Heeze - Hees of ........Heeze?

Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:2,  blz.1 -4

Wat moet het nu zijn? HEZE - HEES of . . . . . HEEZE?

door: Anton van Oirschot

De meningen zijn verdeeld over de schrijfwijze van de naam van het dorp Heeze. Nog onlangs is in de studie "De dialekten van Kempenland" beweerd, dat Heze officieel ten onrechte Heeze wordt geschreven (De Bont: Dialekt van Kempenland dl. II). Daarbij wordt dan echter alleen maar verwezen naar de oudst bekende schrijfwijze: Hezia uit 785. In deze studie komt Heeze overigens voor als Heis, zijnde de dialektische uitspraak van de naam in Oerle en omgeving. Ook K. ter Laan geeft in zijn folkloristisch woordenboek de voorkeur aan Heze.

Daarnaast zijn er echter velen, die de schrijfwijze Heze willen invoeren, niet uit historische overwegingen, maar omdat ook de dorpsnamen kennelijk zouden moeten worden aangepast aan de nieuwste spelling. Het andere uiterste dus, met hetzelfde resultaat in "Heze".

Men pleit dan voor de naam met één E, evengoed als men Haren voor Haaren (bij Oosterwijk - Oisterwijk), Bokstel voor Boxtel, Helvoort voor Helvoirt, Oorschot voor Oirschot, Zomeren voor Someren en Zon voor Son prefereert. En dat is iets, waartegen men niet genoeg kan protesteren. Gedeeltelijk kan men deze "vernieuwing" zelfs lezen in de voorlopige lijst van monumenten van geschiedenis en kunst in Noord-Brabant en in het Kunstreisboek voor Nederland IV.

Een dorpsnaam, of de schrfwijze daarvan, groeit mee in de geschiedenis, (en dan bedoelen we niet een geforceerde spelling, die dan maar gehandhaafd moet worden). Men hoeft dan ook niet persé te staan op de alleroudste spelling, en een verwijzing naar het verlatijnste "Hezia“ is niet voldoende om de schrijfwijze Heze weer in te voeren. Veel eerder zou men dan, afgaande op de Oudste "Nederlandse” spelling kunnen pleiten voor Hese met een S. In dit geval zou men echter voor tal van andere plaatsnamen betreft "konsekwent" moeten zijn en de oudst bekende schrijfwijzen weer moeten invoeren: dan zou Valkenswaard “Weerd” of tenminste "Verckensweert" moeten heten; dan zou Helvoirt  voortaan weer Hellevorth zijn; Waalre Waderloe of Wadradoch, enz., enz.

Er zou, wanneer een verandering gewenst was, misschien dan meer te zeggen zijn voor een schrijfwijze, gebaseerd op de oorspronkelijke betekenis van de naam. Voor Heeze zou men in dat geval moeten afgaan op Hees. Hiervan immers zou Heeze zijn afgeleid. Deze naam betekent zoveel als: Bos (sen) van laaghout met struikgewas. Iets wat voor deze omgeving wel te verdedigen is. Tacitus - aldus dr. J. de Vries in zgn Etymologisch woordenboek - vermeldde: silva caesia = hesiwald. Dit kan weer samenhangen met het latijnse caesaries = hoofdhaar. Het ruige, stoppelige zou dus de eigenlijke betekenis van Heeze zijn. Vandaar: kreupelhout. Deze laatste betekenis geeft ook Schutjes in zijn Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch voor Heeze en Heser: kreupelhout met struiken en rijshout.

Verschillende spellingen

Na de schrijfwijze Hezia in 785 vinden we eerst in 1135 de naam Heeze terug bij Walter de Hese (zie Miraeus) en in 1172 bij Herbertus, dominus de Hese (arch.kasteel A. no. 80). Daarna, in 122O geeft dr, Meindersma (in de Heerlijkheid Heeze, Leende, Zesgehuchten): Heeze, in de in het latijn gestelde akte van bevestiging van hertog Hendrik van Lotharingen, betreffende de overdracht van Sterksel. Maar dit kan evengoed een "vertaling" van Meindersma zijn. Vervolgens vinden we in 1318 Willem van Horne’s "chateau de Hees” (vgl. Meindersma); in 1334 in de akte van overdracht aan Hertog Jan van Brabant: "ons opgedragen sine dorpe van Heze......"

 

In 1342 is het weer Hees in de akte van Willem van Horne: "hebben gegeven ende geven onse soene Hees ende Leende" etc., en ook "het voorseyde goet van Hees ende Leende" (Zie Goethals: Histoire genealigie de la Maison de Hornes, 1848; vgl. Meindersma).

In 1368 komt "Heese ende Leende aen Arnout en Diederick Loef" (vgl. Meindersma). Hier zien we dus voor het eerst de schrijfwijze Heese;  daarna, o.m. in 1404: "thuys van Emerick gheleghen te Heze" en "Her Jan van Huerne hout die dorpen, goeden ende heerlicheyden van Heze ende`Leende" (R.A. Den Bosch: vgl. Meindersma). In 1440 echter schrijft Philips den Goede, hertog van Brabant over "mijnen goeden ende heerlycheeden der dorpen van Heeze ende Leende".

In 1576 staat in het H. Geestboek (archief Prov. Jezuiten; vgl. Kronyk van Heeze, pag.5): "heylich geestmeesters tot Hees in der prochien van Heeze". Een verschillende schrijfwijze van de plaatsnaam komt echter in dezelfde stukken wel meer voor, zoals in een akte van 1605 (Kasteelarch. Heeze A. no. 68; vgl. Kronyk pag. 5): "des Dorps van Heese" en even verder "den dorpe van Heeze”. En in een opgave van families (R.A. Den Bosch; Geldrop 1, fol. 76 v-772) treffen we een Jenneke Janssen, van Hees, Jenneken Dries Deelen Van Heeze; hierin staat verder nog: Heesensis; Hesensis en Heezenses, allemaal in hetzelfde stuk, uit het begin van de zeventiende eeuw.

Het is in die tijd vrijwel steeds Heese of Heeze en een enkele maal nog Hees. De schrijfwijze Heze troffen we nog maar twee keer aan, o.m. als titel van het "Kerckenboek van Heze bij Leende 1679-1777 (archief Herv. Pastorie Heeze), maar daarin staat dan weer de "Ledemaeten der Gereformeerde Gemeente tot Heeze (1726). In 1678 staat de naam weer tweemaal op verschillende wijzen geschreven in een bericht: "Heere Aelbertus Snoeckaert Heere van Heeze ende Leende etc. ende s’avonds den 5den met de 4 leden van Heese ende leende ende eenige nabueren begraven" (vgl. Kronyk pag. 21)

De vorige heer wordt in 1634 nog "Rene de Renesse, heere van Heez ende Leende" genoemd (Meindersma); in 1651 komt in een stuk omtrent de grenskapellen voor "Leendt et Heeze" (P. Dom. de Jong: Grenskapel, 1951); daarna komt de schrijfwijze Hees weer even naar voren, o.m. in 1679, wanneer Anna van Rantwijk, vrouwe van Hees ende Leende" wordt genoemd, en in een stuk betreffende de verheffing van de heerlijkheid Hees ende Leende (los in G.A. Heeze). Bachiene geeft in zijn Vaderlandse Geografie ook: "Hees, Leende ende zoogenaamde zes gehuchten, die bijzondere dorpen"; Van Oudenhoven daarentegen spreekt in zijn Beschrijving van de Meyerij (1670) van "Heeze, Leende, Zes-Gehuchten", als een van de voornaamste heerlijkheden.

In 1690 is er in hetzelfde stuk over "De heerlyckheyt van Hees, Leende ende Sesgehuchten" weer sprake van "Heeze, Leende ende Gehuchten" (Archief Kasteel C. no. 6, vgl. Meindersma).

In de achttiende eeuw komt men de schrijfwijze Heese nog herhaaldelijk tegen, bv. in 1731: "op een gehugje onder heese“ werd in een schuur Mis gelezen (Schutjes IV) en in 1778: "D. van Dijk, sekretaris van Heese, Straepregt" (R.A. Den Bosch; vgl. Kronyk -27), en een enkele maal zelfs nog in de negentiende eeuw: 1813 pastoor De Zeeuw te Heese (Arch. Bisdom Den Bosch, Heeze Ia).

Alleen op een grenspaal van de heerlijkheid, te vinden in het wandelbos, leeft de naam "Hees" nog voort. Voor het overige is het al meer dan zes eeuwen óók Heeze gebleven, en daartegen is werkelijk heus geen bezwaar.   

 

Ga terug