Heemkronijk jaar:1965, jaargang:4, nummer:5, blz.1 -3
LEENDE EN HEEZE
door: J.A. ten Cate
Volgens Caesar maakten de honderdschappen, die de Germaanse legers vormden, jaarlijks plaats voor nieuwe om op hun beurt voor de voedselvoorziening zorg te dragen. 1) Tacitus deelde daarentegen mede, dat de vrije Germanen de voedselvoorziening ten hoogste bevorderden door de jacht en de landbouw aan horigen, vrouwen en grijsaards overlieten., 2) Het komt me derhalve voor, dat de Germanen oorspronkelijk jagers waren, die Keltische landbouwers onderwierpen, en dat hun zorg voor de voedselvoorziening zich aanvankelijk beperkte tot een toezicht op de oogstafdrachten door de onderworpen horigen, bij wier dorpen of gehuchten de toezichthouders villa's of hoven lieten bouwen. Door gebrek aan onderwerpingsmogelijkheden werden sommige Germanen echter gedwongen ook zelf de hand aan de ploeg of de hak te slaan, waarbij ze zich in vici of buurdorpen vestigden of in kleinere hofgroepen of gehuchten.
In het Fries wordt een gehucht aangeduid met het woord hamrik, waarvan de etymologische of woordstamkundige vertaling de Heezese heemkundigen niet onwelgevallig zal zijn. Deze vertaling luidt namelijk heemrijk, waarvan de woordstammen niet alleen teruggevonden worden in de Duitse plaatsnaam Emmerich, maar ook in de naam, die van de Heezese dorpskern op het kasteel werd overgedragen.
De door de kasteelbewoners beheerde heerlijkheid bestaat niet alleen uit een hofdorp en een buurdorp, maar ook uit gehuchten, die echter, omdat ze tot de parochie Geldrop behoren, waarschijnlijk pas ontstaan zijn, nadat het patronaatschap over hof- en buurdorp in 1285 aan het klooster Keizersbos was toegekend. 3) Heeze was namelijk waarschijnlijk een hofdorp, dat in 1334 met het belendende buurdorp Leende als allodiaal of vrij eigen goed aan de hertog van Brabant werd opgedragen om het in leen terug te ontvangen. 4)
Uit deze opdrachtsakte blijkt tevens, dat Leende reeds Leende heette, eer het leen werd, zodat zijn naam vermoedelijk meer met belenden te maken heeft dan met lenen. Belenden is afgeleid van Land, waarbij een gewoonlijk als Umlaut aangeduide e-verklinkering plaats vond, die in de naam Leende gerekt werd en in de streektaal door een i-verklinkering werd gevolgd. Bij hamrik, Emmerich, heemrijk, Eimerik vond een dergelijke klinkerverandering plaats, al oefende de l tenslotte een andere invloed uit dan de h.
De heerlijkheid, die in voormelde opdrachtsakte Heeze en Leende werd genoemd, werd in de uitslag van de Brabantse volwassentellíng van 1374 aangeduid als Leende en Heeze. 7)
Toch werden er tijdens de tussen 1480 en 1526 gehouden Brabantse haardentellingen meer huizen te Heeze geteld dan te Leende. 8) Wel droegen de bewoners van Leende meer dan die van Heeze bij aan de koningsbede, die na de Staatse verovering van de Meierij ondanks de invoering van de verponding bleef geheven en ook meer aan de accijns op het gedistilleerd. 9) Vermoedelijk moet dit verklaard worden door de omstandigheid, dat de bewoners van Heeze meest van horige hofboeren afstamden, terwijl die van Leende handeldrijvende vrije boeren waren. 10)
Dat de Leendese teuten naast de handel het boerenbedrijf uitoefenden, wordt waarschijnlijk gemaakt door een in 1815 voor de gouverneur van Noord-Brabant opgestelde statistiek, volgens welke alle woonhuizen in de gemeente Leende boerderijen waren en wel 8 grote boerderijen, 65 kleine boerderijen en 200 keuterboerderijen. 11) Ook de zestien timmerlieden, de vier smeden, de enige koperslager, de vijf metselaars, de drie bakkers, de vijf kleermakers en de vier schoenmakers, die toen in die gemeente werden geteld, moeten dus het boerenbedrijf of genoemde ambachten als nevenbedrijf hebben uitgeoefend.
Hierbij wordt opgemerkt, dat er toen te Heeze geen schoenmakers woonden, zodat de inwoners daar vermoedelijk minder schoenen droegen dan die te Leende. 12) Niettemin waren op 31 december 1909, toen Leende 1313 inwoners had, 507 of ruim 70% van de 720 inwoners tellende beroepsbevolking in de landbouw werkzaam en in 1930 nog 66,42%, terwijl toen nog maar 19,15% van de Leendese beroepsbevolking in de nijverheid werkzaam was. 13) Het ziet er evenwel naar uit, dat Leende evenzeer geconurbeerd of verstedelijkt zal worden als Heeze. 14) Dat het desondanks voor de heemkundigen van belang is de 19de-eeuwse grondeigendomssoortenverdeling van Leende met die van Heeze en van geheel Noord-Brabant te vergelijken, hoop ik in een volgend artikel aan te tonen.
BRONNEN:
1) Caesar, De bello, Gallico, IV,1 en VI, 22.
2) Tacitus, Germania, XV en XXV.
3) W. Meindersma, De heerlijkheid van Heeze, Leende en Zesgehuchten (Zaltbommel, 1911), blz. 11.
4) W.Meindersma, 1.c., blz. 12.
5) J.Cuvelier, Les dénombrements de foyers en Brabant (Brussel, 1912), blz. 15.
6) idem, blz. 478 en 479.
7) J.C.Santvoort, Manuaal of Woordenboek, alleen betrekkelijk tot alle de Rekeningen van de steeden, vryheden en dorpen in de vier quartieren van de Meyerye van 's-Hertogenbossche ('s-Hertogenbosch, 1741), blz. 122-125 en 158-160.
8) Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden, Il (Amsterdam, 1740), blz. 114.
9) Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Hultman, lnv.nr.2.
10) Heemkronyk, IV (1965), blz. 49.
11) Uitkomsten der beroepstelling in het Koninkrijk der Nederlanden, gehouden op den 31sten December 1909 ('s-Gravenhage, 1912) en Beredeneerde indeeling van Nederland in economisch-geografische eenheden ('s-Gravenhage, 1941).
12) Zie kaart in Noord-Brabant, Welvaartbalans, Ontwikkelíngsplan 1965 (‘s-Hertogenbosch, 1965).