Heemkronijk jaar:1962, jaargang:1, nummer:2, blz.14
Katje waarvan koomde gij
door: Jan Aerts
De nachtelijke katten-avonturen in het voorjaar, zullen voor een groot deel wel oorzaak zijn van de vele schermutselingen, die onze voorouders met deze poes-lieve dier- tjes hadden.
Een zo’n verhaaltje, handelend in Heeze, vinden wij in de Noord-Brabantse Almanak, dl. II; 1891.
Op een winteravond ging Jan Verhuyzen op weg naar een "spinning", beter bekend als aardappelfooi (erpelfoi), even buiten het dorp. Onderweg ontmoette Jan een zwart katje. De reputatie van dat soort kennende, vroeg hij een beetje benauwd: "Katje waarvan koomde gij?" En prompt antwoordde het beestje: "Van Hees". Onze vriend, blij dat hij er zo van af kwam, zag dat hij verder geraakte. Gelukkig bereikte hij zonder nog iets verdachts gehoord of gezien te hebben, de boerenhofstede. Het ging er die avond lustig toe. Er werd gedanst en gezongen kortom: het was een reuze-feest. Totdat het gebeurde. Plotseling, midden onder de feestvreugde, kwam een zwart katje binnen, dat zong: "Jan Verhuyzen vraagde mij: Poeske, waarvan koomde gij?" Een bom tussen de feestende jongelui geworpen, had niet' meer verwarring en schrik kunnen zaaien, dan dat zingend zwartharige mormel. Als op bevel zetten alle gasten hetop een lopen. Met voorop natuurlijk Jan Verhuyzen. Men verzekert, dat Jan sedert dien geen spinning meer heeft bijgewoond. In de "Dela-kroniek" van april 1959 vinden wij een soortgelijk verhaaltje. Duidelijk is daarin hetzelfde. thema te herkennen. Blijkbaar gebeurde zoiets overal, waar het verteld werd.