Een overlevering en een beschrijving van sterksel

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:7,  blz.158 -159

Een overleving en beschrijving van Sterksel

door: G.v.Asten

Met de Franse Revolutie in de jaren van 1794 waren het de kloosters, die vooral door de Fransen werden onteigend. Sterksel was ook in het bezit van zo'n klooster: de abdij van Averbode, die zou het gekregen hebben van de heer van Heeze, toen diens zoon in het.klooster ging. (in 1172 dus). Dat de paters dit bezit niet gaarne afgaven is wel te begrijpen; een landgoed van ong. 1800 ha. Op de hoeve de Braak woonde boer van Werde. Volgens de overlevering vroegen de monikken aan hem of hij het klooster (maar in Sterksel was toen geen klooster meer) en het landgoed met al de boerderijen op eigen naam wou nemen en het beheer er over te houden tot de tijden weer beter waren, maar van Werde durfde het niet aan. In Leende woonde een zekere Pompen en deze ging dit wel aan. Toen de tijden weer beter waren gaf hij het landgoed echter niet terug en zodoende zeiden de mensen, die hier iets van wisten, al: "onrechtvaardig (verkregen) goed gebenedijt niet", en het zou nooit in het vierde geslacht komen en dit is ook wel uitgekomen, want in 1914 of 1915 werd het verkocht aan een belgische maatschappij.

(Overigens moet hier wel opgemerkt worden, dat de heerlijkheid officieel namens de abdij aan de heer Pompen werd verkocht. Hiervan is de akte bekend.-red.)

De maatschappij moest het in 1925 weer verkopen, omdat ze het niet konden exploiteren.

De huurboeren gingen allen voor de huurtijd van de boerderijen af, door het optreden van de grote baas, behalve die van Kinderen van Hoof. Deze bleven zitten op hun boerderij en deze hebben ze toen kunnen kopen.

 

Eerst een korte beschrijving van het landgoed, zoals het was voordat het werd verkocht. Er stonden in die tijd nog dertien boerderijen, de een al groter dan de ander; de villa, die er nog staat, evenals het kerkje, dat nu dienst doet als pakhuis van de C.A.V. Heeze-Sterksel. Het kerkje deed . vroeger alleen zondags dienst, dan werd er een H. Mis gelezen. Door de week was het gesloten. Sterksel behoorde toen onder de parochie Maarheeze.

Er waren boerderijen bij met veel wei- en bouwland, bijvoorbeeld de Donken en van Bree, die tegenover elkaar woonden; die hadden een koeherder, deze kon van mei tot allerheiligen alle dagen met een 20 tal stuks vee van 's morgens 7 uur met deze beesten gaan vertrekken om 's avonds weder te komen. Dit was allemaal jong vee, al waren er ook wel drachtige bij. Deze jongen moest zondags nog wel eens op een draf naar Heeze om de hoogmis te kunnen bijwonen, als de boer hem wat te laat kwam aflossen en dan stond hij ooit anderhalf uur van Heeze af.

Er lag toen nog wildernis genoeg, gras en dophei en ook nog broekgrond.  De boekweit ging men toen nog gemeenschappelijk dorsen, en wel met de vlegel (in die tijd waren er nog geen dorsmachines). Ze gingen dan van de ene boer naar de andere om te dorsen. De boekweit werd van het veld af mee gedorst.

De heer won zelf ook boekweit, maar de boeren wonnen er veel neer. Er was een boer bij, die altijd om de 900 vat boekweit had. Dat was in die tijd veel. De heer mocht dit dan ook niet weten.

Als er een boer van Sterksel aftrok mocht hij zijn eigen inventaris, huisraad, vee en landbouwwerktuigen, mee nemen, maar hooi, stro, mutserd, strooisel voor in de stallen, los hout, turf en mest in de stallen moest hij allemaal achter laten. De boer, die er dan op kwam kon dit weer overnemen. (Of daar ooit iets van in de pachtovereenkomst heeft gestaan, weet ik niet)

Ga terug