Heemkronijk jaar:1998, jaargang:37, nummer:1, pag:34 -57
MY OLD KENTUCKY HOME
Leendenaren in Kentucky tijdens de 19de eeuw (1)
door: Elly van der Heijden-Verhees en Sjaak de Waal
Binnen Heemkundekring De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten is ook de Genealogische Werkgroep Leende actief. De leden ervan bereiden een genealogie van het geslacht Bax voor. Talrijke Leendenaren ontlenen hun familienaam en/of afstamming aan dit al minstens zes eeuwen in Leende gevestigd geslacht.(1) Talrijke van oorsprong Leendse 'Baxen' blijken in de loop van de tijd echter ook ver van hun plaats van herkomst te zijn uitgezwermd.
Tot de afstammelingen van het Leendse geslacht Bax die al vroeg hun geboortedorp verlieten, behoort een priester, Laurentius Aloysius Bax (1828- 1912). Van hem is bekend dat hij het grootste deel van zijn leven in Kentucky, een staat van de Verenigde Staten van Amerika, heeft doorgebracht. H. van Stekelenburg wijdt in zijn proefschrift Landverhuizing als regionaal verschijnsel. Van Noord-Brabant naar Noord-Amerika 1820-1880 (Tilburg, 1991) een passage aan deze Leendenaar.(2) Tijdens zijn promotieonderzoek was dr. H. van Stekelenburg de namen van meer geëmigreerde leden van de Leendse Bax-familie tegengekomen.(3) De verzamelde gegevens over hen kunnen echter niet alle worden verwerkt in de genealogie die de Genealogische Werkgroep Leende voorbereidt. Vandaar dit artikel waarvan het eerste deel voornamelijk over priester L.A. Bax gaat.
Familie, ouders, broers en zussen van L.A. Bax
Laurens (L.A.) Bax die, voorzover we weten, als eerste van zijn geslacht naar de Verenigde Staten van Amerika trok, stamde uit een bekende, door en door Leendse familie zowel van vaders- als van moederszijde.(4) Zijn vader was Jan Hendrik Bax, gedoopt te Leende op 15 juli 1785, overleden aldaar op 24 april 1836. Jan Hendrik was een zoon van Laurens Bax (Leende, 1756-1829), landbouwer te Leenderstrijp, en van Maria Anna van Asten (Leende, 1759-1826). De moeder van Laurens (L.A.) was Dymphina Pompen, gedoopt te Leende op 27 maart 1794, overleden aldaar op 26 oktober 1841. Zij was het jongste (veertiende) kind van de bekende Adriaan Pompen (Leende, 1745-1813), die in 1798 bezitter van Sterksel werd, en van Anna Dymphina van Engelen (Leende, 1752-1833).
Priester Laurens Bax' grootouders van vaderszijde kregen acht kinderen van wie Laurens, vader, Jan Hendrik, de oudste was. Uit het op 6 juli 1817 te Leende gesloten huwelijk tussen Jan Hendrik Bax en Dymphina Pompen zijn de volgende kinderen voortgekomen:
1. Maria Anna Henrica, geboren te Leende op 13 augustus 1818, overleden aldaar op 2 november 1878. Zij trouwde op 10 maart 1844 in haar geboorteplaats met Peter Notten (Leende, 1808-1861), zoon van Cornelus Notten en Johanna Catharina Royers. Peter Notten was molenaar op de Leendse Heimolen die werd verpacht door de baron van Heeze. Na Nottens overlijden bleef zijn weduwe deze molen huren.
2. Joannes Adrianus, geboren te Leende op 24 juni 1820, overleden aldaar op 11 maart 1837. Hij was leerlooier van beroep.
3. Laurentius, geboren te Leende op 18 juli 1822, overleden aldaar op 9 mei 1827.
4. Henricus, geboren te Leende op 1 juli 1824, overleden aldaar op 20 september 1892. Henricus was landbouwer en woonde op de Broekerheuvel te Leende. Hij trouwde op 21 januari 1849 in zijn geboorteplaats met Margaretha Engelen, geboren te Leende op 12 februari 1822, overleden aldaar op 3 september 1899, dochter van Peter Engelen en Maria Catharina Clephas.
5. Wilhelmus, geboren te Leende op 28 juni 1826. Hij was dienstknecht (over hem in een latere aflevering meer).
6. Laurentius Aloysius, geboren te Leende op 15 april 1828. Hij werd in 1853 tot priester gewijd (zie over hem verder in deze aflevering).
7. Dominicus, geboren te Leende op 7 mei 1829. Hij was timmerman (over hem in een latere aflevering meer).
8. Dymphina, geboren te Leende op 4 december 1830, overleden aldaar op 18 januari 1832.
9. Dymphina, geboren te Leende op 30 april 1832, overleden te Geldrop op 22 april 1854.
10. Franciscus, geboren te Leende op 23 juni 1833. Hij was molenaar van beroep (over hem in een latere aflevering meer).
11. Helena Maria, geboren te Leende op 22 juli 1834, gehuwd met Joannes Veeneman (over haar in een latere aflevering meer).
Vader Jan Hendrik Bax was leerlooier-schoenmaker van beroep en vervulde onder andere de functies van kerkmeester en armmeester. Hij had twee kleine looikuipen, een laafkuip (een laaf is een put waarin huiden worden gehangen om gelooid te kunnen worden) en een kleine werkplaats. Dit alles lag in Leende aan de Groote Aa, waar die parallel stroomt aan de Broekerstraat, ongeveer ter hoogte van de wegsplitsing Kerkstraat-Broekerstraat. In zijn functie van kerkmeester was hij in 1834 met Wilhelmus Bax, Anthonie van der Zanden en pastoor Joannes Kuijpers betrokken bij de verkoop van de kerktienden van Leende.
Jan Hendrik Bax verkocht in 1834 voor zeshonderd gulden aan Godefridus Vromans een huis te Leende op de hoek van de huidige Dorpstraat-Kerkstraat. Nadat Jan Hendrik Bax (in 1836) en Dymphina Pompen (in 1841) overleden waren, werd Theodorus Heesterbeek voogd over de kinderen van dit echtpaar. Heesterbeek was met Maria Elisabeth Pompen getrouwd, een oudere zuster van Dymphina. Jan Hendrik Bax liet bij zijn overlijden aan zijn in leven zijnde kinderen, die toen allen nog minderjarig waren, achttien verspreid liggende percelen en perceeltjes weiland, bouwland en hakhout in Leende na. Bovendien "de helft in een perceel, zijnde de loyerij, gelegen als voor, sectie A no. 1601a".
Priester Laurens (L.A.) Bax had ook twee heerooms, een van vaderszijde en een van moederszijde. Die van vaderszijde was Willem Bax, gedoopt te Leende in 1799 en overleden te Oerle in 1861. Willem was de jongste broer van Laurens’ vader Jan Hendrik en het een na jongste kind van het gezin. Deze Willem werd na zijn priesterwijding kapelaan te Heeze. Vervolgens was hij van 1832 tot 1854 pastoor te Soerendonk, waar hij de thans nog bestaande, op 22 augustus 1838 in gebruik genomen kerk °bouwde”.
Zijn heeroom van moederszijde heeft Laurens Bax nooit gekend. Het was Henricus Pompen, gedoopt te Leende in 1786 en overleden te Mierlo in 1819. Henricus was het tiende kind van Adriaan Pompen en Anna Dymphina van Engelen, dus een oudere broer van de moeder van Laurens Bax. Henricus Pompen werd na zijn priesterwijding kapelaan te Sint-Oedenrode en in 1818 pastoor te Mierlo.
L.A. Bax' opleiding en vertrek naar Kentucky
Laurens (L.A.) Bax groeide op in zijn geboortedorp en genoot er twee jaar onderricht in de Franse taal, bij wie is onbekend.(5) Hij volgde zijn opleiding in de klassieke talen en letterkunde, de zogeheten humaniora, in het klein-seminarie, waarschijnlijk ”Beekvliet` te Sint-Michielsgestel. Daarna zette hij vanaf 22 september 1847 zijn studie voort te Haaren aan het groot-seminarie van het apostolisch vicariaat 's-Hertogenbosch/bisdom 's-Hertogenbosch (sinds 1853, ten gevolge van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie).
Van monseigneur J. Zwijsen ontving hij te Haaren op 24 mei 1850 de tonsuur of kruinschering en de vier lagere wijdingen. Dezelfde bisschop wijdde hem op 24 november 1850 in Tilburg ook tot subdiaken en op 5 juni 1852 in het groot-seminarie tot diaken. Kort nadat Zwijsen op 4 maart 1853 aartsbisschop van Utrecht geworden was, diende de nieuwe aartsbisschop aan Laurens Bax op 13 maart 1853 de priesterwijding toe in het groot-seminarie van Haaren of in zijn huiskapel te Tilburg.(6)
Een maand later, op 14 april, verliet Bax zijn opleidingsinstituut om als missionaris te gaan werken in de Verenigde Staten van Amerika. Het reisdoel was Louisville in de staat Kentucky. Daartoe vertrok hij op 25 april 1853 vanuit de Franse havenstad Le Havre aan boord van de ‘Hermann of Baltimore’. Dit schip arriveerde op 12 mei 1853 in New York.(7) Na zijn aankomst in Noord-Amerika zal de tocht over land tot aan Louisville nog enkele weken geduurd hebben.(8)
De pas gewijde priester L.A. Bax was dus terechtgekomen in Kentucky, een federale staat in het oosten van de Verenigde Staten. Hier zouden zich naderhand nog enkele familieleden-Leendenaren vestigen. Kennen sommigen de naam van genoemde staat wellicht slechts van de fastfoodketen Kentucky Fried Chicken, anderen zullen in plaats daarvan Stephen Fosters onsterfelijke ballade My Old Kentucky Home onmiddellijk met de naam Kentucky verbinden. S.C. Foster (1826-1864) schreef zijn song in 1853, uitgerekend het jaar dat Leendenaar L.A. Bax zich in Kentucky vestigde. Het wereldberoemd geworden lied Oh, Susanna is overigens van dezelfde Amerikaanse liedjesschrijver-componist.
Het oostelijk, bergachtig deel van Kentucky grenst aan de staten Virginia en West-Virginia. De rivier Ohio vormt de scheiding met de staat Ohio in het noordoosten, met Indiana in het noordwesten en met Illinois in het westen tot aan haar samenvloeiing met de Mississippi; laatstgenoemde rivier volgt in het westen over korte afstand nog de grens met de staat Missouri.
Van een bergachtig oosten loopt Kentucky via een heuvelachtig midden uit naar weidse laagvlakten in het westen. Het zuiden van de staat grenst aan Tennessee. De economie van het overwegend vlakke Kentucky is gebaseerd op akkerbouw (tabak, granen en fruit), paardenfokkerij en mijnbouw.
Ongeveer 75 kilometer ten westen van de kleine hoofdstad Frankfort ligt Louisville aan de rivier Ohio in het noordelijk deel van de staat. Louisville is de grootste stad van Kentucky en telde in 1990 269.063 inwoners. Het is heden ten dage een belangrijk economisch en verzorgend centrum. De stad, die wordt omgeven door een uitgestrekt agrarisch gebied, heeft een gevarieerde industrie en kent een productie van voedings- en genotmiddelen, chemicaliën en meubelen. Louisville ligt op een knooppunt van wegen, spoorlijnen, lucht- en waterwegen. Jaarlijks wordt hier de Kentucky Derby gehouden, een vermaarde paardenrace. In het centrum van de stad staat Philip Morris USA, een sigarettenfabriek waar de bekende Kentucky gersttabak gemengd wordt.
Menigeen kent Louisville ook als de geboorteplaats van de wereldberoemde bokser Cassius Clay ofwel Mohammed Ali, die in 1960 de gouden medaille die hij tijdens de Olympische Spelen van Rome behaald had, in de rivier Ohio smeet uit walging over de manier waarop zwarten werden behandeld. Van Rome op de weg terug naar Louisville weigerde men de bokskampioen namelijk de toegang tot een restaurant wegens zijn donkere huidskleur. Hij werd bovendien achtervolgd door een groep blanken. Oud-bokser Mohammed Ali ontving in 1996 tijdens de Olympische Spelen in Atlanta (Georgia), waarvoor hij het openingsvuur ontstoken had, uit handen van IOC-voorzitter J .A. Samaranch een nieuwe olympische medaille ter vervanging van zijn destijds in de rivier Ohio geworpen kleinood.
Sinds 1850 stond aan het hoofd van het bisdom Louisville monseigneur Martin John Spalding.(9) Deze Amerikaan was goed bevriend met J. Cuyten, president van het groot-seminarie te Haaren. In 1853 bracht bisschop Spalding, na een Europese reis, de eerste wereldheren mee naar Louisville in Kentucky. Onder hen bevond zich dus de Leendenaar Laurens Bax. De volgende in Haaren opgeleide priesters en theologanten(10) waren in 1853 aan het bisdom Louisville verbonden: de priesters L. Bax (Leende, 1828) en J. van Luijtelaar (Woensel, 1822); de theologanten F. van Deutekom (‘s-Hertogenbosch, 1828), J. de Vries (Gerwen, 1831) en F. van Emstede (Tilburg, 1828).
In 1854 voegde zich bij hen nog priester J. Bekkers (Druten, 1821), op- geleid aan het groot-seminarie te Hoeven van het apostolisch vicariaat/bisdom Breda, en in 1855 priester Th. van Luijtelaar (Woensel, 1822), opgeleid te Haaren.
Missionering van Amerika en de actieve bisschop Spalding
Dr. H. van Stekelenburg wijdt in zijn genoemde proefschrift een heel hoofdstuk aan rooms-katholieke missionarissen als voortrekkers van de landverhuizers naar Noord-Amerika.(11) Uitvoerig en interessant beschrijft hij de achtergronden en verklaart hij hun belangstelling voor dit deel van de wereld. Tevens geeft hij een historisch overzicht van de missionering aldaar.
Van Stekelenburg stelt vast dat met de ontdekking en kolonisatie van de Nieuwe Wereld de rooms-katholieke missionering vanuit Spanje en Frankrijk in Noord-Amerika hand in hand ging. Dat gebeurde door dominicanen, franciscanen en vooral jezuïeten vanuit het Spaanse Zuiden en het Franse Noorden. Van Stekelenburg schrijft: "Het waren in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, na 1830 België en Nederland, de Jezuïeten, die de eeuwenoude traditie van missiewerk onder de Indianen opnamen, daarbij gedragen door een sterke missiebeweging die haar wortels in Frankrijk had maar een zeer krachtige vertakking in de ultra-montaanse(12) Vlaamse en Nederlandse kerk. Deze Jezuïeten van Missouri moesten hun aandacht echter verdelen tussen de Indianen, die nog lang Nederlandse missionarissen zouden blijven aantrekken, en de uit Canada en Europa afkomstige immigranten, voor wie zij naast de zielzorg en de prediking van volksmissies het onderwijs in hun colleges wilden verzorgen. "(13)
Amerikaanse bisschoppen trachtten in de grote behoefte aan Europese priesters te voorzien door wervingsreizen te maken en, later, opleidingsinstituten in Europa op te richten, zoals het Amerikaanse College van Leuven dat vele honderden goed voorbereide priesters heeft afgeleverd. De wereldheren werden aldus een grotere groep missionarissen dan hun reguliere collega’s die leden waren van een orde of congregatie e.d.
M.J. Spalding, geboren in 1810 te Bardstown (Kentucky) en overleden in 1872 te Baltimore (Maryland), was een van die Amerikaanse bisschoppen die op zijn wervingsreizen door Europa ook het groot-seminarie van Haaren aandeed. In het apostolisch vicariaat `s-Hertogenbosch, sinds 1853 bisdom ‘s-Hertogenbosch, was immers een overvloed aan priester-studenten en priesters aanwezig.(14) Spalding was in 1857 de voornaamste intiatiefnemer tot het Amerikaanse College in Leuven. In hetzelfde jaar benoemde hij zijn vriend J. Cuyten, president van het groot-seminarie te Haaren, tot vicaris-generaal van het bisdom Louisville. Het ging hier om een erefunctie. Nadat Martin J. Spalding in 1864 aartsbisschop van Baltimore (Maryland) geworden was, benoemde hij ook hier weer zijn Brabantse vriend J. Cuyten tot ere-vicarisgeneraal. Als aartsbisschop van Baltimore was Spalding tevens de primaat(15) in de Verenigde Staten.
Al lag het gezien zijn positie als leider van de rooms-katholieke kerk van de Verenigde Staten van Amerika in de lijn der verwachtingen dat aartsbisschop M.J. Spalding van Baltimore ook tot kardinaal verheven zou worden, die hoge kerkelijke titel is hem toch onthouden.(16) Spalding vertegenwoordigde zijn kerkprovincie onder andere op het Eerste Vaticaans Concilie, dat in de periode 1869-1870 te Rome gehouden werd tijdens het pontificaat van paus Pius IX. Deze kerkvergadering kreeg bekendheid door het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Toen het dogma werd afgekondigd, waren de Amerikaanse bisschoppen al uit Rome vertrokken. Misschien werd Spalding daarom wel geen kardinaal. Tot de Nederlanders die aan het Eerste Vaticaans Concilie deelnamen, behoorde ook aartsbisschop-bisschop J. Zwijsen van ‘s-Hertogenbosch.(17) Wellicht hebben Spalding en Zwijsen elkaar daar als oude bekenden gesproken. Overigens verliet de Bossche bisschop het concilie eveneens voortijdig. Op 18 juni 1870 vertrok monseigneur Zwijsen uit Rome voor de terugreis naar Noord-Brabant. Een maand later zou het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid op het concilie een overweldigende meerderheid verkrijgen: op 18 juli 1870 stemden er van de 535 aanwezige bisschoppen in Rome uiteindelijk slechts twee tegen.
De stad Louisville in Kentucky telt tegenwoordig nog twee bekende rooms-katholieke instellingen: de Spalding University en het Bellarmine College. Waarschijnlijk ontleent het eerste instituut zijn naam aan M.J. Spalding, de geboren Kentuckiaan, van 1850 tot 1864 bisschop van Louisville, die Leendenaar Laurens Bax overhaalde om als missionaris bij hem in Amerika te komen werken. Het tweede instituut moet genoemd zijn naar de Italiaanse heilige Robertus Bellarminus (1542-1621), kerkleraar, jezuïet, kardinaal en aartsbisschop van Capua, die onder meer in Leuven gestudeerd en gedoceerd had.
Te Bardstown (Kentucky), de geboorteplaats van monseigneur Spalding, treft men behalve het net even buiten de stad gelegen, uit 1818 daterende plantagehuis dat Stephen Foster tot zijn beroemde ballade My Old Kentucky Home inspireerde, ook een museum aan dat een beeld geeft van de rol die whiskey gedurende een paar honderd jaar gespeeld heeft. Het museum is gevestigd in de Spalding Hall, een voormalig katholiek seminarie met een college, een ziekenhuis, een weeshuis en een school. Ongetwijfeld heet deze Spalding Hall naar de vroegere inwoner van Bardstown wiens wervingstochten door Europa aan het leven van een aantal Leendenaren in de negentiende eeuw zo’n bepalende wending hebben gegeven.
Kentuckiaans vrouwvolk in gevaarlijke kleding
In een brief van 18 juli 1853 uit Louisville aan J. Cuyten in Haaren deed L.A. Bax aan zijn voormalige president van het groot-seminarie verslag van zijn wederwaardigheden in Noord-Amerika.(18 )
"Bij mijn vertrek uit Europa beloofde ik de heeren professoren getrouw den toestand der seminarische heeren alsmede de levenswijze der Kentuckianen enz., mede te zullen deelen. Ik herhaal mijne belofte en ik hoop ik zal er niet aan te kort blijven; nogtans het zoude vermetel zijn, dunkt mij, om te beproeven, na nog zoo korten tijd hier te zijn geweest, een waar denkbeeld van het laatste te geven."
Hierboven een kaart van de staat Kentucky in de Verenigde Staten van Amerika. Louisville, de grootste stad, ligt noordelijk in het midden aan de grensrivier Ohio. Oostelijk daarvan de hoofdstad Frankfort aan de Ken- tucky-rivier en verder zuidoostelijk de één na grootste stad Lexington (tabak, paardenfokkerijen). Zuidelijk van Louisville treft men Bardstown, de geboorteplaats van mgr. M.J. Spalding, aan. Iets zuidwestelijk van Mammoth Cave National Park ligt Bowling Green, het latere 'verbanningsoord ' van Laurens Bax, van waaruit hij in 1876 naar J. Cuyten in Haaren schreef.
Bax was eigenlijk niet van plan om zo vlug al een brief te schrijven, maar zijn bisschop, M.J . Spalding, had een "exeat", kennelijk een officieel document van vertrek uit het bisdom `s-Hertogenbosch, nodig voor zijn Brabantse priesters/theologanten. Hij had er behoefte aan, onder andere omdat hij F. van Deutekom tot priester wilde wijden. Spaldings schriftelijk verzoek, des tijds vanuit Antwerpen aan bisschop J. Zwijsen gedaan, was noch tijdens Spaldings verblijf in Parijs, noch in Kentucky beantwoord, zodat de bisschop van Louisville ervan uitging dat de brieven vermist waren. Spalding verzocht nu via Bax aan de president van het groot-seminarie om voor Spalding bij J. Zwijsen, sinds kort aartsbisschop van Utrecht, in deze zaak te bemiddelen.
In wat voor wereld Laurens Bax en zijn Brabantse collega`s terechtgekomen waren, deelt de Leendenaar mee in de volgende tekst, die ongeveer de helft van zijn eerste brief beslaat:(19)
"Wij zijn allen goed gezond en, zooals ik meen, tegenwoordig tenminste goed geaard. In den beginne was er een enkelde die het niet goed maakte of, met andere woorden, niet goed den aard had. En dat is niet te verwonderen (ik schrijf het aan de professoren alleen), immers menig punt of tenminste sommige dingen zijn er, die wij zoo niet verwacht hadden en ons zeer hinderen. Namelijk de kleeding van het vrouwvolk, van de kinderen en de jongedames is voor eenen Meijerijenaar nogal onstichtend en gevaarlijk. Oordeelt zelf. De kinderen, veelal tot hun 10de of 12de jaar, zijn tot aan de schouders ongedekt om de hitte van den zomer te kunnen verduren. Hieraan nogtans, omdat het kinderen zijn, kan men zich nogal wel gewennen; maar hetzelfde heeft plaats somtijd aangaande jongedames, wel niet zo publiek, maar het is toch soms onmogelijk hen te ontwijken en noodzakelijk zijne oogen zedig te bewaren.
Dit is het voornaamste wat ons, tenminste den Eerw. Heer Van Deutekom en mij, het meeste strijdt; maar reflecteert(20) dat wij in de stad Louisville wonen, daar ik vooronderstel dat het ergste is; op het land, vertrouw ik, zal dat zoo niet zijn. Maar ook wat dat nu aangaat, hoe gevaarlijk het ook zij voor ons, Noordbrabanters, ik geloof, met de genade van God, dat het niet lang zal duren of wij zien dat niet meer, als wij van onzen kant zorgen onze oogen te bewaren en soms de eene te sluiten als het niet beide is.
Niettegenstaande echter dit tegenstrijdige zijn wij allen goed geaard en van den kant der geestelijken, den bisschop aan het hoofd, hebben wij alle reden om onze tevredenheid te kennen te geven.
De bisschop verzoekt mij spoed te maken en mijnen brief af te geven, anders zoude ik mogelijk wat meer en geregelder hebben kunnen schrijven, maar nu behoud ik het voor later, als ik ook wat met het land bekend zal zijn; waarvoor ik binnenkort gelegenheid zal hebben, want ik denk niet lang meer in Louisville te zullen blijven."
Bax’ toezegging om later meer over zijn ervaringen te schrijven heeft amper sporen in het bisschoppelijk archief achtergelaten. Er is slechts een brief uit 1876 van hem te vinden.(21) Andere, vroegere persoonlijke mededelingen, waarover hij in een post Scriptum onder zijn schrijven van 18 juli 1853 rept, ontbreken:
"P.S. Ik heb eenen brief afgezonden voor de heeren theologanten waarin ik zoowat mijne bezigheden enz. heb geschreven. Den 16de heb ik voor den eersten keer gedoopd en sedert dien tijd is het mijn dagelijks werk geworden."
Berichten uit Kentucky
Wij vinden het onvoorstelbaar dat L.A. Bax in deze eerste reactie uit Amerika aan J. Cuyten niet veel belangrijkers te melden had dan dat hij "goed geaard" was en dat hij de kleding van vrouwen en kinderen in Louisville "voor eenen Meijerijenaar nogal onstichtend en gevaarlijk" vond. Het zegt genoeg over de toenmalige mentaliteit van priesters, over hoe ze in het leven stonden. Natuurlijk was Bax weinig gewend, opgegroeid als hij was in het plattelandsdorp Leende, in de streek van de ploeterende boerenbevolking en de aardappeleters die de Brabantse schilder Vincent van Gogh enkele decennia later zo raak op het doek zou vereeuwigen. Ook zijn seminarieopleiding van destijds zal zijn wereldvreemde kijk op het "vrouwvolk" nog bevorderd hebben.
Bax had, zeker voor de begrippen van toen, een wereldreis achter de rug. Niets vernemen we van zijn oversteek aan boord van de ‘Hermann of Baltimore’ over de Atlantische Oceaan. Informatie over zijn tocht door het Noordamerikaanse land tot aan Louisville ontbreekt, terwijl hij onderweg toch veel bijzonders zal hebben gezien en meegemaakt. We moeten het vooral doen met Bax’ wonderlijke mededeling dat het hem zoveel moeite kostte om in deze Nieuwe Wereld "zijne oogen zedig te bewaren".
En dat in een land waar wel andere zaken aan de orde waren!
Zoals het probleem van de slavernij dat al jarenlang centraal stond in de politieke strijd. In 1852 publiceerde Harriet Beecher-Stowe (1811-1896) haar geruchtmakende roman Uncle Tom 's Cabin (De Negerhut van Oom Tom) in boekvorm. Dit in 1850 als feuilleton verschenen wereldberoemde pleidooi in de slavenkwestie ontstond ten tijde dat haar echtgenoot hoogleraar was te Cincinnati, een stad in de staat Ohio aan de rivier Ohio, welke stad slechts door deze rivier gescheiden wordt van de staat Kentucky en 165 kilometer verwijderd is van het eveneens aan de rivier Ohio gelegen Louisville. In 1853, het jaar dat Bax naar de Verenigde Staten emigreerde, maakte de schrijfster en strijdster voor de opheffing van de slavernij een rondreis door Europa waar ze overal als een heldin werd gevierd.
Het was een in Kentucky geboren (Hodgenville, 1809) boerenzoon die, eenmaal advocaat geworden, in 1854 de aandacht op zich vestigde met een beroemde rede waarmee hij zijn ‘evangelie tegen de slavernij’ begon. Zijn naam: Abraham LincoIn, een der grootste figuren uit de Amerikaanse geschiedenis. Hij werd in 1861, het jaar van het begin van de Burgeroorlog (1861-1865), als zestiende president van de Verenigde Staten van Amerika geïnstalleerd. President Abraham LincoIn moest in 1865, kort nadat hij de emancipatie van de slaven had geproclameerd, zijn aan de dag gelegde idealen van vrijheid, eenheid en recht met de dood bekopen toen hij in een theater te Washington door een fanaticus werd neergeschoten.
Verschillende brieven van anderen maken ook melding van Bax’ aanwezigheid in Kentucky. De uit Woensel afkomstige priester J. van Luijtelaar, tegelijk met Bax als missionaris in Louisville gearriveerd, schreef op 25 april 1854 vanuit Cincinnati (Ohio) aan zijn vroegere overste J. Cuyten in Haaren onder meer:(22)
"De eerw. heeren Bax en De Vries zijn nog altoos in 't seminarie."
Van monseigneur M.J. Spalding uit Louisville zijn vijf brieven aan de president van het Haarense groot-seminarie bekend. Op 8 januari 1855 liet Spalding zijn vriend Cuyten schriftelijk in het Frans blijken hoe tevreden hij was over de uit Brabant meegekomen missionarissen. Bax was toen leraar aan het klein-seminarie van het bisdom Louisville. Allen leken het naar hun zin te hebben, hoewel sommigen aanvankelijk enigszins in verwarring gebracht waren, omdat alles er zo verschilde van de omstandigheden in hun eigen land:(23)
"M[onsieur] Bax est professeur dans le petit seminaire et M[onsieur] De Vries va être ordonné prêtre au mois de juillet. A présent tous semblent être contents et heureux; quoique au commencement, comme vous pouvez bien le concevoir, quelques-uns se trouvaient un peu embarassés et troublés, toutes les choses étant tant differentes de celles de leur pais. "
Enkele jaren later deelde monseigneur Spalding in een brief van 16 juli 1857 aan president Cuyten mee dat Bax het goed maakte als pastoor van een kleine parochie in Louisville. Bax hield zich daar bezig met de bouw van een nieuwe kerk. Hij was ijverig, actief en populair. Hij preekte heel goed in het Engels: (24)
"M[onsieur] Bax est encore depuis un an à Louisville, où il réussit à mer- veille. Il est pasteur d'une petite paroisse de Louisville, où il soccupe à bâ- tir une nouvelle église, laquelle, comme je l`espére, sera finie l`année pro- chaine. M[onsieur] Bax est plein de zèle et d'activité; et parcourt sa mission en tous sens pour trouver les brebis égarés. Tous l'estiment et aiment. Il parle et prêche tres bien en anglois. " ‘
Bax et Bax solus punitur (Bax en Bax alleen wordt gestraft)
Er is een tweede brief van Bax aan Cuyten bewaard gebleven. Hij dateert van 7 januari 1876 en komt uit Bowling Green, een plaats in het zuiden van Kentucky, een kleine tweehonderd kilometer van Louisville verwijderd. De uit Nuenen afkomstige J. Cuyten (1799-1886), die als een groot bevorderaar van de Amerikaanse missie geldt, was in dat jaar kennelijk nog steeds president van het groot-seminarie te Haaren; hij vervulde die functie daar al sinds 1837.(25)
Reeds uit de eerste alinea van zijn brief blijkt hoezeer Leendenaar Laurens Bax in de problemen zat. Hij opende aldus:(26)
"Wie zoude het ooit gedacht hebben, dat uwe kinderen in Amerika zoude moeten schrijven om zichzelven te verdedigen en om den goeden naam der Nederlandsche priesters te bewaren? Ik heb lang uitgesteld omdat ik, als UEHW. wel kunt begrijpen, veel liever over die onaangenaamheden die in ons diocees hebben plaatsgenomen, niets zoude zeggen. Maar op het aanraden de jesuiten, van mijheer Bekkers en anderen, vind ik mijzelven gedwongen ten minste aan UHEerw. President die geschiedenis in het kort te verhalen, zoodat na de andere zijde gehoord te hebben, UHE. moogt in staat zijn te oordeelen. Maar eer ik aanvange moet ik UHE. vragen, ut excusatum me habeas(27), indien mijn Hollandsch niet good is. "
Dan volgt Bax’ schriftelijk relaas van het gebeurde in een mengeling van Nederlands, Latijn en hier en daar wat Engels.
De opvolger van M.J . Spalding in het bisdom Louisville bleek Laurens Bax en zijn collega’s beschuldigd te hebben van ongehoorzaamheid. Een aantal priesters, onder wie Bax, waren voor straf van hun standplaats naar veel slechtere parochies gestuurd: "niet wetende waarom; non-auditi(28) , zijn wij veroordeeld en gestraft geworden". Toen de Brabantse priester J. de Vries protesteerde, werd hij door de bisschop geschorst, wat hij niet accepteerde. Hij ging in beroep te Rome:
"En mijheer De Vries zegde dan: ‘Romam appello’. Et Romam veniens statim obtinuit facultatem celebrandi. Etenim suspensio erat nulla ut videtur.”(29)
De gelovigen waren in opstand gekomen, met name omdat Bax, pastoor van de Sint-Jansparochie in Louisville, verplaatst was buiten deze stad zonder te weten waarom: "Het volk murmureerde tegen den bishop. "
Ze bleken op Bax gesteld te zijn. De Leendenaar had meer invloed op de gelovigen dan andere priesters en zelfs dan de bisschop. De laatste zag zich genoodzaakt een verklaring te geven. Hij schilderde Laurens Bax in het openbaar af als iemand die jonge priesters tot ongehoorzaamheid aanzette, als een oproerkraaier tijdens de afwezigheid van de bisschop. Ook zou Bax ertegen zijn geweest om een jaarlijkse financiële verantwoording af te leggen.
"Zoodra als ik dat leesde in de nieusbladen, ging ik naar den archbp. too en vraagde hem wat ik zoude doen." Deze archbp., te weten de aartsbisschop, adviseerde aan Laurens Bax om de beschuldigingen openlijk in de krant te weerspreken. Toen dat gebeurde, werd bisschop Spaldings opvolger in Louisville enorm kwaad. De Leendenaar wilde daarom uit het bisdom vertrekken. Het werd hem toegestaan op voorwaarde dat hij zijn belastende verklaringen over de bisschop, die Bax” collega J. de Vries al mee naar Rome had, in zou trekken. Bax weigerde echter: "Did wilde ik niet doen, en dan ego quoque Romam appellavi."(30)
Ook andere priesters namen het nu voor Laurens Bax op: "Omnes sumus rei, inquiunt, si dominus Bax est reus. Sed nihil refert. Bax et Bax solus punitur et reus arguitur. Quare? Deus novit."(31)
De Leendenaar verzekerde J. Cuyten in Haaren aan het eind van zijn brief dat de gebeurtenissen in het bisdom Louisville zich hadden afge-speeld zoals hij beschreef. En hij verzuchtte: "Consolatio mihi firet si epistolas manu tua scriptas acciperem."(32)
Of de president van het groot-seminarie zijn voormalige leerling in Kentucky schriftelijk heeft getroost, zoals Bax verzocht aan Cuyten, blijkt niet uit onderzoek in het bisschoppelijk archief. Wel ontving Cuyten in Haaren een brief van zijn oud-leerling J. de Vries uit Rome, waar deze collega van Laurens Bax in beroep gegaan was.(33) De op 11 maart 1876 geschreven brief bevatte de kijk van J. de Vries op de kwestie met de bisschop van Louisville. J. Cuyten beschikte zo over een betrouwbaar controlemiddel en zal tot de conclusie gekomen zijn dat de gang van zaken in het vroegere bisdom van zijn inmiddels overleden Amerikaanse vriend M.J. Spalding zeer te wensen overliet.
Omdat J. de Vries de in het bisdom Louisville gerezen problemen duidelijk uiteenzette, volgt hierna de letterlijke tekst van zijn brief uit Rome aan J. Cuyten. Hoe de kwestie uiteindelijk tot een oplossing kwam, is ons echter onbekend.
Een brief uit Rome
"Rome, den 11den maart 1876
Zeereerw. Heer en vriend,
Ik twijfel of er is nog altijd met U Eerw. eenig gevoelen van vrees dat er door ons iets gepleegd is dat aan onze heilige beroeping tegenstrijdig is. Ik zal u daarom in 't kort de zaak uitleggen.
Onze bisschop was vóór zijne benoeming rector van het Amer. Collegie te Rome. De Amerikaansche bisschoppen alsook card. Barnabo waren hoogst ontevreden met zijn bestuur. Om hem fatsoenelijk weg te krijgen noemden zij hem bisschop van Louisville op het principe "promoveatur et amoveatur"(34), omdat zij niet veel van zijn bestuur verwachtten.
Hij gaf dadelijk proef van zijne vijandelijkheid tegen aartsbisschop Spalding, die alle pogingen had aangewend om zijne benoeming te beletten. Alles wat deze in zijn vorig diocees had gedaan wierd plotseling ten ondersteboven geworpen om zijn gezegend memorie uit te wisschen. Wij verborgen onze gevoelens te dien opzigte niet en daarom ook toonde hij wel dat wij hem niet behaagden: nogtans wij hadden geene openlijke moejelijkheden met hem.
Zijn plan was gevormd om de Ieren aan zich te hechten en dan een voorwendsel te vinden om ons te vernederen. Hij meent dit gevonden te hebben. Het voorgaande jaar hield hij eene synode, waarin hij ons zeer strenge statuten oplegde. Onder anderen één dat ons verpligte niet alleen jaarlijks rekening aan hem te doen van alle kerkelijke inkomsten en uitgaven, hetgeen wij ten volste goedkeurden; maar dat wij daarenboven onze boeken zouden openleggen aan twee onzer parochianen om hunne goedkeuring te bekomen, terwijl zij ook onze rekening als getuigen moesten onderteekenen. Verder beval hij elke priester deze rekening te laten drukken en dezelve dus voor den 1 aug. aan hem toe te sturen sub poena suspensionis ipso facto incurrendae.(35)
Alle de priesters waren daar zeer op tegen; maar alle gehoorzaamde omdat de bisschop zelve niet te huis was, maar in Wiesbaden.(36) Het wierd hem bekend dat velen tegen deze wet protesteerden en hij vloog regelregt naar zijn diocees. Hij sloot zich op, zoo als niemand tot zich toe te laten, en beval een aantal priesters hunne parochiën op te geven en naar andere en slechtere zich oogenblikkelijk te begeven, zonder eenige redenen daarvoor aan te halen. Mr. Bax en ik waren daar ook onder.
Toen de grand vic.(37) mij vroeg of ik bereid was naar mijne nieuwe plaats te gaan, antwoorde ik dat ik eerst mijne rekening met den bisschop wilde maken aangaande mijne vorige missie waarin ik alles wat mij toebehoorde had besteed: maar hij wilde eerst weten of ik zou gaan. Mijn antwoord was dat die vernedering zonder reden te groot was: ‘Dan’ zegde hij, ‘suspendeer38) ik U in den naam van den bisschop'. ‘Zeer goed', zegde ik, 'en ik beroep mij op Rome.’’
Ik kwam regt naar Rome, presenteerde mijne casus(39) en bekwam oogenblikkelijk verlof om mis te lezen: men lachte met dat soort van eene censura, zonder rede, zonder de vereischte vormen; men vroeg mij of de bisschop gek was. Ik nam met mij eene petitie onderteekend bij de oudste en beste priesters waarin wij Rome verzoeken onderzoek te doen in de zaken van ons diocees, hetgeen in 't grootste gevaar is van teniet te gaan. Ik heb ook private petities van een aantal priesters, waarin zij de onregtvaardigheid van den bisschop jegens hun bloodleggen.
Onze vorige grand vic. wilde met mij medegaan, maar kon geen verlof krijgen. Ten langen laatsten heb ik dit toch van card. Franchi verkregen en binnen weinige dagen zal hij hier zijn om mij met zijne volle kennis van het diocees bij te staan. Ik heb intusschen alle de materialen, die meestal in ‘t Engelsch geschreven waren, in ‘t Latijn overgezet en laten drukken. Ik heb nu zoowat 125 pagina's, in quarto; maar wij zullen daar nogal wat bijdoen.
Zoodra alles gereed is, zal ik eenige copiën aan de Propaganda(40) geven en een aan elken cardinaal, die tot de congregatie(41) behoord, zoodat zij de volle zaak voor oogen hebben; naderhand bezoeken wij de cardinalen om hun verdere uitleggingen en inlichting te geven.
Card. Franchi heeft mij verschillende schoone voorstellen gemaakt voor mijzelven; maar ik heb alles van de hand gewezen omdat ik niet alleen voor mij, maar voor vele anderen deze zaak ondernomen heb. Wij moeten daarom afwachten wat de beslissing van de H. Congregatie zijn zal, nadat wij onze causa (42) in hunne handen zullen geplaatst hebben. Het statuut bovengemeld is alreeds in Rome afgekeurd; in zooverre dan zijn wij allen verontschuldigd, indien er schuld was in ons ongunstig oordeel aangaande hetzelve. Want geene andere reden wordt door den bisschop aangegeven.
In besluit neem ik de vrijheid mij in uwe gebeden aan te beveelen, beloovende dat ook ik U Eerw. niet zal vergeten.
Groetenisse aan de Eerw. Heeren Professoren.
Fiat justitia, ruat coelom!(43)
Totus tuus in visceribus Christi(44),
(w.g.) Jos. de Vries.
P.S. De Prop. is druk bezig met middelen te beramen die ons tegen de Amerikaansche bisschoppen zullen beschermen. Het ingesloten memorie dat ik omstreeks nieuwjaar aan de cardinalen aanbood heeft eenen sterken indruk gemaakt. Het is aan de Amerikaansche bisschoppen nog onbekend.
J .d.V."
NOTEN
1 Met Leende is hier de voormalige gemeente bedoeld, met al haar gehuchten en buurtschappen, welke gemeente ten gevolge van een herindeling op 1 januari 1997 haar zelfstandigheid verloor. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de Leenderstripse Baxen, die vanouds een prominent deel van de bevolking van het gehucht Leenderstrijp uitmaken, en de Leendse Baxen, uit de overige delen van de voormalige gemeente Leende.
2 Zie bladzijde 78 van genoemd proefschrift.
3 Bij een toevallige ontmoeting vertelde dr. H. van Stekelenburg aan Sjaak de Waal dat Van Stekelenburg tijdens zijn onderzoek niet alleen meer namen van leden van de familie Bax, maar ook namen van andere naar Noord-Amerika geëmigreerde Leendenaren was tegengekomen. De heer Van Stekelenburg was vervolgens zo vriendelijk zijn desbetreffende gegevens met kopieën van archiefstukken uit het bisschoppelijk archief te 's-Hertogenbosch op 30 juni 1996 aan Sjaak de Waal ter beschikking te stellen, waarvoor onze dank.
4 De gegevens in de volgende tekst. tot aan het kopje L.A. Box’ opleiding en vertrek naar Kentucky, zijn bijeengebracht uit verschillende archieven/verzamelingen. In de nog te verschijnen genealogie-Bax zullen de vindplaatsen vermeld worden. Tot die tijd kunnen ze eventueel ook opgevraagd worden bij de schrijvers van dit artikel.
5 Archief bisdom `s-Hertogenbosch te `s-Hertogenbosch (in het vervolg van dit artikel aangeduid als: ABH). Groot-Seminarie, LXXXVI, 286, studentenlijsten 1842-1892, f. 75.
6 J.W.M. Peijnenburg, Joannes Zwijsen, bisschop, 1794-1877, Tilburg, 1996, blz. 141.
De studentenlijst van het groot-seminarie te Haaren (zie noot 5) vermeldt dat Laurens Bax zowel zijn diaken- als priesterwijding ontving "in seminario", dus in het seminarie. Op Laurens” bidprentje staat evenwel te lezen: "Priester gewijd te Tilburg (Huiskapel) 13 Maart 1853." Met deze "Huiskapel" is vermoedelijk de kapel in de pastorie van de Tilburgse parochie van de H.Dionysius, beter bekend als de parochie van `t Heike, bedoeld, in welke parochie J. Zwijsen sinds 1832 pastoor was. Zwijsen werd in 1842 in zijn eigen parochiekerk tot titulair-bisschop van Gerra, een plaats in de Egyptische woestijn, geconsacreerd. Hij woonde als (aarts)bisschop- pastoor in de pastorie van de Sint-Dionysiusparochie (‘t Heike) te Tilburg totdat hij op 1 mei 1854 verhuisde naar Huize Gerra (genoemd naar zijn vroegere titulaire bisdom), een voor hem gebouwd herenhuis bij de inrijpoort van het groot-seminarie te Haaren. In 1864 vestigde mgr. J.Zwijsen zich van daaruit in ”s- Hertogenbosch. Zie J.W.M. Peijnenburg, a.w., blz. 33-35, 88-93, 106-107, 249, 282-283.
7 Volgens de door dr. H. van Stekelenburg verstrekte gegevens (zie noot 3) was Laurens Bax bij zijn vertrek in 1853 naar Noord-Amerika nog niet tot priester gewijd. Van Stekelenburg noemt hem op bladzijde 78 van zijn proefschrift dan ook theologant, dus student godgeleerdheid. Volgens de studentenlijst van het groot-seminarie (zie noot 5) en Laurens’ bid- prentje (zie noot 6) echter vertrok L. Bax in 1853 als pas gewijd priester naar Louisville.
Verder schreef de heer Van Stekelenburg aan Sjaak de Waal dat Laurens Bax op 12 mei 1853 aan boord van de *Hermann of Baltimore” in New York arriveerde vanuit de Duitse havenstad Bremen. Het laatste is in tegenspraak met de gegevens in de studentenlijst van het groot-seminarie (zie noot 5). Deze studentenlijst vermeldt bij de levensloop van Laurens Bax over de Leendenaar in het Latijn: "14 aprilis 1853 de seminario profectus est in Americam septentrionalem ad dioecesis in Louisville in statu Kentucky; se mari dedit 25 aprilis 1853 de zee op 25 april 1853 vanuit Le Havre in Frankrijk." Portus Gratiae is de Latijnse naam voor Le Havre, Gallia de Latijnse naam voor Frankrijk. De Franse havenstad Le Havre heette vóór de Franse Revolutie nog Le Havre de Grâce (= Portus Gratiae). Op het bidprentje van Laurens Bax staat overigens: "Vertrokken naar Amerika 23 April 1853."
Vermoedelijk heeft het schip 'Hermann of Baltimore' zijn reis vanuit Bremen als beginhaven via Le Havre naar New York gemaakt en is Laurens Bax pas in Le Havre aan boord gegaan. Het schip had volgens de beschikbare gegevens slechts tweeëneenhalve week nodig om de Atlantische Oceaan over te steken: vertrek Le Havre op 25 april, aankomst New York op 12 mei. Indien de genoemde data kloppen was dat een snelle overtocht. Van Stekelenburg beschrijft in zijn proefschrift (blz. 95-100) drie zeereizen in 1848 vanuit Hellevoetsluis, zoals die van het schip ‘Libra’: vertrek op 14 maart, aankomst Boston op 5 mei; het schip ‘America’: vertrek op 26 maart, aankomst Philadelphia op of omtrent 12 mei; het schip ‘Maria Magdalena’: vertrek op 26 maart, aankomst New York op 8 mei.
8 Vergelijk ook H.A.V.M. van Stekelenburg, landverhuizing als regionaal verschijnsel. Van Noord-Brabant naar Noord-Amerika 1820-1880, Tilburg, 1991, blz. 100-102. De landreis van New York naar Louisville kan redelijk vlot verlopen zijn. Louisville ligt aan de rivier Ohio op een knooppunt van verbindingen. De aanleg van het Louisville en Portlandkanaal in 1830 en de komst van de spoorwegen in 1850 stimuleerden de ontwikkeling van de stad als handelscentrum aanzienlijk.
9 Zie H.A.V.M. van Stekelenburg, a.w. , blz. 76-78, en gegevens van H.A.V.M. van Stekelenburg, genoemd in noot 3.
10 Theologant: student theologie of godgeleerdheid; priesterstudent in het groot-seminarie.
11 H.A.V.M. van Stekelenburg, a.w., blz. 37-81.
12 Ultramontaans (van het middeleeuws Latijnse ultramontanus = over de bergen (Alpen) gelegen, van het noorden uit gezien; zuidelijk van de Alpen, waar Rome ligt): vurig aanhankelijk aan de paus en diens gezag.
13 H.A.V.M. van Stekelenburg, a.w., blz. 80.
14 Zie H.A.V.M. van Stekelenburg, a.w. , blz. 76-79, en gegevens van H.A.V.M. van Stekelenburg, genoemd in noot 3. Zie ook J.W.M. Peijnenburg, a.w., blz. 263.
15 Primaat is o.a. de titel van een aartsbisschop als hoofd van een kerkprovincie.
16 Gegevens van H.A.V.M. van Stekelenburg, genoemd in noot 3.
17 Zie J.W.M. Peijnenburg, a.w., blz. 187-189 en 244-246. J. Zwijsen, die op 22 juli 1868 als aartsbisschop van Utrecht was afgetreden, zou daarna tot zijn dood in 1877 bisschop van `s-Hertogenbosch blijven met de titel van aartsbisschop-bisschop.
18 ABH. Archief Groot-Seminarie, XXIX, 186a: brieven aan J. Cuyten, 18 juli 1853.
19 Zie noot 18.
20 "Reflecteert": "neemt in aanmerking", "bedenkt".
21 ABH. Archief Groot-Seminarie, XXIX, 187: brieven aan J. Cuyten, IV, 1869-1884, 7 januari 1876.
22 ABH. Archief Groot-Seminarie, XXIX, 186b: brieven aan J . Cuyten, 1854-1868, 25 april 1854. Zie ook noot 24
23 Idem als noot 22: 8 januari 1855. Zie ook noot 24.
24 Idem als noot 22: 16 juli 1857. Op het bidprentje van Laurens Bax komt o.a. de volgende tekst voor: "Vertrokken naar Amerika 23 April 1853. Assistent in de Cathedraal te Louisville (Kentucky). Professor aan 't Bisschoppelijk Seminarie Augustus 1853. Pastoor der St. Janskerk te Louisville 1856."
25 H.A.V.M. van Stekelenburg. a.w.. blz. 48. Ook J.W.M. Peijnenburg, a.w., blz. 55-66.
26 Zie noot 21.
27 "Ut excusatum me habeas": "Dat gij mij verontschuldigd houde". L. Bax gebruikt in het vervolg van deze zin het Engelse "good" in plaats van het Nederlandse "goed".
28 "Non-auditi": "Niet gehoord (zijnde)".
29 “Romam appello'. Et Romam [...t/m...] ut videtur.": " ‘lk ga in beroep in Rome’. En in Rome komend, verkreeg hij terstond gelegenheid om de mis op te dragen. Want blijkbaar was er helemaal geen sprake van schorsing."
30 "En dan ego quoque Romam appellavi": "En dan ben ik ook in Rome in beroep gegaan." Aan het begin van de aangehaalde tekst schrijft Bax het Engelse woord "Did ", waar hij het Nederlandse "Dit" bedoelt. Hij beheerste zijn "Hollandsch" na al die jaren in Noord-Amerika dus inderdaad niet meer zo "good" (zie noot 27)!
31 "Omnes sumus rei [...t/m...] Deus novit. ": "Allen zijn wij schuldig, zeggen zij, indien de heer Bax schuldig is. Maar het doet er niets toe. Bax en Bax alleen wordt gestraft en schuldig bevonden. Waarom? God mag het weten." (Het Latijnse "novit" in deze tekst is een perfectum van de infinitivus noscere, wat eigenlijk vertaald moet worden als "heeft gewe- ten" in plaats van hier "mag (het) weten".)
32 "Consolatio [...t/m...] acciperem.": "lk zou getroost worden, indien ik van u brieven zal ontvangen [letterlijk: door uw hand geschreven brieven zal ontvangen].
33 " ABH. Archief Groot-Seminarie, XXIX, 187: brieven aan J. Cuyten, IV, 1869-1884, 11 maart 1876.
34 "Promoveatur et amoveatur": "Moge hij worden bevorderd en verwijderd". Hij werd, in het Nederlands gezegd, dus weggepromoveerd.
35 "Sub poena suspensionis ipso facto incurrendae": "Op straffe van door het feit zelf op te lopen schorsing".
36 Met Wiesbaden zal hier niet de in de Duitse deelstaat Hessen gelegen stad Wiesbaden bedoeld zijn, maar een gelijknamige plaats in de staat Kentucky. De hoofdstad van de federale staat Kentucky in de Verenigde Staten heet bijvoorbeeld Frankfort.
37 "Grand vic. " Bedoeld is vermoedelijk wat wij de vicaris-generaal zouden noemen, de helper en plaatsvervanger van een bisschop.
38 "Suspendeer ik... ": "Schors ik... "
39 "Casus": "Geval".
40 "Propaganda". Voluit: "Congregatie de Propaganda Fide" = de Congregatie voor de Verbreiding van het Geloof. Het bestuur van de r.-k. kerk kent negen (na de reorganisatie van 1967) congregaties, de z.g. Romeinse congregaties. Dit zijn commissies van kardinalen, belast met bepaalde kerkelijke aangelegenheden en functionerend als ministeries van de Heilige Stoel, het pauselijk gezag. De Congregatie voor de Evangelisatie van de Volken (vóór 1967 de Congregatie voor de Verbreiding van het Geloof) is zo’n Romeinse congregatie.
41 "Congregatie": groep van kardinalen door de paus aangewezen om bepaalde kerkelijke zaken te regelen. Zie ook noot 40.
42 "Causa " : (rechts)zaak.
43 "Fiat justitia, ruat coelum!": "Gerechtigheid geschiede, al stort de hemel in! "
44 "Totus tuus in visceribus Christi": "[Ik ben] geheel de uwe in het hart [binnenste] van Christus." (Het Latijnse "viscera" betekent eigenlijk "ingewanden".)