Heemkronijk jaar:1965, jaargang:4, nummer:5, blz.3 -4
WATERRADMOLENS IN HEEZE
door: C.J.A. van Helvoort
In de vele stukken, die ik onder ogen heb gehad bij mijn onderzoek naar de waterradmolens in Nederland, heb ik nooit enige aanduiding gevonden, dat er in Heeze zulk een molen zou hebben bestaan. Nu de heer van Asten in onze Heemkroniek van juli- augustus 1965 er een of misschien wel twee noemt, is het nodig deze kwestie wat nader te bekijken. In het "'Leenboek" van René van Renesse vindt hij vermeld, dat joncker Godert van Lanckvelt houder is van ee smael leengoet tot Heze onder Creyl bij den Gruyters Hoirick, welk leen gemeenlijk de Hoefkens wordt genoemd met den ouden molendijck ende hoffstadt van den watermolen eertijds tot Strabrecht gestaan hebbende. Na de dood van jonker van Lanckvelt heeft vrouwe Maria van Lanckvelt dit leen verheven 10 jan. 1658.
Er is hier dus sprake van een waterradmolen op Strabrecht, die er eertijds, dus vóór 1658 moet hebben gestaan.
Krachtens een ordonnantie van keizer Karel V van 10 april 1545 werd er een commissie ingesteld om de vele klachten te onderzoeken wegens wateroverlast door het stuwen der molens op de rivieren en beken. Na plaatselijk onderzoek is er van die commissie een lijvig en zeer gedetailleerd rapport verschenen, waarin 32 waterradmolens in de Bossche Meierij zijn omschreven, die we tot in onze tijd nog kunnen terugvinden. Een landkaartje van de Meierij door Frederik de Wit te Amsterdam omstreeks 1650 uitgegeven, het oudst bekende kaartje van deze streek, geeft vrijwel dezelfde waterradmolens aan, terwijl een later verschenen kaartje van Hanewinkel, getekend in 1803 hiermee aardig overeenstemt wat de molens betreft. Men kan dit overzicht onzer waterradmolens nog aanvullen met de resultaten van een onderzoek door Mr. Casper van Breugel ontvanger der gemene middelen te ‘s Bosch in 1790 ingesteld en nergens vindt men een waterradmolen onder Heeze. Dit zou dan ook wel kloppen want de bovenaangehaalde molen van Lanckvelt bestond "eertijds" dus vóór 1658 al en dit kan dan ook vóór 1545 zijn geweest. Een ander stuk door de heer van Asten aangehaald gooit hier weer roet in het eten. Een extract uit het register der collaterale successien der vrije heerlijkheid-Heeze-Leende van 1 april 1767 geeft aan een perseel groese, de groote Scherfdonk, gelegen als voren, waarop een watermolen staat met de ene zijde aan de rivier, met de andere zijde aan de erven van wed. Mathys Adriaen Deelen. En nu de vragen!
Zou de watermolen op Strabrecht vóór 1545 zijn afgebroken, zijn opgebouwd zo dat hij in 1767 weer bestond maar in 1790 wederom was verdwenen. Erg aannemelijk lijkt mij deze verklaring níet. Liever zou ik veronderstellen, dat het hier kleine partikuliere molentjes betrof alleen voor eigen gebruik, zoals er zeker in onze streek meerderen hebben bestaan, mogelijk ook een rosmolentje, bij hoog water door het rad gedreven en anders door een paard.