Heemkronijk jaar:1963, jaargang:2, nummer:6, blz.103
‘t Quensvenne of de Geldropse Putten
door: F.W. Smulders
Tussen heer Arnt van Hoerne, heer van Gaesbeke, Heeze, Leende en Geldrop en de ingezetenen van Geldrop was er een onenigheid over de gemeijrte, genaamd het Quensvenne, oft die Geldropsche Putten.
Er werd een proces gevoerd voor de schepenbank van Geldrop ende voert bij beroep van hoetvonnisse (bij den scepenen van Den Bosch geleert) voer die mannen van leen des heren Arnt van Hoerne; en daarna voor de Raad van Brabant.
Er worden scheidsrechters benoemd:
voor Arnt van Hoerne: Dirk die Borchgrave en M:Willem van den Bosche;
voor Geldrop: M: Jan van Vladeracken en Jan Kanapart.
De partij, die zich niet aan de uitspraak houdt, verbeurt 200 bourgonsche guldens.
De schout van Heze, Leendo en Goldrep moet 2 grote palen slaan:
een paal tegen den Mandenbeempt en Anseimrbosch bij die beempt optie Aa;
de tweede paal lijnrecht voert op Scerpenbosch, ‘t Quensvenne binnen die palen tot Geldrop waert gelegen tot der Aa zal blijven van de ingezetenen van Geldrop. 17 Dec. 1499.
Quensvenne (2)
Die van Geldrop moeten (boven de27 zijn) gulden die sij gescent hebben aan heer Maximilaen den jonge niecomende heer tot Gaesbeeck, geven ter lijeffenisse" 100 philips Schilder eens (ter waarde van 15 stuiver per stuk) binnen een maand na het Slaan der palen.
(17 Dec. 1499) (Den Bosch R.1268 fol. 229)