Boerderijen van de Prehistorie tot in de Middeleeuwen

Heemkronijk jaar:2001, jaargang:40, nummer:1/2, pag:3 -9

BOERDERIJEN VAN DE PREHISTORIE TOT IN DE MIDDELEEUWEN

door: Jan Broertjes

 

De eerste bewoners hier waren jagers-verzamelaars. Zij leefden als nomaden en hadden geen vaste verblijfplaats. Zij woonden in eenvoudige tenten, die wellicht gemakkelijk verplaatsbaar waren. De mens is in de loop van de tijd boer geworden. Er werd vee gehouden en er werden diverse gewassen geteeld. Hiervoor was min of meer permanente behuizing nodig. Er werden boerderijen gebouwd om te wonen en om het vee in te houden. Ook werden er landbouwproducten zoals graan opgeslagen. Dit gebeurde ook wel in aparte gebouwtjes, de zogenaamde spiekers. Omdat de boerderijen werden gemaakt van hout en stro waren ze na zo’n 25 jaar aan vernieuwing toe. Dan werd er vlak bij een nieuwe boerderij gemaakt, waarbij zo mogelijk materiaal van het oude huis werd gebruikt. Je ziet dan ook in de grond sporen van meerdere huizen die nooit tegelijk daar hebben gestaan, maar door de jaren heen door vernieuwing zijn achter gebleven. Dit systeem bleef in grote lijnen tot in de Middeleeuwen bestaan. De modellen wijzigden zich wel, er waren er met één rij middenstaanders, maar ook met twee en ook wel met drie rijen staanders. Ook de plaats van de ingangen verschilde, maar meestal waren deze aan de lange zijde. Het dak moest aan de zijkant flink oversteken om de lemen wand te beschermen tegen weersinvloeden.

 

De boeren en hun boerderijen.  

Ongeveer 5000 jaar voor Christus veranderde in West-Europa de levenswijze van een nomadisch bestaan met de komst van landbouwers uit het oosten. Dit waren de boeren van de Bandkeramiekers uit het Vroeg-Neolithicum (5200-4200 jaar voor Christus). De eerste boeren kwamen in Zuid-Limburg, waar zij op enkele plaatsen hun nederzettingen hadden. Zij bouwden grote vierschepige boerderijen die noord-west-zuidoost gericht waren. Hierin werd gewoond en had hun vee een plaats. Vermoedelijk werd in het middengedeelte gewoond. Wat men van deze boerderijen terug vindt zijn slechts de sporen in de bodem, waar de palen en de wanden van de boerderij hebben gestaan. De palen droegen het dak en de wanden bestonden uit opgestapelde zoden en met leem besmeerde vlechtwerkwanden en zelfs zijn er planken gebruikt. Het dak werd bedekt met riet. Twee plattegronden van boerderijen zijn te zien op afbeelding 1. 

Uit het Laat-Neolithicum (2800-2000 jaar vóór Christus) zijn plattegronden van boerderijen bekend uit o.a. Schouwen en Molenaarsgraaf. Op afbeelding 2 is de plattegrond van een boerderij uit Molenaarsgraaf te zien.

Ook in Geldrop Waren er boeren in die tijd. Plattegronden van hun boerderijen zijn echter nog niet gevonden.  

Uit de Bronstijd (2000-800 jaar vóór Christus) zijn een aantal plattegronden van boerderijen bekend. Voor Brabant is Oss een belangrijke vindplaats met talrijke plattegronden van boerderijen.  

Ook in Geldrop zijn tijdens opgravingen enkele plattegronden van boerderijen uit de Midden-Bronstijd (1800-1100 jaar vóór Christus) te voorschijn gekomen. Een boerderij was noordwest-zuidoost gericht en was 22 meter lang en 8 meter breed (afbeelding 3). De noordwestkant is afgerond hetgeen wijst op een schilddakconstructie.

De zuidoostkant is recht en wijst op een zadeldak. Het gebouw had aan elke kant een dubbele rij palen, zogenaamde dubbele portalen. Het gebouw is drieschepig.  

Een ander gebouw had een afmeting van 15 meter lang en 4,5 meter breed (afbeelding 4). Het gebouw was oost-west gericht. Hierin is een grondspoor aanwezig dat zou kunnen wijzen op een middenstaander.  

Een derde gebouw was niet zo groot, 9 meter lang en 4,5 meter breed (afbeelding 5). Dit gebouw was noordwest-zuidoost gericht. De noordwestzijde was afgerond. Gezien de afmetingen zou het hier wel eens om een bijgebouw kunnen gaan. 

Een vierde plattegrond had de afmetingen 7,5 meter lang en 4 meter breed (afbeelding 6). Dit gebouw was noordwest-zuidoost georiénteerd. Ook hier was de noordwestzijde afgerond en de andere kant recht. Dit nog kleinere gebouw is vrijwel zeker een bijgebouw.

Uit de hierop volgende Ijzertijd (800-12 jaar vóór Christus) zijn talrijke plattegronden van woningen in Brabant bekend. Ook in Geldrop is bij opgravingen een aantal plattegronden gevonden.  

Een gebouw was 14 meter lang en 8 meter breed (afbeelding 7). Dit huis was noordoost-zuidwest georiénteerd. Ingangen lagen aan de lange zijden in het midden tegenover elkaar. Mogelijk was hier een woon- en stalgedeelte. Het gebouw was tweeschepig met middenstaanders die de nok van de boerderij moesten dragen. Afbeelding 8 laat een reconstructie zien van dit soort huis, dat tot het “Hapstype” wordt gerekend.  

Een ander gebouw was 8 meter lang en 5 meter breed en was noordwest-zuidoost georiénteerd (afbeelding 9). Dit gebouw was drieschepig met de ingang aan de zuidoostelijke korte zijde. Mogelijk is deze daarom in de vroege Ijzertijd (800-500 vóór Christus) te plaatsen.  

Er is nog een plattegrond van een huis aangetroffen. Dit gebouw was 7,5 meter lang en 5 meter breed (afbeelding 10). De richting was noordoost-zuidwest. Het gebouw was drieschepig. Een latere aanbouw heeft de lengte vergroot tot 10 meter. Dit gebouw had duidelijke wandgreppels. Het gearceerde deel is stal geweest of mogelijk een kelderkuil. De datering is Vroege Ijzerijd (800-500 vóór Christus).

Er is ook nog een iets grotere plattegrond van een boerderij gevonden (afbeelding 11). Deze had een lengte van 15,40 meter en was 6,40 meter breed. Deze had twee duidelijke ingangen. Aan de buitenkant waren grote wandpalen. Het gebouw was drieschepig en had mogelijk een combinatie van schilddak en zadeldak.

Afbeelding 12 is de reconstructie van huis en erf uit de Midden Ijzertijd in Eindhoven.  

 

Het einde van de Ijzertijd gaat geleidelijk over in de Romeinse tijd. De oudste gebouwen uit de Romeinse tijd lijken op die uit de Ijzertijd. Naar gelang de Romeinse tijd verloopt worden de gebouwen groter. Veel gebouwen hebben een lengte van bijna 30 meter en de breedte is meer dan 10 meter. Op afbeelding 13 is een voorbeeld van een plattegrond uit Riethoven. Het is een tweeschepige gebouw met in het midden een rij grote staanders die het dak hebben gedragen.

Dit waren zware palen die diep in de grond werden ingegraven. Deze kuilen waren soms meer dan 1 meter diep. In een aantal gevallen werden deze kuilen van die middenstaanders niet gevonden. Vrijwel zeker heeft men later ook op zogenoemde poeren gebouwd. Dit wil zeggen dat de paal op een steenblok werd geplaatst. Het voordeel hiervan was dat de palen niet zo gemakkelijk wegrotten. Heel duidelijk in veel van deze boerderijen was een verdiept verstoord gedeelte, vaak aan de oostkant, maar dat komt ook in het midden voor. Het betreft hier waarschijnelijk een potstal. Veelal lagen de boerderijen oost-west georiénteerd.

In ons heemgebied is ook Romeinse bewoning geweest. Met name in Geldrop is als gevolg van het afgraven van zand enkele decennia geleden het voormalig woongebied van de bevolking uit de Romeinse tijd weggegraven. Er is hier dan ook tot op heden nog geen plattegrond uit die tijd bekend. Wel worden hier en daar fragmenten van aardewerk gevonden en ook munten. Ook is een waterput bekend. In Leenderstrijp zijn grondsporen uit de Romeinse tijd gevonden die mogelijk te maken hebben met een Romeins gebouw. In de Laat Romeinse tijd (270-450 na Christus) is in de vijfde eeuw in Geldrop bewoning geweest. De bewoners hadden relatie met of bestonden uit Franken. Er is een onvolledig spoor van een eenschepig gebouw (afbeelding 14) gevonden. Dit heeft geen rniddenpalen en is zeker 11 meter lang geweest. Mogelijk is dit een of ander bijgebouw geweest, dat in de buurt van nederzetting heeft gestaan. Hier zijn ook enkele hutkommen gevonden, waarin bepaalde ambachten werden uitgeoefend zoals wever of smid.

Na de Romeinse tijd komen de Middeleeuwen. In Geldrop zijn uit de Merovingische periode (6de-7de eeuw) enkele plattegronden van gebouwen gevonden. Het gaat om gebouwen zelden groter dan 10 meter lang (afbeelding 15). Het gaat hier om tweeschepige gebouwen. De gemeenschap was een agrarische gerneenschap, dus zullen het boerderijtjes zijn geweest. Wel komen hier min of meer talrijk kleinere gebouwtjes voor die wellicht voor opslag hebben gediend. Ook zijn er gebouwtjes geweest met een niet-agrarische bestemming. Er zijn vondsten gedaan die wijzen op het huis van een bronsgieter en zelfs misschien wel van een zilversmid.

Er worden ook gebouwtjes aangetroffen die iets groter en uitzonderlijk van vorm zijn. Wellicht gaat het hier om de woning van een hoofd of een hoofdgebouw (afbeelding 16).

In de daarop volgende Karolingische periode (750-950 na Christus) werden de gebouwen iets groter, gemiddeld tussen de 15 en 17 meter lang en 8 tot 10 meter breed (afbeelding 17).

Waren in de vroegere boerderijen de dakspanten in de lengte geconstrueerd, in de Karolingische tijd was er een dwarsverbandconstructie.

Bijgebouwen ontbraken geheel, wel had de boerderij een waterput op het erf.

In de Late Middeleeuwen (1050-1500 na Christus) verandert het type woning weer. In Geldrop is een plattegrond van een boerderij aangetroffen met een lengte van 19 meter en een breedte van 7 meter. Deze is afgebroken en is er een schuur gebouwd met een lengte van 11 meter en een breedte van 7 meter (afbeelding 18).

In de 12de eeuw worden er bootvormige woonstalhuizen gebouwd (afbeelding 19). Deze hadden gebogen zijden. De lengte bedroeg 20 meter en de breedte was 11 meter. Aan de buitenzijde hebben kleine paaltjes gestaan voor de wand, maar deze zijn niet gevonden.

Op afbeelding 20 wordt een reconstructie van dit type boerderij weergegeven.

 

 

Samenvatting

Na de periode van de jagers-verzamelaars gingen de mensen over tot het verbouwen van allerlei gewassen en werden dieren als runderen, schapen en varkens gehouden. Hiervoor was onderdak nodig. Onder het dak op de zolder werden diverse geoogste gewassen bewaard, zoals stro etc. Zowel mens als dier kregen onderdak in boerderijen die zij geleerd hadden te bouwen. De vorm van de boerderijen onderging door de tijd steeds veranderingen. Over grotere gebieden zijn de tijdsperioden bepaalde typen te onderscheiden. Weliswaar is de grootte variabel en worden er “afwijkende” vormen aangetroffen, die wellicht te maken hebben met de wens van de bouwer.

 

Bronnen.

De prehistorie van Economisch tecbnologisch Nederland. J.A.Brongers en P.J. Woltering 1978

Tussen zes gehuchten. De laat-Romeinse en middeleeuwse bewoning \ van Geldrop-’t Zand. Redactie: Jos Bazelmans en Frans Theuws 1990   

Een en al zand. Twee jaar graven naar het Brabants verleden. Redactie: Nico Roymans en Frans Theuws 1993

De bewoningsgeschiedenis van een dekzandplateau te Geldrop Noord-Brabant tot aan de Romeinse tijd. Doctoraalscriptie Mara Westdorp 1997

Inventariserend veldonderzoek van een nederzetting uit de Vroege-Ijzertijd en een boerenerf uit de 15e - 17e eeuw in  de gemeente Geldrop. Een archeologiscb Onderzoek in het kader van het Zuidnederland Project van de Universiteit van Amsterdam. AACpublicaties 1 2001 Mara Westdorp

Ga terug