Teuten in Leende (3) De familie Daems

Heemkronijk jaar:1995, jaargang:34, nummer:3/4, pag:166 -174

TEUTEN IN LEENDE (3)  De familie Daems

door: Peter Kerkhofs 

 

In het boek De Teuten. Buitengaanders van de Kempen, een verzameling losse bijdragen, heeft Jean Coenen een eerste aanzet gegeven tot het publiceren over de Teuten uit ons heemgebied(1). In de bijlage van zijn bijdrage aan dit boek geeft Coenen een lijst met namen. Ook twee leden van de familie Daems komen in die lijst voor. Dit artikeltje gaat over de familie Daems en over de compagnie van Anna Daems-Strijbosch en Jacobus Daems.

 

Mattijs Daems

In de archieven van de schepenbank Heeze, Leende en Zesgehuchten komt de naam Mattijs Geerit Daems in diverse akten voor.(2)  Mattijs Daems is waarschijnlijk een zoon van Geerit Daems. Onlogisch is dit niet omdat later Mattijs een van zijn zonen Geerit noemde. Deze zoon Geerit zou dan naar zijn grootvader vernoemd zijn. Mogelijk is deze familie Daems afkomstig uit een tak van de familie Pompen uit Leende.

Mattijs huwde voor de pastoor van Leende op 6 februari 1646 met Anna Aert Cox. In de huwelijksakte worden zij "Mathias Gerarts en Anna Cocx" genoemd. De bruid is waarschijnlijk door de pastoor van Leende gedoopt op 29 mei 1626. Op deze datum werd Anna, dochter van Arnoldus Cox en Elysabeth, gedoopt.  Zij had ook nog twee broers: Jacobus en Joannes.

Op datzelfde moment woonde er ook nog een andere Mattijs Gerarts in Leende. Deze huwde in 1663 met Elisabeth Petrus Smulders. Dit kan niet dezelfde Mattijs zijn, omdat er in 1665 een dochter Elisabeth geboren werd uit het huwelijk van "Mathias Geraerts en Anna Arnoldus Cox "!

Mattijs was voerman, o.a. op Keulen, zoals later zal blijken.

Mattijs werd begraven in Leende op 24 november 1702.

Uit het doopboek kennen we verschillende kinderen van Mattijs en Anna: Gertrudis, gedoopt op 24 juni 1649 als "Gertrudis Mathias. dochter van Mathias Geraerts en Anna Arnoldus Cocx.  Alle andere kinderen werden ook op eenzelfde manier met de achternaam Mathias aangeduid.

Hendrick, gedoopt op 1 november 1658.

Gertrudis, gedoopt op 7 juni 1662.

Elisabeth, gedoopt op 13 februari 1665.

Arnoldus, gedoopt op 4 augustus 1667.

Kind, gedoopt op 29 juni 1670.

In een erfdeling uit 1705(3) leren we de dan nog levende erfgenamen van Mattijs Daems en Anneken Aert Co(c)x kennen:

1.      Arnold Mattijs Daems.

2.      Hendrick Mattijs Daems, waarschijnlijk op 6 februari 1726 overleden.

3.      Lijsbet Daems, op 3 februari 1697 voor de pastoor te Leende gehuwd met Jan van Mierlo. Zij overleed op 10 januari 1729 te Leende.

4.      Anneken Mattijs Daems, waarschijnlijk op 17 december 1663  overleden.

5.      Geerit Mattijs Daems, in de akte staat: "de vier kinderen, verwekt bij Anna Strijbosch". Geerit was op 4 december 1701 overleden, zodat de kinderen in de erfdeling als erfgenamen genoemd worden. Zoals te  zien is wordt de achternaam Daems hier weer gebruikt.

We vervolgen het verhaal met hun zoon Geerit Mattijs Daems.

 

Geerit Mattijs Daems

Hij was een zoon van Mattijs en van Anna Cocx. Geerit Mattijs Daems huwde met Anna Strijbosch op 29 juli 1679. Zij was een dochter van Jacobus Strijbosch en Jacoba Dielis. De familie Daems-Strijbosch woonde aan de Leenderstraat en heeft de volgende kinderen laten dopen in Leende:

1.      Jacobus. Hij werd genoteerd als Jacobus Gerardus, zoon van Gerardus Mathijssen en Anna Strijbosch. Alle kinderen werden, met kleine variaties, zo vernoemd. Hij werd gedoopt op 12 augustus 1680.

2.      Arnoldus, gedoopt op 28 februari 1687. Zijn vader wordt in het doopregister Gerardus Tijssen genoemd, dus met een achternaam afgeleid van Mattijs.

3.      Digna, gedoopt op 3 december 1689. Bij de erfdeling van hun grootouders, Mattijs Daems en Anneken Aert Cocx, in 1705 is sprake  van "de vier kinderen van Geert Mattijs Daems, verwekt bij Alma  Strijbosch". Hun vierde kind, dan nog in leven, is:

4.      Gerardus of Geerit.

Mogelijk zijn er meer kinderen geweest, maar zijn deze vóór 1705 overleden en niet onder dezelfde naam in het doopboek ingeschreven. Geerit Mattijs Daems had een tapperij (herberg). Het is een veel voorkomend verschijnsel dat handelaren ook een herberg dreven.

In een akte uit 1719, toen hij al overleden was, lezen we: "Anna Strijbosch, wed. Geerit Mattijs Daems, in compagnie met haar zoon Jacobus Daems."(4)

Nu was het ongebruikelijk dat vrouwen in die tijd handelingsbekwaam geacht werden. Anna Strijbosch hield de tapperij na de dood van haar man aan. Zij overleefde bijna al haar kinderen en overleed op 16 mei 1733 in Leende.

 

Jacobus Geerit Daems

Zoals gezegd was Jacobus Daems een aandeelhouder in de compagnie met zijn moeder Anna Strijbosch. In 1702 was Jacobus actief als vrachtvervoerder.(5) In een paspoort uit 1713(6) wordt hij voerman met karren en knechten genoemd:

"Jacobus Daems  is een voerman, dagelijcx vaerende met sijne knechten, karren ende peerden, soo binnen als buijten deses heerlijckheijt ende meijerije voorsch., in andere landen, steden ende provincien, gelaeden hebbende alerhande coopmanschappen alsoock sijne eijgene goederen omme daermede den kost voor hem ende sijne kinderen eerlijck te winnen ende verdienen."

Deze reispapieren waren noodzakelijk als men op pad wilde. Voerlui en kooplieden als Teuten kregen dezelfde tekst in hun paspoort. Er zijn drie typen reispapieren, paspoorten of sauvegardes te onderscheiden.

Zo is er een bewijs van goed gedrag, waarin alleen staat dat de bezitter van het paspoort in Leende bekend was en van onberispelijk gedrag. Niet vermeld staat waarin men handelde of waar men heenging.

Het tweede type gaat iets verder. Hier verzochten de schepenen aan degenen die het document zouden inzien, de bezitter "te laten gaan, staan, passeren en repasseren" zonder hem iets in de weg te leggen. Tevens is vermeld dat de toner een handelaar was die eerlijk de kost verdiende. Soms is vermeld waarin de toner handelde, en waar hij naar toeging.

 

Een derde type lijkt op de tweede, maar vermeldt tevens dat er geen besmettelijke ziekten in de woonplaats van de bezitter heersten. Er was dan vaak sprake van handel in vee. Ook valkeniers hadden soms deze tekst op hun paspoort.(7) 

Een inventarisatie in de periode 1711-1713 levert alle typen reispapieren op. Het reispapier van Jacobus is dus een ‘type-2’-document.

Jacobus trouwde met Elisabeth Jacob Colen op 29 juli 1704. Zij was een dochter van Jacob Peeter Colen en Jacomijn Geerit van Berenbroeck.(8)

Ook de leden van de familie Colen waren handelaar of Teut en raakten verwant met andere teutenfamilies, zoals Joanna Jacob Colen die met Peeter Coppen huwde.(9)

De kinderen van Jacobus Daems en Elisabeth Colen die in Leende gedoopt zijn, werden Daems genoemd. Hun doopdata:

Gerardus             11 0ktober 1705                overleden: 12 juni 1721.

Jacobus                 5 juli 1707.

Jacoba                  20 april 1709.

Hun vader Jacobus Daems werd begraven op 28 november 1729. Zijn zoon Jacobus Jacobus Daems handelde de nalatenschap af. Hij verrekende de schulden die zijn vader nog had. Jacobus Jacobus Daems woonde op dat moment in Herpen in het land van Ravenstein.

Rond 1719 speelde er nog een rechtszaak tussen Jacobus en zijn moeder Anna Strijbosch.(10) Jacobus Geerit Daems had nog een forse vordering op zijn moeder Anna Strijbosch. Deze vordering moest hij innen om schuldeisers in Keulen te betalen. Een van die schuldeisers, Theodorus Goomans, was koopman in Keulen. Naast deze koopman waren er ook de erven van Peter of Petrus Donders. Deze Peter Donders was burger en herbergier in het "Wit Peert" te Keulen. Nu was deze herberg niet onbekend bij de familie Daems. Zijn vader Mattijs Daems legde daar ook al aan zoals blijkt uit een verrekening uit 1681.(11)  De erven van Petrus Donders hadden nog een forse vordering. Uit de stukken blijkt dat Jacobus vaak in de herberg verbleef. Opmerkelijk genoeg was Jacobus met een van deze erven, Gertrudus Donders, na het overlijden van Elisabeth Colen hertrouwd. Het niet betalen van de schulden betekende de uitverkoop van Jacobus’ eigendommen in Keulen. Moeder Anna Strijbosch was niet van plan om de schulden te betalen, zodat de schepenbank eraan te pas moest komen.

Helaas zijn lang niet alle processtukken bewaard gebleven, zodat we geen sluitende reconstructie kunnen maken. Wel moest moeder Anna Strijbosch uiteindelijk betalen want ze verkocht haar huis en inboedel in 1719 aan haar schoonzoon Jan Peeter van Engelen.(12) Dit was de tweede man van Digna Geerit Daems. Met dit geld heeft zij haar schulden afbetaald. Na de verkoop van het "huis, hoff ende aengelagh" behield zij het vruchtgebruik.

Niet alleen Jacobus, maar ook Sr. (= sieur, (de) heer) Johannes Marchand uit Antwerpen wilde geld zien. Hij liet Anna Strijbosch dagvaarden in 1720.(13) Waarom hij nog ruim 37 gulden te goed had, wordt niet vermeld, wel dat het een restant van een schuld was. Van Johannes Marchand uit Antwerpen weten we dat hij o.a. in vlas handelde.(14)  

 

Arnoldus Geerit Daems

Van Arnoldus is veel minder bekend. Hij was net als zijn broer Jacobus diverse malen te gast geweest in het "Wit Peert" te Keulen, doch ook zonder de rekening te betalen. Arnoldus Geerit Daems was net als zijn broers en vader ook voerman en mogelijk een Teut, zoals uit andere akten blijkt.(15) Zeker is dat hij geen deel uitmaakte van de compagnie van zijn moeder met zijn broer Jacobus.(16) In de verklaringen van pastoor Hurkmans staat dat Arnoldus meedeelde diverse reizen gemaakt te hebben. Ook is er een verklaring ofwel verzoek van de schepenen om Arnoldus te laten passeren zonder hem te hinderen in het uitoefenen van zijn beroep.

Uit de getuigenverklaring van Godefridus Coppen(17) het volgende:

Arnoldus Daems was rond 1715 bij Willem Stappers in De Roscam te Eersel. Samen met "de compagnie, daer in huijs sijnde," werd wijn gedronken. Het lijkt er dus op dat hij goede connecties had met de Teuten die daar "thuis" waren. Ook met de dochter des huizes wilde het, zoals beschreven, wel vlotten.(18) Dat de familie Stappers in Eersel als Teuten de kost verdiende is bekend.(19) Mogelijk zijn er bindingen tussen de familie Stappers en de familie Daems. Vóór 1650 woonden er vele Stappersen in Leende.(20)  

 

Dingena Geerit Daems

Zoals we al schreven, was Dingena op 12 juni 1712 gehuwd met Jan Peeter Engelen. Jan Peeter Engelen overleed op 13 juni 1715. Dingena hertrouwde onder huwelijkse voorwaarden op 9 juli 1719 met Hendrik Mansvelt. Zij woonde in bij haar moeder Anna Strijbosch. Ook in de families Engelen en Mansvelt kwamen Teuten of handelaren voor.

 

Geerit Geerit Daems

Van Geerit zijn niet zoveel akten bekend. Uit de reispapieren blijkt dat ook hij zijn brood in de handel verdiende. Hij is nooit gehuwd geweest. Zo staat in een reispapier uit 1702(21) "jongeman", wat aangeeft dat hij ongehuwd was en bij zijn moeder woonde. Het register van taxatie voor de heffing van de collaterale successie, een soort belasting, vermeldt het overlijden van Geerit Geerit Daems, jongeman, te Keulen op 22 maart 1705.(22)

De archiefstukken laten hier weer zien dat ook voerlieden als Teuten in een compagnie optraden. Zij handelden niet in een speciaal produkt, maar kochten, verkochten en vervoerden om in hun levensonderhoud te voorzien.

 

NOTEN

RA (Rechtelijk  Archief) = Archieven van de schepenbank Heeze, Leende en Zesgehuchten, 1400-1810, berustende in het Streekarchief Regio Eindhoven te Eindhoven.

 

1           J. Coenen, ”Onbekende Teuten uit de heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten” in W.H.Th. Knippenberg (red.), De Teuten. Buitengaanders van de Kempen, Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen, dl. V, uitgegeven door de Stichting Brabants Heem, a.pl., 1974, blz. 187-193.

2.         RA. inv.nrs. 168, 569 en 625.

3.          RA. inv.nr. 1650, folio 141.

4.          RA, inv.nr. 1655, folio 4.

5.          RA. inv.nr. 1650, folio 57.

6.          RA, inv.nr. 1652, folio 164.

7.          RA, inv.nr. 1652, folio 18.

8.          RA, inv.nr. 1650, folio 144.

9.          Zie P. Kerkhofs, ”Teuten in Leende (2). Peter en Antoni Coppen, in Heemkronyk, jrg. 33 (1994), nr, 4, blz. 155-160.

10.       RA, inv.nr. 1303.

11        RA, inv.nr. 987.

12        RA, inv.nr. 1655, folio 4.

13        RA, inv.nr. 1308.

14        RA, inv.nr. 1312.

15        RA, inv.nr. 1652, folio 169.

16        RA, inv.nr. 1654, folio 80v.

17        RA, inv.nr. 1652, folio 164.

18        Zie P. Kerkhofs, ‘Een huwelijksbelofie’ in Heemkronyk, jrg. 33 (1994), nr. 3, blz. 129- 131.

19        Zie W.H.Th. Knippenberg, ‘De Teuten uit de Noordbrabantse Kempen’, in W.H.Th Knippenberg (red.), De Teuten. Buitengaanders van de Kempen, Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen, dl. V, uitgegeven door de Stichting Brabants Heem, z.pl., 1974, blz. 117-128.

20.       In de cijnsboeken van het kasteel van Heeze komt de naam Stapperts, Stapaarts en Stapaerts veelvuldig voor. Het betreft dan vaak cijnzen onder Leende. Bron: Transcriptie van genoemde cijnsboeken door Antoon van Asten.

21         RA, inv.nr. 1650, folio 53.

22         RA, inv.nr. 2325.

Ga terug