fam vd berg

Heemkronijk jaar:1963, jaargang:2, nummer:4,  blz.83 -85

DE FAMILIE VAN DEN BERG

door: G. van Asten

Op het laatst van de vorige eeuw leefde in Heeze een gezin, genaamd van den Berg. Het waren Cecar en Graard, gebroeders, en Drika en Mina, zusters van hen.
Zij waren maar behoeftige boerenmensen, maar toch steeds opgeruimd. Deze woonden toendertijd in de Emmerikstraat, die begon bij de Hogendijk en liep tot aan de brug van Ginderover. Ook de weg tot en met de zuivelfabriek, van het Kruis tot aan de Hogendijk, de Emmerikstraat, die er nu nog is en de toversnest hoorden hierbij.
Dit was dus een hele buurtschap. De Emmerikstraat van toen is thans verdeeld over negen straten: Emmerikstraat, Nieuwendijk, Jan Dekkersstraat, Schoolstraat, Spoorlaan, Kruisboomstraat, Pastoor van der Voortlaan, Stationsstraat en Leenderweg.
Waar nu de openbare school staat, stond vroeger de boerderij van Van den Berg. Nu is dit schoolstraat geworden. Iedereen was hier thuis en vooral het jong mansvolk ging er in de winter avonden op af en bij een groot brandend vuur werden heel wat grappen en verhalen door Cecar verteld.
Ze hadden dan ook een stuk grond liggen op Ginderover, door henzelf Siberië genaamd.
Siberië was een wildernis met een stuk weiland erin. In het midden zo ongeveer lag een grote bult van grijslood zand. Daar omheen groeiden dennen, eiken, berken en alle mogelijke soorten houtgewas door elkaar. Men kon er werkelijk genieten; een zalig oord, zou de wandelaar zeggen. Hier kon men nog eens heerlijk in de natuur gaan liggen dromen of luisteren naar het gezang van de vogels. In de open plekken konden de kinderen spelen of zich vermaken met allerlei spelletjes en in het ven konden ze baden.
Als Cesar en Graard voor hun paar koeien voeder gingen zoeken of gras gingen maaien, trok Cesar zijn dikke duffel (een zware overjas) aan want zei hij - ze gingen naar Siberië en daar was het koud, al was het ook midden in de zomer. Als ze er naar toe gingen zaten ze allebei op de kar, bij de terugweg liepen ze er allebei naast. Of dan de kou hen te pakken had weet ik niet, maar zo was het.

Het mooie stuk grond is in de crisisjaren helemaal weggegaan. De bult is afgegraven en de landweg, die daar liep, werd opgehoogd. Het stuk op zich werd gelijk gemaakt en in een weiland herschapen. Zover als ik weet behoort dit stuk grond nu aan het kasteel.

U zult vragen: waar lag Siberië nu precies? Dit lag links van de weg als ge naar Someren gaat, ongeveer bij de Schoorschebrug, tegen de Kleine Aa. Nu we het toch over de brug hebben, er lagen er nog twee meer in de richting Sterksel, n.l . de Rumpherschebrug als U door het kamp naar het retraitehuis gaat, en Schopscheurke; deze lag in het landgoed van het Nieuwe Klooster (Kempenhaege); deze brug is afgebroken wellicht zitten de muren er aan de kant nog in.
Nu nog iets over Cesar zelf. Hij lustte graag een borrel, maar maakte er geen misbruik van. Geertje van de Paal voer met een kar mest naar mijnheer Deken (dit was veer de tuin) maar voor Geertje naar de pastorie ging nam hij bij Kobuske van den Broek (deze woonde in de Emmerikstraat, waar nu de koster woont) een paar borreltjes. Cesar, die juist in de buurt was, klom vlug op de erdkart en stampte de mest in de bak, ging tegenover Kobuske achter een beukenheg liggen wachten tot Geertje naar buiten kwam.
Deze was erg ontsteld over wat er met zijn mest gebeurd was en bromde wat binnensmonds. Daar kwam Cesar tevoorschijn en vroeg wat er aan de hand was. Hij hield zich van den domme en sprak: Daar weet ik wel raad op, maar voor twee borrels, anders niet. Geertje stemde toe, want hij wist geen raad, Cesar nam een riek en bewerkte de mest weer zo, dat er een mooie toren boven den bak uitkwam en hij had twee borrels verdiend.
Bij Schaften - deze heette Verweijen - maar was van Borkel en Schaft afkomstig; daar vandaan deze naam, was ook een herberg, waar nu Jan Verheijen woont. Deze herberg is door hen nieuw gebouwd in 1912 of 19135. Zij waren aan het aardappelen rooien en Betje kruide die naar huis. Cesar nam de kruiwagen over en zo vlug als hij kon ging hij naar Schaften; zei daar tegen tante Koba, dat hij een paar borrels kreeg voor dat kruien, dronk deze vlug uit en was vertrokken. Betje kreeg van tante Koba op haar kop, omdat ze zo had gehandeld om iemand zomaar een paar borrels te beloven. En Betje kon dan niks anders zeggen, dat ze dat niet had gedaan. Zo haalde Cesar meer van deze streken uit. In die tijd ging dit zomaar te goeder trouw door en werd er verder niets meer over gezegd.

Ga terug