kan men veilig aannemen dat het goed gedaan is ….”.  Wijkzuster Houtsma liet weten dat door de kennis van de baker de zuigelingensterfte in de laatste 25 jaar sterk gedaald was!!

Als aandenken aan die duizenden gezonde baby’s in Heeze kreeg Doortje een luxe fotoalbum aangeboden, dat tot ieders grote verbazing en (tweede) teleurstelling geheel leeg was. De foto's van al die kinders moesten nog gemaakt worden!

Het is er nooit van gekomen!

Doortje de baker werd opgevolgd door de kraamverzorgster: de zuster voor dag en nacht!

Een nieuwe variant van een van de oudste en vrouwelijkste beroepen ter wereld! Zolang er baby’s worden geboren, zullen zij van node zijn! In 1984 werd door B. en W. van Heeze besloten een nieuwe straat naar Doortje te noemen met de volgende woorden aan de Raad: "Na zorgvuldige overwegingen heeft ons college besloten Uw raad voor te stellen de naam van een tweetal vrouwen, die in het nabije verleden zeer verdienstelijk voor ons dorp zijn geweest, aan twee straten te verbinden. Het gaat om "Doortje van den Konijnenberglaan".

Doortje van den Konijnenberg is vanaf 1929 gedurende enige tientallen jaren vroedvrouw (haar diploma uit 1929 noemde haar officieel "baker") in ons dorp geweest. Met haar liefdevolle hulp en zorg werden ruim 2000 kinderen ter wereld gebracht. Dag en nacht stond zij paraat, haar enige vervoermiddel was de fiets. Aan het kraambed van vele aanstaande moeders bracht zij rust en vertrouwen." (5) (De andere vrouw was zuster Stella (Everdina Jansen), hoofdzuster van de voormalige bewaarschool.)

De kinderen van Doortje reageerden met o.a. de volgende woorden: "Het vervult ons met trots en blijdschap dat "ons moeder", te zamen met zuster Stella, die eer te beurt valt. Uit de verhalen van moeder, die zij zeer discreet vertelde, weten we dat zij veel herinneringen had juist aan die plaats waar nu haar naam veel jaren zal voortleven." (6)

 

Naschrift

Heel graag had ik U nog iets meer willen vertellen over de bakeroplei- ding uit de jaren dertig. Helaas blijkt dat het voormalig Binnen-ziekenhuis Eindhoven geen archief heeft bewaard.

Ook heb ik nog gezocht naar het dienstverband dat baker Doortje had bij het Wit-Gele Kruis in Heeze. Hoeveel verdiende een baker en werd ze betaald per bevalling of per maand, enz.?

Maar ook bij deze instelling zijn de paperassen vanaf de oprichting in 1923 tot aan de jaren vijftig spoorloos.

Jammer voor de geschiedschrijving!

 

Noten

(1)     Guusje Veldhuizen, “Dokter Piet Theeuwen uit Heeze, 1902-     1968. Dorpsarts tegen wil en dank", in Heemkronijk jaargang 30 (1991),  nr. 3-4,  p. 91-104.

(2)     Petronella van Otterdijk-Snijders: geh. Someren, 1827, vroedvrouw in Someren gedurende 50 jaar.

(3)     Uit: Bij ons moeder en ons Jet. Brabantse vrouwen in de 19de en 20ste eeuw. ('s-Hertogenbosch/Zutphen 1989).

(4)     Artsen in Heeze:

In 1810 woonde in Heeze de vroedmeester en chirurgijn Peter Antonie Bungeners, op 09-03-1804 gepromoveerd in 's-Hertogenbosch als vroedmeester en 17-12-1806 in Breda als chirurgijn.

In 1829 werd in Heeze benoemd de heel- en vroedmeester 'Theodorus Dupuis uit Antwerpen die de vroedvrouw Maria de Groot verving. Van de gemeente ontving hij fl. 2,50 per bevalling en 200 gulden per jaar uit de gemeentekas en genoot hij vrij wonen. 35 jaar lang diende hij de bevolking van Heeze tot aan zijn dood in 1864. Een tijdgenoot en dorpsgenoot dus van dominee Kremer.

Johannes LA. Kremer, geb. Urmond, 11-08-1798, benoemd als dominee in Heeze in 1825, overleden in 1867. Hij was beroemd om zijn kennis over oogheelkunde; bijgenaamd de 'ogen-dominee'.

In 1866 vestigde zich hier de Leidenaar Petrus Matheus Vossen, geb. 13-10-1813 in Leiden, benoemd in Heeze op 27-12-1865, gekomen van Geldrop, die 24 jaar lang de geneeskunst beoefende met de weinige kennis en middelen die toen voorhanden waren, tot aan zijn dood in Heeze op 23-09-1889.

Onmiddellijk hierna kwam op 10-10-1889 een zekere J.H. Gijrath, die in 1893 met eervol ontslag vertrok naar Valkenswaard. Achtereenvolgens vestigden zich hier de volgende artsen:

Op 29-09-1893 Philip Johan Vierdag uit Nederlands-Indië afkomstig, geb. op 15-10- 1861 te Menado in de Minahassa.

Hendrikus Weijers, geb. 10-03-1870 in Appingedam, gekomen uit Amsterdam op 16- 05-1899 en op 03-07-1901 vertrokken naar Vlijmen.

De volgende geneesheer voor Heeze was de Amsterdammer Hendrik Lindner, die kwam van Duiven op 03-08-1901 en bleef tot februari 1907.

Cornelis van der Mijle was zijn opvolger, geb. in Barendrecht in 1867; hij vertrok naar Amsterdam op 15-03-1929.

Dokter A.J. Kwisthout, nog een bekende naam in Heeze, werd in 1932 opgevolgd door de Heezenaar P.H. Theeuwen, tot aan zijn dood in 1967.

Op dit moment waken vier huisartsen over de gezondheidszorg voor de ongeveer 9000 inwoners van Heeze.

(5)   Brief van B. en W. van Heeze aan de Raad, 14 november 1984.

(6)    Brief aan de burgemeester van Heeze, 17 november 1984.

 

Ga terug