Heemkronijk jaar:1995, jaargang:34, nummer:3/4, pag:121 -133
HET BURGEMEESTERSVERZET IN ZUIDOOST-BRABANT; NAOORLOGSE ACTIE IN GELDROP
door: J.J.F. de Waal
Inleiding
Een half jaar nadat de Tweede Wereldoorlog beëindigd was, vond in het gemeentehuis van Geldrop een bijzondere vergadering plaats. Op 27 november 1945 waren daar op initiatief van de burgemeester van Nuenen vertegenwoordigers (burgemeesters, secretarissen, een ambtenaar) van gemeenten in Zuidoost-Brabant bijeengekomen. De aanwezigen bespraken de mogelijkheid om een aanklacht in te dienen tegen hen die verantwoordelijk geweest waren voor het vorderen van mensen voor gedwongen arbeid voor de Duitse Wehrmacht. Zij wilden de hoofdschuldigen als oorlogsmisdadigers gerechtelijk laten vervolgen.
De bezetter had in 1944 behoefte gekregen aan werkkrachten voor de Atlantikwall in de provincie Zeeland en voor het Duitse vliegveld bij het Peeldorpje Rips. De meeste burgemeesters in Zuidoost-Brabant trachtten toen onder de geëiste medewerking met de Duitsers uit te komen. Zij pleegden passief verzet en verenigden zich in twee kleine groepen: de kring ’Croy’ (genoemd naar het gelijknamige kasteel met omgeving in de gemeente Aarle-Rixtel) en de kring ’Geldrop’.
Het burgemeestersverzet in Zuidoost-Brabant heeft veel slachtoffers onder de deelnemers geëist. Zo overleefde van de zeven op 6 juli 1944 in Vught gearresteerde burgemeesters alleen Fried Manders uit Leende de verschrikkingen in de concentratiekampen, waar ze allen terechtkwamen. Met de geruchtmakende moord op de burgemeesters van Asten en Someren in de nacht van 14 op 15 augustus 1944 werd het burgemeestersverzet in Zuidoost-Brabant definitief gebroken.
Uit het verslag van de bijzondere vergadering op 27 november 1945 blijkt Geldrop voor de bijeenkomst te zijn uitgekozen omdat deze plaats onder leiding van K.L.H. van der Putt een centrum van het burgemeestersverzet was geweest. De burgemeester van Nuenen merkte daarover in het Geldropse gemeentehuis waarderend op "dat hier in deze zaal de vaderlandsche wind woei met volle kracht, waar snel en kloek besluiten werden genomen ".
Een commissie uit de vergadering van 27 november 1945 zou bepalen op welke wijze de gezamenlijke aanklacht moest worden ingediend. Iedere burgemeester zou na de bijeenkomst een rapport over de Duitse dwangmaatregelen in zijn gemeente naar de commissie sturen.
Hoe de zaak na de Geldropse vergadering is verlopen, heb ik niet onderzocht. Wel is bijvoorbeeld bekend dat Heinrich Sellmer, destijds de Beauftragte die de burgemeesters in Vught op het matje geroepen had, in 1949 tot twee jaar cel veroordeeld werd. Deze straf stond in schril contrast met het vreselijke lot dat veel burgemeesters aan hem te danken hadden. Niet voor niets sprak de burgemeester van Nuenen tijdens de vergadering in Geldrop als zijn overtuiging uit "dat er in Nederland geen enkele Burgemeestersgroep is geweest, waar zooveele en zoo zware offers werden gebracht als juist hier”. De Leendse burgemeester Fried Manders, door de vergadering van 27 november 1945 aangewezen als lid van de commissie voor de aanklacht, heeft na de bijeenkomst in Geldrop zijn ervaringen in de Duitse concentratiekampen op schrift gesteld. Het verhaal is in vier voorgaande afleveringen van de Heemkronyk gepubliceerd. Als afsluiting van de serie kampbelevenissen van Manders, die toch zijn voortgevloeid uit het burgemeestersverzet in Zuidoost-Brabant, volgt hierna het integrale verslag van de vergadering in Geldrop die intussen een halve eeuw achter ons ligt.
Lambert van de Kerkhof uit Bakel was zo vriendelijk mij een kopie van de letterlijke tekst van het bewuste verslag, een onthullend document, te verschaffen voor publikatie in de Heemkronyk. Na de lezing ervan dringt zich de vraag op of de vermelde gebeurtenissen in onze geschiedschrijving niet onderbelicht zijn gebleven. De vijftigste herdenking van het einde van de laatste wereldoorlog heeft een stortvloed van publikaties opgeleverd. Het burgemeestersverzet in Zuidoost-Brabant is in dat verband geen afzonderlijk onderwerp van studie geweest. De strijd, de opoffering en het leed van zovelen die betrokken waren bij deze burgemeesterskwestie verdienen meer aandacht dan er tot dusver aan geschonken is.
J.J.F. de Waal
Bespreking van Burgemeesters uit de omgeving van Geldrop in verband met de aangifte ter berechting van oorlogsmisdadigers, gehouden op Dinsdag, 27 November 1945 des namiddags te 2½ uur in de raadzaal ten gemeentehuize van Geldrop.
Presentie
Aanwezig waren:
H. van der Heijden wnd. Burgemeester te Geldrop
A.C. Bossers Secretaris te Geldrop
G.J.A. Manders Burgemeester te Leende
J .C.J . Verheugt Burgemeester te Mierlo
M. v.d. Palen l. Burgemeester te Waalre
drs. A.M.A.J. Willekens wnd. Secretaris te Reusel
J .M. Boerenkamp wnd. Burgemeester te Someren
C. Westelaken Secretaris te Veldhoven
J.M. v.d. Ven wnd. Burgemeester te Best
H. v. Zeeland Secretaris te Best
Vriends wnd. Secretaris te Maarheeze
van Nuenen Ambt. ter Secr. te Lieshout
J .A.C.M. Soeterboek wnd. Burgemeester te Bakel c.a.
J. Cornelissen wnd. Secretaris te Bakel c.a.
A.J.M. Braam wnd. Secretaris te Son c.a.
L.J.A. Stevens wnd. Burgemeester te Gemert
P.J.E. Visschers Burgemeester te Vessem c.a.
P.J. Goossens Burgemeester te Bladel c.a.
P.J. Goossens wnd. Burgemeester te Hoogeloon c.a.
Jhr. Mr. C.T. van Rijckevorsel Burgemeester te Nuenen c.a.
Opening
De wnd. Burgemeester van Geldrop opent deze bijeenkomst en spreekt een woord van dank uit tot allen, die ondanks den grooten afstand toch gehoor hebben willen geven aan zijn oproep om naar Geldrop te komen. Hij zegt, dat het initiatief tot deze bijeenkomst is uitgegaan van den Burgemeester van Nuenen c.a., die het doel van deze samenkomst aanstonds zal uiteenzetten.
Hij is de meening toegedaan, dat alle aanwezigen, vooral de ouderen tijdens de bezetting met geweldige moeilijkheden te kampen hebben gehad. De bijeenkomst beoogt te zamen de mogelijkheid en de wenschelijkheid te bespreken van het doen van aangifte als oorlogsmisdadigers tegen hen, die verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de moeilijkheden in verband met het aanwijzen en ophalen van arbeiders voor de verdedigingswerken en tegen hen die in verband hiermede de Burgemeesters ter verantwoording hebben geroepen en sommigen daarvan doen arresteeren en wegvoeren naar Duitschland.
Na deze korte inleiding geeft hij het woord aan den Burgemeester van Nuenen c.a., om straks alle aanwezigen in de gelegenheid te stellen van gedachten te wisselen, over eventueel te nemen maatregelen in verband met de berechting van oorlogsmisdadigers.
Toespraak burgemeester van Nuenen c.a.
Hierna spreekt de burgemeester van Nuenen c.a., de heer C. van Rijckevorsel ongeveer als volgt:
"Mijne Heeren,
Mij dunkt, dat het zeer nuttig is om een onderlinge bespreking te houden, of het al of niet wenschelijk is, dat gemeenschappelijk aangifte van oorlogsmisdrijven wordt gedaan.
Het is de bedoeling, dat iedereen het zijne zegt, om uiteindelijk te komen tot een gezamenlijke aanklacht tegen oorlogsmisdadigers.
De kern van de zaak, waarom het hier gaat, is de "dwang" tot het zgn. "vorderen" van eigen bevolking tot het verrichten van werk aan verdedigingswerken en stellingen.
Ik noem het een gelukkige gedachte van den Burgemeester van Geldrop de uitnodiging uit te breiden tot meerdere gemeenten, dan die, welke gelegen zijn in den kring Geldrop en de Croy, want wij allen hebben dezelfde moeilijkheden gehad en de gezamenlijke actie, die het gevolg van deze bespreking moet zijn, zal des te grooter effect sorteeren.
De Zeeland-questie en andere dwangmaatregelen hebben tengevolge gehad:
1° het arresteeren van weigerende burgemeesters,
2° de smeerige en rotte behandeling in concentratiekampen en tenslotte:
3° de dood van meerderen van hen.
In al deze feiten zijn oorlogsmisdrijven te zien.
Op ons rust de moreele plicht, deze zaak in ernstige overweging te nemen, op ons, omdat de burgemeesters, die toendertijd hun rol speelden, hoofd van hun gemeente waren, zoodat nu die gemeenten op behooren te komen voor de eer en het recht van hun Burgemeesters en dit wel in gezamenlijk verband.
Geldrop scheen mij de meest geschikte plaats voor deze bijeenkomst toe en wel om meerdere redenen:
Jarenlang was Geldrop het centrum van gemeenschappelijke besprekingen in vaderlandschen zin van een kring Burgemeesters en in de kwestie Zeeland lag in Geldrop het zwaartepunt.
Verder heb ik gedurende langeren tijd, als gast uit de club "Croy", hier in Geldrop de eer gehad de besprekingen bij te wonen, en ik kan U de verzekering geven, dat hier in deze zaal de vaderlandsche wind woei met volle kracht, waar snel en kloek besluiten werden genomen.
Ten opzichte van Van der Putt ben ik nog persoonlijk dankbaar, omdat, toen ik hem op 5 Juli 1944 opbelde, of hij wel naar den Beauftragten ging en toen hij mij twee maal mededeelde ondanks alle risico - want hij vertrouwde het niet - toch te zullen gaan, hij mijn boodschap bij den Beauftragte heeft overgebracht, en dat was: Rijckevorsel kon niet komen, omdat er een dochter geboren was.
Van der Putt zijn welwillendheid heeft het mij vergemakkelijkt en mogelijk gemaakt in Nuenen te blijven, met het gevolg, dat ik drie uur na zijn arrestatie was ondergedoken.
De Burgemeesterskringen "Croy" en "Geldrop" waren slechts kleine groepen.
In Croy zaten de gemeenten: Lieshout, Stiphout, Nuenen, Son c.a., Aarle-Rixtel (in ’43 ondergedoken) en Asten en Someren, welke Burgemeesters in de Zeeuwsche kwestie meer voelden voor aansluiting hij den kring Geldrop, terwijl St. Oedenrode nooit kwam.
In Geldrop zaten de gemeenten: Geldrop, Heeze, Leende, Bergeijk, Veldhoven, Maarheeze, Budel en (incidenteel) Asten en Someren.
Van deze 13 gemeenten zijn 2 Burgemeesters, nl: Wijnen uit Asten en Smulders uit Someren vermoord;
Burgemeester Magnée uit Bergeijk en Wijtvliet uit Bakel in Duitsch concentratiekamp gestorven;
Burgemeester Van der Putt uit Geldrop, Serraris uit Heeze en secretaris Veeneman uit Son c.a. nog niet in het vaderland teruggekeerd, terwijl Burgemeester Manders uit Leende weggevoerd werd naar Duitschland, doch thans terug is gekomen en Burgemeester Schoepp uit Son c.a. in het concentratiekamp te Vught heeft vertoefd.
Ik moet hierbij voegen Burgemeester Smulders uit Oostelbeers, die hoewel niet op de vergaderingen in Geldrop komende, toch in de Zeeuwsche kwestie één lijn heeft getrokken. Smulders eveneens overleden, gelijk ook Burgemeester Verheijen uit Erp.
Mijne heeren: Ik vraag U allen af, waar van 14 gemeenten, 10 Burgemeesters óf in een concentratiekamp zijn geweest, óf naar Duitschland zijn weggevoerd en tot nu toe niet terug zijn gekomen, óf aldaar zijn gestorven, moeten wij hier dan niet serieus overwegen, of wij niet gedwongen zijn gezamenlijk een aanklacht de wereld in te sturen! En dat nog des te meer, omdat ik van meening ben, dat er in Nederland geen enkele Burgemeestersgroep is geweest, waar zooveele en zoo zware offers werden gebracht als juist hier, terwijl wij allen toch zoo alleen stonden. Alléén, want onze overheid, - hoewel van goeden wil en van zuiver gehalte -, was uitgehold en afgemat in den langen strijd. Met de ondergrondsche was geen of slechts toevallige band. En samen moesten wij hier, Burgemeesters van kleine Brabantsche gemeenten, die al zoo lang gestreden hadden naar beste weten, samen moesten wij wikken en wegen wat onze plicht was, zonder vaste richtlijn en zonder vaste opdracht. Ook van Londen hoorden we niets!
Blijven op onzen post! - Geen roer uit handen geven! Blijven tot het uiterste! - Al of niet principieel weigeren, en dit niet te vlug, om het schip niet alleen te laten! . .. het waren allemaal overwegingen, die ons een bepaalde beslissing deden nemen.
Maar één ding staat voor mij vast: Al waren de tijden moeilijk en al zijn groote offers gebracht, ik ben trotsch, uitermate trotsch, dat ik de eer heb gehad met deze burgemeesterskringen te hebben mogen samenwerken; kringen, vol goeden wil, vol vaderlandsche liefde, maar ook vol lijden en dood.
De Voorzitter, de waarnemend Burgemeester van Geldrop zal Uwe meening straks vragen, of het al of niet indienen van een klacht, gezamenlijk, wegens oorlogsmisdrijf, gewenscht of noodzakelijk is.
Wat mij betreft steun ik het verzoek van den Voorzitter, niet uit wraak, maar opdat recht geschiedde, opdat in de toekomst bij een nieuwe oorlog de bezetter weete, niet straffeloos het recht te kunnen verkrachten, en opdat alzoo de offers van de weggevoerden - moge er nog van terugkeeren -niet tevergeefsch zullen zijn geweest."
De waarnemend Burgemeester van Geldrop bedankt den heer van Rijckevorsel voor zijn betoog, en zegt, dat de opzet van deze vergadering nu iedereen duidelijk moet zijn. Alvorens evenwel de beraadslagingen te beginnen, geeft hij een overzicht van de gemeenten, die voor deze bijeenkomst zijn uitgenoodigd en deelt mede, dat de Burgemeesters van Budel, Riethoven en Westerhoven, Deurne en Valkenswaard, alsmede die van Bergeijk bericht van verhindering hebben gezonden onder mededeeling, dat zij bij voorbaat hun instemming betuigen met de te nemen besluiten en gaarne van het besprokene op de hoogte zullen worden gebracht.
Hij richt zich daarna tot den Burgemeester van Leende, de heer Manders, en verzoekt hem zijn wedervaren in de concentratiekampen, hier in ons land en in Duitschland mede te deelen.
De heer Manders geeft hieraan gevolg en belicht voornamelijk de dwangmaatregelen van de Duitschers in verband met de uitzending van arbeiders naar Zeeland en de gevolgen, welke een volhardende weigering voor hem persoonlijk gehad hebben.
Uit zijn meededelingen blijkt, dat in de kwestie Zeeland voornamelijk de Duitschers Osbahr, Kutscher en Hase naast den Beauftragten Selmer, een actieve en invloedrijke rol hebben gespeeld.
Achtereenvolgens kwamen de oud-Burgemeester van Mierlo, de Burgemeesters van Bladel c.a. en Vessem c.a., alsmede de secretaris van Best aan het woord, om hun wedervaren inzake de "Zeeland-affaire" te belichten teneinde de hoofdschuldigen in deze omvangrijke zaak op het spoor te komen. Allen waren het er over eens, dat behalve enkele nederlandsche verraders, die in deze zaak ook een rol hebben gespeeld, vooral de Beauftragte en zijn naaste medewerkers: Osbahr, Kutscher en Hase, maar ook Weber, v.d. Plug en Jörgensen (Vliegveld "De Rips") een plaats op de lijst van oorlogsmisdadigers verdienden.
De waarnemend burgemeester van Geldrop concludeerde na de diverse verslagen te hebben gehoord, dat men eensgezind van oordeel was, dat een aanklacht moest worden ingediend. Om tot een aanklacht te komen stelt hij voor uit deze vergadering een commissie samen te stellen, bestaande uit 3 of 4 afgevaardigden bv. één uit de Kempen, één uit de kring Croy en één uit de kring Geldrop, die samen zullen bespreken en uitmaken hoe de aanklacht in te dienen. De Burgemeester van Bladel c.a. brengt naar voren, dat we zoo weinig van de duitschers af weten, om positief een aanklacht naar voren te brengen. De Burgemeester van Nuenen c.a. is echter van oordeel, dat we zoo niet moeten redeneeren. We kennen toch enkele hoofdpersonen met name; die moeten in ieder geval worden aangeklaagd en overigens moeten we het doen van de aanklacht niet op anderen laten aankomen, want dan schuift de een het op den anderen en het slot van het lied is, dat de tijd van aangifte verstreken is en er niets is gebeurd. Dat moet, kostte wat het kost, vermeden worden!
De heer Willekens uit Reusel vraagt, of de gemeentebesturen de aanklacht moeten doen, of de burgemeesters persoonlijk.
De burgemeester van Nuenen c.a. is van oordeel, dat het het beste is de aanklachten inzake de Zeeland-affaire en die der vliegvelden, welke niet persoonlijk zijn, bij de commissie verzameld worden en dat dan de commissie, eventueel met juridischen bijstand, de gezamenlijke aanklacht zal indienen.
De waarnemend Burgemeester van Someren zegt, dat de gevallen Someren en Asten, reeds berecht zijn, doch dat bij deze berechting de dwangmaatregelen tot uitzending van arbeiders naar Zeeland niet ter sprake zijn gekomen, zoodat daaromtrent ook door hen nog een afzonderlijke aanklacht behoort te geschieden. Zij doen dus ook mee!
Daarna zegt de Burgemeester van Nuenen ca, dat de Burgemeesters, die een persoonlijke aanklacht hebben, zeker niet moeten nalaten deze zelf in te dienen, terwijl eventueele opvolgers, die van hun voorgangers moeten behartigen, maar dat deze los staan van de gezamenlijke actie die hier besproken wordt.
De waarnemend Burgemeester van Geldrop zegt, dat hij het oogenblik gekomen acht, om over te gaan tot het vormen van een commissie. Het is dan de bedoeling, dat iedere Burgemeester een kort, zakelijk verslag laat samenstellen, waarin de onrechtmatige dwangmaatregelen door bepaalde met name genoemde duitschers inzake de uitzending van arbeiders naar Zeeland en verplichte tewerkstelling op vliegvelden in hoofdzaak worden toegelicht, welk verslag op korten termijn aan de samen te stellen commissie wordt toegezonden.
De Burgemeester van Nuenen ca. vraagt, of de vergadering toestem-ming wil verleenen, dat de commissie namens die gemeenten toekent, hetgeen wordt goedgevonden.
De Burgemeester van Geldrop stelt voor als leden dezer commissie aan te wijzen de heeren: P.J. Goossens, Burgemeester van Bladel c.a., G. Manders, Burgemeester van Leende en den [heer] C. van Rijckevorsel, Burgemeester van Nuenen c.a.
Dit voorstel wordt met algemeene instemming aangenomen.
Besloten wordt verder, de rapporten van de diverse gemeenten te zenden aan den heer G. Manders, Burgemeester van Leende, onder aansporing, om dit op korten termijn te doen.
Burgemeester Manders brengt daarna in een persoonlijk woord zijn hartelijken dank aan allen, die van hun belangstelling bij zijn behouden terugkeer uit Duitschland hebben doen blijken en wijst op de typeerende houding van de Burgemeesters na zijn terugkomst, welke nog hetzelfde is als voorheen nl. ’n geest van onderlinge saamhoorigheid, die sterk maakt. De Burgemeester van Geldrop dankt hierna de aanwezigen voor de prettige wijze, waarop de beraadslagingen in deze vergadering werden gevoerd. Hij zegt, dat gebleken is, dat het noodig en goed was deze vergadering bijeen te roepen, omdat duidelijk naar voren is gekomen, dat allen van oordeel zijn, dat degenen, die verantwoordelijk moeten worden geacht voor de droevige gevolgen van de onrechtmatige dwangmaatregelen in verband met de uitzending van arbeiders naar Zeeland, hun gerechte straf niet mogen ontgaan.
Met een eeresaluut aan de strijders, die vielen en aan hen, die geleden hebben in de concentratiekampen sluit hij deze vergadering